Wat is de hemel?
(1935)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendK. Schilder, Wat is de hemel? J. H. Kok, Kampen 1935
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen, signatuur: 69 H 4
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Wat is de hemel? van K. Schilder uit 1935.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, IV en 340) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
WAT IS DE HEMEL?
[pagina III]
Dr K. SCHILDER
WAT IS DE HEMEL?
UITGAVE VAN J.H. KOK N.V. KAMPEN, 1935
[pagina 341]
Inhoud
HOOFDSTUK I. OVER DE ZWARIGHEID VAN ONS ONDERWERP | 1 | |
§ 1. | Dante's verlegenheidsgevoel: de hemel ‘zwaarder’ thema dan de hel? | 1 |
Dante's invocatie van Apollo, 2 | ||
§ 2. | Wat ligt achter Dante's verlegenheidsgevoel? | 2 |
Wat is de grond voor deze invocatie?, 3 | ||
§ 3. | Roomsche, middeleeuwsche grondgedachten | 3 |
De lijn Albertus - Thomas - Dante, 4 - Neoplatonistische invloeden, 5 - Emanatie-gedachten: al-eenheid, 6 - ‘Scheppende’ intelligenties, 7 - De droom van den mystieken kennis-weg, 8 - Meditatie boven daad: opstijging in al-eenheid, 9 | ||
§ 4. | Bijbelsche gedachten tegenover de middeleeuwsche | 9 |
Op alle punten spreekt de Bijbel anders, 10 - Alles is in den Bijbel even ‘moeilijk’, 11 - Geen nirwana-beleving der al-eenheid, 12 - Het tegendeel van het neo-platonistisch ideaal, 13 | ||
§ 5. | Conclusie | 14 |
‘Teveel’ licht?, 14 - Zien, en niet zien; hooren, en niet hooren, 15 - De ‘buitenste’ duisternis ons óók ‘te veel’, 16 - De openbaring omtrent licht of donker is zelf licht, 17 - Gelijke toonshoogte in elken epiloog, en - elken proloog, 18 | ||
HOOFDSTUK II. OVER DE GEMAKKELIJKHEID VAN ONS ONDERWERP | 18 |
[pagina 342]
§ 1. | De gemakkelijkheid, de mogelijkheid der behandeling betwist | 18 |
De oude beteekenis van ‘eschatologie’, 19 - Het laatste, of - het andere-uiterste?, 20 - De theorie der raak-lijn, 21 | ||
§ 2. | Hegel's prikkelende lofzang op de geschiedenis | 22 |
Hegel en de ‘absolute idee’, 22 - Geen grenslijn tusschen God, mensch en geschiedenis, 23 - Geen verbindingslijn Adam-Christus in de geschiedenis, 24 | ||
§ 3. | Het verzet van Kierkegaard | 25 |
Kierkegaard contra Hegel: God contra geschiedenis, 25 - Èn-èn, òf-òf; conjuctie-disjunctie, 26 - ‘Profane’ contra ‘heilige’ geschiedenis, 27 - Adam in de ‘profane’, Christus in de ‘heilige’ geschiedenis, 28 - Hegel en Kierkegaard tenslotte beide tegen ons, 29 | ||
§ 4. | Het verzet van Kierkegaard's discipelen | 29 |
Barth: geschiedenis en ‘boven-geschiedenis’, 30 - Alle geschiedenis gedisponeerd door ‘zonde’, 31 - Brunner: de zondeval een mythe. Consequenties, 32 | ||
§ 5. | Compromissen: Althaus, Tillich | 33 |
Althaus tusschen Luther en Barth, 33 - Dialectische, maar ook positieve verhouding eeuwigheid-tijd, 34 - Polaire spanning van monisme-dualisme, 35 - ‘Laatste’ en ‘eerste’ dingen niet in eind- of beginperiode, 36 - De geschiedenis zonder historisch einddoel, 37 - Het ‘wonder’ in de openbaring: doorbraak of in-braak?, 38 - De eindkatastrofe, een àl-verwoesting?, 39 - Althaus' theorie der grondbetrekkingen. - Tillich, 40 - Genade wel tegenwoordigheid, maar geen object, 41 - De eeuwigheid, niet door-, doch inbrekend, 42 - De ‘profetische geest’ kritischbouwend; ‘geloovig realisme’, 43 - Elke ‘Entscheidung’ is ‘zweideutig’, 44 - Niet het satanische, slechts het daemonische konkreet, 45 - Het satanische, negatief principe in het daemonische, 46 - De Bijbel tegen de dialectiek van goddelijk en daemonisch, 47 - Oude en nieuwe mensch - geen ‘polen’, 48 - De overmacht van ‘het goddelijke’ absolute macht?, 49 - Tillich over Christus als ‘midden der geschiedenis’, 50 - De ‘kategorie’ van het midden en haar ‘methode’, 51 - Het einde |
[pagina 343]
der geschiedenis ‘transcendent’?, 52 - Protologie en eschatologie transcendent, 53 - De eindkatastrofe - een mythologisch begrip?, 54 - Eschaton, gericht - karakter der geschiedenis?, 55 - Religieus humanisme - tegen Barth èn Calvijn, 56 - Verwantschap aan Lessing, 57 - Gustav Aulén: ‘voortgaande schepping’, 58 | ||
§ 6. | Eigen standpunt en conclusie | 59 |
Onze afwijzing van Hegel, 59 - Geen antithese God - natuur, 60 - Prediker 5:1 wettigt geen dialectiek, 61 - De ‘achttienhonderd jaar’, 62 - God in de geschiedenis; praesentia salutis, 63 - De ‘katastrofe’, - perspectief óók in 't begin, 64 - Vegetatie en sexualiteit altijd ‘voorloopig’, 65 - Het ‘punt des tijds’ steeds termineerend, 66 - De ‘katastrofe’-idee geen correlaat der ‘zonde’, 67 - Geen heilsgeschiedenis ‘apart’, 68 - Het ‘oneindig qualitatief verschil’ eerbiedigen!, 69 - Gods immanentie slechts breekt ‘rede-immanentie’, 70 | ||
HOOFDSTUK III. BEGRENZING EN BELANG VAN ONS ONDERWERP | 70 | |
§ 1. | Begrenzing | 70 |
Geen hemel-geschiedenis ‘apart’, 71 - Geen hemel-compartiment(en) ‘apart’, 72 - Het eigenlijke thema: de hemel-in-rust, 73 | ||
§ 2. | Belang van het onderwerp, volgens nieuwere meeningen | 74 |
Axiologie-teleologie, - compromis-mogelijkheid?, 74 - Althaus, Windelband: eeuwig = vast, 75 - ‘Het’ eeuwige als norm, en doel, 76 | ||
§ 3. | Critiek op deze meeningen | 77 |
Bezwaren. - ‘Het’ niet meten aan ‘het’, 77 - Schepsel niet met schepsel, doch met de wet te meten, 78 - ‘Windelband - Rickert over ‘natuur’ en ‘geschiedenis’, 79 - Overgang tot ‘geldings-filosofie’, 80 - De axiologie breekt op den ‘jôm Jahwe’, 81 - Geen subjectivistische, doch gehoorzame waardebepaling, 82 | ||
§ 4. | Conclusie | 83 |
Geen ‘het’, doch ‘Hij’ qualificeert de ‘waarden’, 83 - Geen |
[pagina 344]
formalistisch polariteitsprincipe van geduld en ongeduld, 84 Geen ‘spanning’, tenzij dan zulke, die zich opheft, 85 - Geen spanning, tenzij dan die van den hemel zelf, 86 - De ‘wedergeboorte aller dingen’ niet polair, vanwege de mijne, 87 - Kennis van den hemel: kennis van God en mensch, 88 - Kennis van den hemel: kennis van ‘de’ creatuur, 89 | ||
HOOFDSTUK IV. TOESTAND OF PLAATS | 89 | |
§ 1. | De reden voor het vooropstellen van deze vraag | 89 |
Gang van het betoog, 90 - Voorstellingsbeeld en waarheidsverkondiging, 91 | ||
§ 2. | De opvatting van den hemel als ‘toestand’ | 91 |
De hemel als ‘in-ordening in de al-harmonie’, 92 | ||
§ 3. | De bijbelsche gedachte: de hemel plaatselijk | 93 |
Johannes' apocalypse contra Eliot's lyriek, 93 - Openbaring geen ‘leer-van-betrekkingen’, 94 - Profetisch perspectief in ‘hier’ en ‘ginds’, 95 - ‘Tekst’bewijs slechts in verband met ‘Schrift’bewijs, 96 - ‘Boven-hemelsche’ plaatsen, 97 - Lichamelijkheid en ruimtelijkheid, 98-‘Niet met handen gemaakt’, 99 | ||
§ 4. | De onaanwijsbaarheid der plaats | 99 |
Invloeden van een verouderd wereldbeeld, 100 - Exegetische moeiten: ‘de hemel der hemelen’, 101 - Zelfstandigheid van 't bijbelsch spraakgebruik, 102 - Paulus over ‘den derden hemel’, 103 - Geen gnostisch-manicheesche, doch bijbelsche betoogtrant, 104 - Thomas over het empyreum, 105 - Het empyreum geen dogmatische leerformule, 106 - De bijbel geeft geen ‘wereldbeeld’, 107 - De bijbel verwerpt elk ‘statisch’ wereldbeeld, 108 - Geen kringen-schemata, 109 - Sterren-, sferenspeculaties, 110 | ||
§ 5. | De ‘plaats’bepaling niet te scheiden van de ‘tijd’-bepaling; ruimte en tijd | 110 |
Geen grens-fixatie, 111 - Topografie niet los van ‘biografie’, 112 - ‘Niet met handen beweegbaar’, 113 |
[pagina 345]
HOOFDSTUK V. DE GESCHIEDENIS VAN DEN HEMEL | 113 | |
§ 1. | Aanvang van den hemel | 113 |
Geen opperste ‘deus ex machina’, 114 - Het eerste bijbelwoord en de ‘protologie’, 115 - Het eerste bijbelwoord en de anthropomorfismen, 116 - Het diastase-begrip, 117 | ||
§ 2. | De constitueering van den hemel | 117 |
Onderscheiden, niet gescheiden, 118 - ‘Bará'’ en 'Asáh’, 119 - Diastase en openbaring, 120 - Disjunctie en conjunctie, 121 | ||
§ 3. | De constitutieve factoren in de geschiedenis van den hemel: evolutie- en ‘schok’-gedachte | 122 |
Rapport in diastase: engelen, 122 - Evolutie en haar begrenzing: ‘de schok’, 123 - Geen autarkie in evolutie, 124 - Levende ziel, levendmakende geest, 125 - Het wenkende futurum exactum der ‘levendmaking’, 126 - De ‘chedasjáh’ en de ‘schok’, 127 - Eschatologisch zaad-zaaien in Genesis I, 128 - ‘Trekken’, ‘sleepen’, 129 - ‘Naar den geest’, ‘naar het vleesch geboren’, 130 - Naar de belofte, naar berekening geboren, 131 - Parallellen in het ‘werkverbond’, 132-Hemel-paraenese: wandelen ‘naar den geest’, 133 | ||
§ 4. | De accentuatie van de evolutie- en de ‘schok’-gedachte voor het menschelijk bewustzijn | 134 |
God, op velerlei tijd en wijze tot Adam sprekende, 134 - Woord- en werk-openbaring, 135 - Openbaring door engelen-dienst, 136 - De prikkelende ‘masjaal’, 137 - De mensch, korten tijd vernederd onder den engel, 138 - Staan en zitten, 139 - Het wenkend beeld der constantie, 140 - Prae-valeeren en ante-valeeren, 141 - Troonsymboliek in de Openbaring van Johannes, 142 - Leeuw, kalf, arend, mensch - ouderlingen- Lam, 143 | ||
§ 5. | De voleinding van de geschiedenis van den Hemel | 144 |
Interventie van genade, 144 - Christus - de rust der hemelgeschiedenis, 145 - Pneumatisch lichaam in historisch zelfvertoon, 146 - Christus prae-valeerend, en ante-valeerend, 147 - Christus, diastase makend, 148 - Het einde van de evolutie, 149 |
[pagina 346]
HOOFDSTUK VI. GODS WOONPLAATS BIJ DE MENSCHEN | 150 | |
§ 1. | Uitgangspunt voor dit hoofdstuk | 150 |
Het uitgangspunt niet negatief, 150 - ‘Gods tabernakel bij de menschen’, 151 - Ezechiël over ‘heiligdom’ en ‘woning’, 152 - Tempel-van-prohibitie wordt tent-van-overwelving, 153 - Huiswerk is tempeldienst, 154 - De hiërarchische ladder omgestooten, 155 - ‘Pénétration pacifique’, 156 | ||
§ 2. | God ‘zien’ | 156 |
‘Visio dei per essentiam’, 157 - Dante ‘ziet’ de triniteit, de twee-naturen-eenheid, 158 - Gods ‘perfectum praesens’ is thans nog onmededeelbaar, 159 - Openbaring permanent, 160 - Kennen, gelijk ook wij gekend zijn, 161 - Zien zonder tusschenschakel, 162 - Anoniem-panoniem, 163 - De rei uit Lucifer: Otto, 164 - Het numineuze, voel-, maar niet zeg-baar, 165 - Het ‘leege niets’, het ‘volkomene niets’, 166 - ‘Englekennis’ geen ‘ontheiliging en schennis’, 167 | ||
§ 3. | Elkander ‘zien’ | 168 |
Het strijdpunt in Corinthe: kennisweg of -inhoud?, 168 - De charismata en hun belangstellings-sfeer, 169 - ‘Weerzien’ of ‘zien’; ‘herkennen’ of ‘kennen’, 170 - De charismata ‘houden op’, 171 - De gnosis-acte en ‘'t gekende’, 172, - ‘Een kijk op, in, iets hebben’, 173 - ‘Nieuwe’ kennis-wegen, 174 - Televisie, telepathie, 175 - Reciprociteit, 176 | ||
§ 4. | ‘Godgeleerdheid des gezichts’? | 176 |
Theologia unionis, visionis, stadii, 177 - Het ‘zien’ bij Mozes, 178 - Mozes viator; lichamelijkheid in 't ‘vaderland’, 179 - ‘Mensch-geleerdheid’ of ‘aardrijkskunde’ ‘des gezichts’?, 180 - Drieërlei kennis-weg?, 181 - Resten der scholastiek. ‘Bewijsplaatsen’, 182 - Unie en unctie op één lijn geplaatst, 183 - Quantitatief, maar geen genetisch verschil beweerd, 184-Moeilijkheden in de christologie, 185 - Het ‘toonen’ aan Christus, 186 - Paulus' ‘verrukking’, het ‘zien’ der engelen, 187 - Het schema en zijn achtergrond, 188 - Afweer van de ‘Schau’-gedachte, 189 - Conclusie, 190 | ||
§ 5. | Onze woonplaats zien | 190 |
‘Voorbijgaan’, - naar materie of naar ‘accidentia’, 191 - |
[pagina 347]
De meening van Gomarus, 192 - ‘Voorbijgang’, vernieuwing, verandering van gedaante, 193 - Geen geografie der nieuwe aarde, 194 - Geen eschatologisch wereldbeeld, 195 | ||
HOOFDSTUK VII. HET GROOTE AVONDMAAL | 196 | |
§ 1. | Uitgangspunt voor dit hoofdstuk | 196 |
Het gevaar van het thema: ‘zien’, 196 - De ondeelbare akte van ‘zien’, ‘hooren’, ‘genieten’, 197 - Hartstocht tegen ‘interesse-looze’ reflexie, 198 - ‘De subjectiviteit de waarheid’, 199 - Objectiveeren heet sataniseeren, 200 - De betrouwbaarheid der openbaring in geding, 201 - Niettemin elementen van waarheid, 202 | ||
§ 2. | Het raadsel van het avondmaal der bruiloft | 203 |
Het christologisch element, 203 - Het christologisch element en het eerste gebod, 204 - Bruidegom of bruidegoms-vriend?, 205 - Hemel-zangen over het ‘Lam’ zijn niet interesse-loos, 206 | ||
§ 3. | Grondgedachten voor de oplossing van het raadsel | 207 |
De hermeneutiek der beeldspraak, 207 - Gasten en gastheer in de eschatologische maaltijden, 208 - Analogie met het sacramenteele maal, 209 - Bruidegom, bruidegomsvriend, bruid zelf, 210 - Publiekrechtelijke bruiloft, geen maal der ‘chaburah’, 211 | ||
§ 4. | Het groote avondmaal en het ‘midden der geschiedenis’ | 212 |
Geen ‘sublimeering’ van een ‘Christus-idee’, 212 - De eere Gods uit de geschiedenis, 213 - Christus en de bepaling van den zin der geschiedenis, 214 - Lethe-motieven, 215 - Lethe, Eunoë, Eudokia, 216 | ||
§ 5. | Het groote avondmaal en de vervulde tafelgemeenschap | 216 |
Liefdemaal en avondmaal beide vervuld, 217 - Geen ‘bloemen, in den knop gebroken’, 218 - Geen Woord- en sacramentsdienst meer, 219 - Ideogram, mythe, symbool, chiffre - en het Woord, 220 - Altaar en kansel vergaan, de tafel blijft, 221 |
[pagina 348]
§ 6. | Het groote avondmaal en ‘de pluriformiteit’ der kerk | 222 |
Eenheid en verscheidenheid, 222 - Het avondmaal kent den ‘individu’ niet, 223 - Het eert God in zijn bizondere creaties: 144000, 224 - Het nieuwe, onleesbare, maar toch verstaanbare lied, 225 - Onderscheidende inscripties, 226 - ‘Ens concretissimum universalissimum’, 227 | ||
§ 7. | Het groote avondmaal en de ‘nieuwe wijn’ | 227 |
De nieuwe wijn, 228 - Het ‘nieuwe’ van dien ‘wijn’, 229 - Rudolf Otto over de ‘chaburah’, 230 - Otto over Christus, Sjammai en Hillel, 231 - Het wijn-woord zonder betrekking op bloed of verbond?, 232 - De Schrift over Christus, Sjammai en Hillel, 233 - De nieuwe en de oude wijn, 234 - On-bloedig, boven-bloedig, 235 - De wijn der wereld-zonder-diastasen, 236 | ||
§ 8. | Het groote avondmaal en het verbond | 237 |
Verbond - grondwettig woord voor ‘alle vleesch’, 237 - Communicanten excommunicanten?, 238 - Rook- en wierookproblemen - romp-parlement? fragment?, 239 - Asylen van en voor het humanistisch denken, 240 - Denkasylen, die niet bevredigen, 241 - ‘Sicut erat in principio et in saecula saeculorum, amen’, 242 - Geen psychologisch, doch theologisch vraagpunt, 243 - Het slot van Rom. IX-XI wordt niet als epiloog verloochend, 244 - ‘Wie den wil Gods doet, die is’ ook ònze ‘moeder, broeder....’, 245 - Gods decreet slechts trekt gemeenschapscirkels, 246 | ||
§ 9. | Het groote avondmaal en het ‘werkverbond’ | 246 |
‘Stad’ en ‘hof’ - breede straat en lange rivier, 247 - Rivierarmen - voldragen levensgeboomte, 248-‘Werkverbond’, - postume benaming, 249 - ‘Hof’ en ‘stad’, in eerste ontwikkeling gestuit, 250 - ‘Hof’ en stad’ in den tweeden Adam-‘werker’ hergeven, 251 - ‘Naar het gemaakt bestek’ gerezen en herrezen, 252 | ||
§ 10. | Het groote avondmaal en het ‘genadeverbond’ | 252 |
Een eerst verborgen mysterie na den val onthuld, 253 - De boom van Adam is de ‘vóór-gekende’, 254 - Het uiterste van den levensboom èn van den Adamsboom, 255 - Automatische |
[pagina 349]
plaatstoewijzing in de hemelhiërarchie, 256 - ‘Rivier’ en ‘zee’ en beider universeele dienst, 257 | ||
§ 11. | Het groote avondmaal en het ‘natuurverbond’ | 257 |
Verbondsgarantie voor ‘natuur’ of tot ‘historie’?, 258 - Normale afwisseling, 259 - De afwisseling, - verstorend, genormaliseerd, overwonnen, 260 - De ‘oorlog’ noch verwekker, noch òpwekker meer, 261 | ||
§ 12. | Het groote avondmaal en het ‘vredesverbond’ | 262 |
Monopleurische beschikking en toe-schikking, 262 - ‘Pactum salutis’, gróndwettig voor de schépping, 263 - De doxologie van elk dipleurisch lied is monopleurisch, 264 - God in God verblijd - grond en garantie aller blijdschap, 265 - Apodosis, en 't eeuwig amen, 266 - Diathèkè, sunthèkè, 267 - ‘Trekking’ van Góds sabbath, eerst correctief, dan directief, 268 | ||
HOOFDSTUK VIII. VERVULDE SABBATHSVREDE | 269 | |
§ 1. | De sabbath als eschatologisch garantie-teeken vervuld | 269 |
De sabbath - eschatologisch, 269 - Teeken en zegel, 270 - Het teeken, vervuld, vervalt, 271 - Grond der garantie, 272 | ||
§ 2. | De ‘katapause’ door den ‘sabbath’ overwonnen | 273 |
Van den Jozua-der-katapause tót den Jozua-van-sabbath, 273 - De rust, van twee zijden gezien, 274 - De tegenstelling geen antithese, 275 - De ‘sabbatismos’ doordringt de ‘kata-pausis’, 276 - Anapauzen vervuld, pauzen gevuld, 277 - De klokken zwijgen, 278 - Dante over maan, Mercurius, Venus, 279 - Attentie voor zichzelf is geen intentie van de zonde, 280 - Attentie voor de zonde is nimmer laatste intentie der genade, 281 - Hemel-katapauze, geen re-actie op ‘tóen’, doch acte van ‘nu’, 282 | ||
§ 3. | De sabbath als garantieteeken voor den cultuurhistorischen vrede vervuld | 282 |
Na den val nog mógen - van den beginne móeten, 283 - Het motief der ingedragen ‘eer en heerlijkheid’, 284 - Uitgangspunt gemeene-gratie-theoremen, 285 - Met alles terug |
[pagina 350]
tot ‘in den beginne’, 286 - Werk-materiaal nooit te abstraheeren van werk-mandaat, 287 - Cultuur - ‘werk’(oer)verbondsmandaat, 288 - Gods ‘lankmoedigheid’ de speciale grond niet, 289 - Niet Noach, doch protevangelie ‘geschiedkundig uitgangspunt’, 290 - Dr A. Kuyper en Dr S. Greijdanus over Openb. 21:24, 26, 291 - ‘Kiem’-gelijkenissen, 292 - Dr A. Kuyper en Dr F.W. Grosheide over de ‘kiem’, 293 - ‘In-dragen’, - hier en nu, 294 - ‘(In)dragen’, - werk der geschiedenis, 295 - Een object van metamorfose geen subject van ‘indragen’, 296 - ‘In-dragen’ - en het katastrofale ‘punt des tijds’, 297 - Parallelie tusschen eind en begin, 298 - De aanvangs-erupties ‘dragen’ zelf wat ‘in’, 299 - Erupties juist zonder ons ‘indragen’ ‘winst’, 300 - ‘Als een dief in den nacht’, - vaste ‘ochtend’boodschap, 301 - ‘Overschaduwing’, - een onweerstaanbaar geweld, 302 - Ver-gaan, geen thema van een marche funèbre, 303 - Laudatores temporis acti, 304 - De geschiedenis en het ‘spelen’ van den Logos, 305 - Cultuurhistórisch vredesteeken, 306 | ||
§ 4. | De sabbath als garantieteeken voor den kosmischen vrede vervuld | 307 |
De cultuurkamp, geen lof der zotheid, 307 - Cultuurgeschiedenis is aardegeschiedenis, 308 - Rad en raderwerk, 309 - Pan-kosmische perspectieven, 310 - Tweeërlei motiveering van het sabbathsgebod, 311 - Ook de kosmische vrede forensisch, 312 - Forensische rechtshandel zonder ‘aanknoopingspunt’, 313 - Christus kosmisch ‘kephalaion’, 314 - Christus' soteriologische beteekenis is kosmologisch, 315 - Theologisch belang der kwestie, 316 - De gansche creatuur ‘verzoend’, 317 - Geen kosmische waarden als ‘aanknoopingspunt’, 318 - Dante kent de forensische bepaaldheid niet, 319-Universeele harmonie, 320 - De kubus-vorm, 321 - ‘Eere zij God in de hoogste hemelen en op aarde vrede’, 322. | ||
Tekstregister | 323 | |
Naamregister | 327 | |
Zaakregister | 329 |