De waarheid luistert nauw (uitgegeven op naam van K.C. van Spronsen)
(1944)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendNieuwe bijdrage tot de kennis der jongste kerkelijke procedure
(Brief nr. 3.)De Generale Synode van Sneek, 6 October 1942 te Utrecht bijeen, nam het volgende besluit in zake het schrijven van U en ook van Prof. Dr. S. Greijdanus, in haar zitting van 1 Sept. j.l. bij haar ingekomen; van welk besluit U hierbij afschrift ontvangt. | |
[pagina 17]
| |
eischt van beide hoogleeraren de categorische verklaring - en dit schriftelijk vóór 15 November a.s. - dat zij zich de facto conformeeren aan de besluiten, door de Synode genomen, en aan de uitvoering daarvan op loyale wijze hun medewerking zullen verleenen; Tot zoover brief nr. 3.
Deze brief, gedateerd 7 October 1942, en onderteekend door het voltallige moderamen, is een merkwaardig document. Volgende bizonderheden vallen bij gemoedelijke beschouwing op:
a. In alinea 1 wordt ten scherpste afgekeurd; maar niemand weet tot op den huidigen dag wát wordt afgekeurd.
b. Er wordt gerept van ‘onbewezen’ beschuldigingen in brief 1. Maar in dien brief werd aangekondigd, dat later wel aan de orde zou komen, wat hier slechts even gememoreerd werd.
c. Afgedacht van de eerste alinea ontvingen Prof. Dr. S. Greijdanus en ik precies denzelfden brief. Maar tusschen ons beiden was dit verschil, dat Prof. Greijdanus zich niet, ik daarentegen wél me met bezwaren tot den kerkeraad van Kampen had gericht. Hier ziet men aanstonds reeds de ellende van het systeem, dat gevolgd wordt. Zoowel wie zich niet, als wie zich wél met bezwaren naar een andere instantie wendt, wordt onder synodale behandeling gesteld. De synode wil eenvoudig niet, dat iemand zich tegen haar besluiten kant, of tegen haar in appél gaat.
d. Dit laatste wordt herhaaldelijk ontkend. Men stelt het dilemma op: naar de volgende synode met uw bezwaren gaan, en tot zoolang u conformeeren, óf een bezwaar al dadelijk elders indienen maar dán ook buiten den kerkelijken weg u bevinden, en het scheurmakersbrandmerk dragen. Maar wilt U bezwaren inbrengen, o, ga gerust uw gang; de Gereformeerde Kerken kennen het instituut der ‘bezwaarden’, en zijn er heusch niet onvriendelijk tegen. Appél blijft ten allen tijde geoorloofd. Zoo luidt het kort recept der kerkelijke solutiën tegen de kwaal van hen, die een zittende synode durven critiseeren - in den kerkelijken weg, d.w.z. te beginnen bij de kerkeraden. We hebben reeds herhaaldelijk de grondgedachten, waarvan dit recept uitgaat afgewezen; hier, en in ons voorgaande verweer.Ga naar voetnoot1) Maar daarvan afgedacht: hier kan men zien, hoe serieus dit alles gemeend wordt. Het wordt, om het kort te zeggen; volstrekt niet geméénd, d.w.z.: bewust doordacht, en dan na rijp beraad als recept voorgeschreven. Immers, tot nu toe wordt déze synodale brief van 7 October van synodewege verdedigd; en zelfs ‘De Standaard’ wordt ingeschakeld in het pleit contra wie dezen brief afwees en blijft afwijzen. Welnu, in dézen brief staat kort en krachtig, dat het verboden wordt in appél te gaan tegen een synodale beslissing. Het bewijs ligt voor de hand. Aan ‘DE’ besluiten moet men zich de facto conformeeren. Aan de uitvoering van ‘DE’ besluiten moet men loyaal meewerken. Er is geen pardon. Niet in appél? Ge krijgt dit ultimatum. Wèl in appél? Ook gij krijgt dit ultimatum. Van Uw appél trekt een zittende synode zich niets aan. DE BESLUITEN. Dat is meervoud. Alle besluiten. Dus ook het besluit van zelfcontinueering. De facto erkennen; en eraan meedoen. Met | |
[pagina 18]
| |
andere woorden: gij MOET ook u zelf machtigen, om, los van alle gewetensbezwaren, los van alle mandaat van particuliere synodes en dergelijke mindere vergaderingen, mee te blijven vergaderen met ons. Gij moet en gij zúlt ons besluit van zelf-machtiging erkennen, en er aan mee-doen. Loyaal meedoen. Alle besluiten. Dus ook het besluit van willekeurige anexatie van agendapunten; het besluit, om zoolang het ons belieft (want dát recht is althans voor den oorlogstijd officieel opgeëischt!) ons van de kerken in haar qualiteit van lastgevers niets aan te trekken. Alle besluiten. Kent ge ze niet? Hebt ge de Acta nog niet gezien? Heeft ons moderamen u soms nog niet eens meegedeeld, wat ten aanzien van uzelf besloten is? Het hindert niet: álle besluiten. Factisch erkennen. En eraan meewerken. Willen wij aanblijven, en weet ge niet, hoe lang we dat in den zin hebben? Houd ons niet op: álle besluiten, ook de onbekende, ook de later nog te nemen besluiten! Helpen uitvoeren. Loyaal meedoen. Met blinde oogen. En geen bezwaren inbrengen. Neen, geen bezwaren inbrengen! Acht gij onder die vele besluiten een bepaalde benoeming onwettig? Wilt gij bezwaren inbrengen? Het laat ons koud; misschien wilt ge naar de curatoren gaan, misschien naar uw kerkeraad; ons regardeert dat niet. Alle besluiten! Curatoren zijn evenals gij verplicht, uit te voeren wat wij zeggen. Bezwaren inbrengen? Goed. Maar eerst de besluiten uitvoeren; hebben curatoren of anderen bezwaar, dan kunnen ze dat, b.v. als de benoemde al enkele jaren geinstalleerd is, wel eens inbrengen tegen de volgende synode. Wanneer die zijn kan? Dat weten we niet. Misschien 1943. 't Kan ook zijn: 1944. Misschien ook wel 1945; gij moogt ons dat niet vragen. Gij zijt verplicht, kerkeraden zijn verplicht, állen zijn verplicht (vgl. brief nr. 13) aan álle besluiten zich de facto te conformeeren en aan de uitvoering loyaal mee te werken. Wordt ergens in een of andere kerk een ouderling of diaken benoemd, en brengt iemand bezwaren in tegen de wettigheid der benoeming, men zal kerkeraad, naburigen kerkeraad, consulent, classis desnoods mobiliseeren. Maar gaat het om bestrijding van de wettigheid eener benoemingsacte, die wij hebben gepasseerd, dán is bij voorbaat voor ieder het recept: loyaal meewerken; en bezwaren eventueel pas inbrengen als de benoemde allang bezig is met zijn werk.
e. Misschien werpt iemand tegen: het ging toch alleen om de bekende besluiten, niet om de onbekende? Maar dat is onjuist. Reeds het besluit van zelfcontinueering was een besluit met niet-bekenden inhoud. Een zelfcontinueering voor onbepaalden tijd (zie de apologie der vergadering zelf). Derhalve: wie beloofde, daaraan mee te doen, legde een belofte af, waarvan de draagwijdte hem onbekend was; hetgeen de gereformeerde ethiek verbiedt. Zeltcontinueering voor onbepaalden tijd; wie daaraan bij voorbaat meedeed, hielp het onrecht bestendigen dat állen ondergingen, die een appélzaak hadden; van wie er één officieel bekend was: Ds. Goossens. Hoe lang dat onrecht zou duren, of het van ‘niet ernstig’ (zooals in 1943 werd toegegeven) ‘ernstig’, dan wel ‘heel ernstig’ zou worden, wie zou het zeggen? Maar in ieder geval moesten Prof. Greijdanus en ik in blind geloof ‘ja’ zeggen...... En voorts: indien het eenmaal zedelijk geoorloofd is, een belofte van meewerken te eischen óók ter zake van onbekende besluiten, waarom dan niet tevens ook van de nog te nemen besluiten? Weliswaar zullen we later een synodale commissie (die echter de synode niet is) hooren verklaren (zie brief nr. 16): we bonden u niet aan toekomstige besluiten. Maar de zin van zulk een bewering ontgaat mij algeheel. Immers, indien het hier in den brief der synode van 7 Oct. 1942 rechtvaardig toegaat, d.i., indien hier werkelijk een algemeene rechtsregel wordt gesteld en gehandhaafd, wanneer breekt dan óóit het oogenblik aan, dat zulk een regel NIET gesteld en aangedrongen en met sancties gehandhaafd mag worden? Immers nooit? Als deze regel, deze achter den eisch liggende z.g. rechts-regel, werkelijk rechtsrégel is, welnu, dan mag men hem stellen op 7 Oct. 1942, en op 7 Oct. 1943, en op 7 Oct. 1944, en op 7 Oct. 1945, | |
[pagina 19]
| |
zoolang de synode maar haar onbepaalden zittingsduur zou believen te rekken. En daarom is wat die commissie in brief nr. 16 zal verklaren, bij voorbaat als onwaardig heen-en-weer-redeneeren te brandmerken. Trouwens, haar eigen opdrachtgevende vergadering weerspreekt haar in het aangezicht, al wordt het helaas nog steeds niet gezegd. Zij toch zal, naar straks blijkt, in brief nr. 13 de stoute stelling poneeren: ‘de synode was en is inderdaad van oordeel, dat dit (nl. het voldoen aan dien eisch) Uw plicht was geweest als lid eener Gereformeerde Kerk, als praeadviseerend lid der Synode, en als Hoogleeraar der Theologische Hoogeschool, in welke kwaliteit U met den nieuw benoemden hoogleeraar zoudt moeten samenwerken’. Tot zooverre het citaat. De laatste woorden zijn wederom een onwaardige verwringing van het probleem. Immers, van den aanvang af, zie maar weer brief nr. 1, kwam uit, dat het mij werkelijk niet ging om die hoogleeraarsbenoeming, doch om de kerkrechtelijke vragen van zelfcontinueering en wat daartoe behoort. Ik haalde de dissertatie van Dr. M. Bouwman nog aan; heeft die soms zich met het thema van den jongsten professor van Kampen bezig gehouden? Daarom is die laatste bijzin een van die befaamde ‘scharnieren’ in de synodale deur, die geruischloos, wijl goed geolied, zich bewegen, en, als elke scharnier van een bekwaam vakman, vrijwel onzichtbaar, en in ieder geval onopvallend zijn (behalve dan dat God ze ziet; en zag bereiden), en waarop de deur dan ook ongemerkt draaien kan, open en dicht, rechts of links. Maar wij zullen ons houden aan wat oprecht is. Oprecht is, te lezen wat er staat. Geëischt was: de schriftelijke verklaring, dat we, d.w.z. Prof. Greijdanus en ik, ons zouden conformeeren de facto aan álle besluiten, met inbegrip van de onbekende, met inbegrip van de zelfcontinueering, met inbegrip van de vrije keus omtrent den datum van het eens naar huis believen te gaan (zie de synodale apologie), en dat we dááraan over heel de linie moesten meewerken. Loyaal. Welnu, volgens aangehaalde ‘stoute stelling’ is dus ieder gereformeerd kerklid, ieder synodelid, ieder hoogleeraar, daaraan gebonden. Nemen we de synodale woorden ernstig (en wie het niet doet, is wérkelijk in beginsel kerkscheurder......) dan komt het dus hierop neer: ieder kerklid is verplicht schriftelijk te verklaren, dat hij alle genomen besluiten, eener zittende synode, ook de onbekende, ook de bekende met overigens onbekenden inhoud en van niet-vastgestelde doch bewust onzeker gehouden draagwijdte, de facto erkennen zal, en aan de uitvoering ervan loyaal zal meewerken. Geen enkele benoeming mag meer worden bestreden, tenzij ze al heel lang geleden ingegaan is, zoo tegen de volgende (onbekende) synode. Geen enkele schorsing dus ook, geen enkele afzetting ook. Alles wat een synode doet, zelfs déze, die verklaart: ik blijf aan, zoolang ik verkies, is uit te voeren; ook al brengt ge bezwaren in den kerkelijken weg in: in elk geval moet ge in álles mee-doen.
f. Geschrokken van dezen eisch tot betuiging van ‘blind geloof’ en ‘blinde gehoorzaamheid’, die in zijn tekst toch wel degelijk opgesloten ligt, zal misschien een lezer tegenwerpen: nu ja, ge moet dat alles niet zoo letterlijk nemen; de bedoeling zal toch wel geweest zijn, geen andere dan deze: dat Prof. Greijdanus en Prof. Schilder alleen maar zich zouden neerleggen bij de benoeming van den nieuwen hoogleeraar? Maar die tegenwerping snijdt geen hout. Want: in de eerste plaats: men moet een geëischte verklaring die men zelf af te leggen heeft, lezen zooals ze naar den letterlijken zin genomen wordt; men kan later u er aan houden. Hadden Prof. Greijdanus en ik hierop ‘ja’ gezegd, dan waren we automatisch ingeschakeld, door onszelf, in de continueering, de zelfprolongatie, de eigenwillige bestuursmachtsusurpatie, en wat dies meer zij; en ikzelf zou mijn bezwaarschrift, ingediend bij Kampen's kerkeraad, hebben verloochend, vóór 15 November, d.w.z. vóór het nauwelijks gelezen was door de leden van den kerkeraad. Maar in de tweede plaats: de officieele stukken wijzen uit, dat het ook naar de bedoeling der synode niet ging over die be- | |
[pagina 20]
| |
noeming alleen. Dat velen dit gedácht hebben, ook ter synode, geloof ik aanstonds. Dat het trouwens nog vandaag den menschen zóó onschuldig wordt ‘voorgesteld’, bewijst de Toelichting, gelijk ze door De Standaard onder het volk gebracht is. Maar tegenover deze factische misleiding der volksopinie behoef ik niet meer te doen dan te verwijzen naar brief nr. 16. Daar staat het duidelijk: ‘Daar de U gestelde eisch een terugslag was op Uw schrijven, zult U zelf wel allereerst gedacht hebben aan de door U bestreden besluiten: dat van het uitstel der volgende synode en de voortzetting van deze, en het besluit der benoeming. Wij voor ons zijn overtuigd, dat wanneer U op deze punten voldoening had gegeven of nog zoudt geven, er geen moeilijkheden zouden overblijven.’ Uiteraard is ook nog deze achteraf gegeven voorstelling van de zaak willekeurig, wijl ze den inhoud van het geen werkelijk geëischt werd, nog achteraf beperkt. Maar in elk geval bewijst deze volzin duidelijk, dat meer verlangd werd dan samenwerking met een hoogleeraar, die niet door ons, maar door curatoren zou geincorporeerd worden in het college van hoogleeraren. Dàt was voor óns geen gewetenszaak in zichzelf. Wél was dat ándere zulk een gewetens-zaak.
g. Wel wetende, dat kwaadwilligheid of geestestraagheid heel gemakkelijk in staat zou zijn, ons voet-bij-stuk-houden uit te leggen als een vrij kinderlijk en hopeloos gekibbel tegen een persoon, hebben wij (Prof. Gr. en ik) toch geweigerd, daarvoor op zij te gaan, en een onschuldig lijkende formule te onderteekenen, die in werkelijkheid veel meer bevatte dan hoogstwaarschijnlijk de meeste synodeleden zelf op dat oogenblik (en blijkbaar nóg) doorzagen. Staande in onze verantwoordelijkheid voor den rechten vrede van ‘Jeruzalem’, schreven wij dan ook den volgenden brief, tezamen onderteekend door Prof. Dr. S. Greijdanus en mij, gedagteekend 13 November 1942, en geadresseerd aan Ds. Meijster, Ds. Milo, Dr. Hoek, Dr. Kraan: |
|