Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 439]
| |
97. Dr. J. Hoek contra dr. G.C. van NiftrikGa naar voetnoot1.Dr. J. Hoek heeft in het synodocratisch orgaan van Den HaagGa naar voetnoot2. een artikel geschreven tegen dr. Van Niftrik,Ga naar voetnoot3. die in een Hervormd Kerkblad van Utrecht had opgemerkt, dat uit het proces tegen ‘candidaat’ Schilder is komen vast te staan, dat de synode instemming eischte met de opvatting, dat de doop aanwezig geloof verzegelt.Ga naar voetnoot4. Dr. Van Niftrik had begrijpelijkerwijze zijn hoofd over zoo'n synode geschud. En nu komt dr. Hoek weer zijn hoofd over dr. Van Niftrik schudden. Hij doet dit nog wel als scriba der synode. Zij heeft aan cand. Sch. volgens hem zoo'n eisch niet gesteld. En natuurlijk komt hij nog eens aandragen met één van de zestien nieuwe synodale, en ook door ons hier besproken punten, n.l. met die passage, waarin de synode verzekert, dat zij de gedachte verre van zich werpt, als zou de doop bij elken doopeling de aanwezigheid van inwendige genade ‘vaststellen’. Dr. Van Niftrik kan echter gerust zijn. In ons blad (10 aug. 1945) citeerden wij een brief van dr. F.W. Grosheide, die het beter weten kan zelfs dan dr. J. Hoek, omdat hij met den toenmaligen candidaat gesproken heeft, alle stukken heeft ontworpen, en de heele materie heeft geleid. Voor de zooveelste maal citeeren wij uit Grosheide's brief: In die memorie ontkent hij (cand. S.) o.m. dat het sacrament inwendige aanwezige genade verzegelt. De synode heeft dat in strijd geacht met art. 33, waar uitdrukkelijk beleden wordt, dat de sacramenten zijn teekenen en zegelen van een ‘inwendige onzienlijke zaak’.Ga naar voetnoot5.Terwijl bovendien uit officieele samenspreking is komen vast te staan, dat volgens de synodale commissie de sacramenten, indien ze waarlijk sacramenten zijn, inwendige aanwezige genade verzegelen. Bovendien is eveneens gebleken, dat de desbetreffende passage volgens welke cand. S. met de belijdenis in strijd was, op synodaal verlangen in het rapport is opgenomen. Wat anders nooit gebeurt. Wij denken dus ‘aan wat prof. Schilder eens schreef’ in den tijd, toen hij de | |
[pagina 440]
| |
binding aan de theologie van Kuyper zoo kras mogelijk verwierp in zijn verdediging van de niet-bindende kerken tegen de toenmalige chr. gereformeerden, n.l. dat het strijden tegen de misverstanden, ook de door de synode thans gewekte misverstanden, vervelend is, maar nuttig. Er is inderdaad verharding bij deze synode, en ook bij dr. Hoek, want de uitspraak, dat de doop geenszins bij elken doopeling de aanwezigheid van inwendige genade vaststelt, is niet meer dan looze kalk waarmee gepleisterd wordt. Vaststellen? In het synodale denkraam stelt de doop heelemaal niets vast, zèlfs niet dat hij doop geweest is. Is er n.l. geen inwendige aanwezige genade dan zijn de sacramenten volgens haar immers geen ware sacramenten, en de doop dus geen ware doop? Men lette trouwens op de artikelen, die ds. H.J. Schilder in ons blad geschreven heeft naar aanleiding van den brief van dr. F.W. Grosheide.Ga naar voetnoot6. Wij vragen evenals dr. Hoek: staat de zaak der voorlichting inderdaad ‘hopeloos’? |
|