Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 441]
| |
98. Hoe het Praeadvies Calvijn toedicht, wat diens opponent hem toedichtGa naar voetnoot1.Het bekende synodale Praeadvies (dr. J. Ridderbos, dr. A.D.R. Polman) heeft zich ook al bezig gehouden met Beza. Deze wordt geroemd als ‘één van de beste uitleggers van Calvijn's gevoelens’.Ga naar voetnoot2. Verdient het Praeadvies eenzelfde eerediploma? Over Calvijn zelf spreken we nader. Maar wat Beza betreft: het Praeadvies blijkt Beza evenmin als Calvijn recht te doen. Een klein bewijsje volge. Het Praeadvies schrijft, op bl. 70, dat, let wel, Beza het volgende geschreven heeft, in antwoord ‘op de zevende lastering van HeshusiusGa naar voetnoot3. aangaande de door Calvijn geleerde sanctificatie (heiliging K.S.) der kinderen’: Als Calvijn ontkent, dat de kinderen door den doop wedergeboren worden, maar dat alleen dan het heil verzegeld wordt, waarvan zij reeds deelgenooten zijn, dan kwam ons nimmer in de gedachte om kracht en werking van den doop op te heffen en daaraan minder toe te kennen, dan de Heilige Schrift duidelijk zegt, nl. dat de doop het bad der wedergeboorte is, waardoor we Christus aandoen en in Christus ingelijfd en begraven worden.
Het staat er dus duidelijk: volgens het Praeadvies heeft naar Beza's verzekering Calvijn ontkend, dat de kinderen door den doop wedergeboren worden. Maar wat staat er nu in werkelijkheid bij Beza? Dit staat er: In de tweede plaats komt gij (d.w.z. de ‘lasteraar’ Heshusius, K.S.) aandragen met het verzinsel, als zou Calvijn ontkennen, dat de kinderen door den doop herboren worden, doch als zou daar alleen maar verzegeld worden het heil, waaraan zij te voren reeds deel gekregen hadden. Maar toch zullen zelfs de katabaptisten en anabaptisten in eigen persoon eenmaal voor God en Zijn engelen tegen u, o Heshusius, getuigen, dat het in onze gedachten nooit opgekomen is, dat wij afbreuk zouden doen aan de kracht en de werking van den doop, of hem minder zouden toeschrijven, dan Gods uitgedrukte Woord duidelijk zegt, nl. dat de doop het bad der wedergeboor- | |
[pagina 442]
| |
te is, door welke (wedergeboorte) wij Christus aandoen, en Christus worden ingelijfd en met Hem worden begraven.Ga naar voetnoota. Tot zoover het citaat voorloopig. Men lette op het begin. Het Praeadvies beweert, dat volgens Beza Calvijn ontkent, dat de kinderen door den doop worden wedergeboren. Het nuchtere feit is evenwel, dat volgens Beza de bewering, dat Calvijn dit ontkent, maar een verzinsel is van den lasteraar van Calvijn, nl. Heshusius. Heshusius tracht Calvijn een ongerijmdheid in de schoenen te schuiven. En nu komt een Praeadvies van de H.H. Ridderbos-Polman aan synode en kerkeraden vertellen, dat Calvijn toch werkelijk ontkent, wat hij volgens Beza heelemaal niet ontkent. Het verzinsel van den anti-calvinist wordt als werkelijke bewering van Calvijn aangediend door een gereformeerde synode, die immers dit Praeadvies zelf publiceert...Heshusius zou in zijn vuistje lachen, als hij er van wist, met welke uit zijn arsenaal ontvreemde wapenen de heeren Grosheide-Ridderbos-Polman goede gereformeerde candidaten en anderen uit Christus' kerk wegjagen, daarmee de kerk zelf verplaatsende. Het Praeadvies zat natuurlijk voor de zooveelste maal verstrikt in zijn eigen kluwen. Het had zich eenmaal vastgebeten in de fantastische idee, dat de doop bezegeling was van een wedergeboorte, die al geschied was. Misschien kon het daarom niet goed wennen aan de gedachte, dat Calvijn zou beweren, dat door den doop de kinderen wedergeboren worden. Want wat gebeurd is, behoeft immers niet meer te gebeuren? Vandaar misschien, dat dit Praeadvies (blijkbaar zonder te merken, dat de zin nu heelemaal niet meer loopt) laat volgen: (...) maar dat alleen dan het heil verzegeld wordt, waarvan zij reeds deelgenooten zijn.Het Praeadvies cursiveert zelf deze laatste woorden. Die cursiveering beteekent natuurlijk zoo iets als: ziet ge wel, kerkeraden, daar hebt ge nu het bewijs, dat Calvijn het eens is met ons-van-de-synode, met Grosheide, Ridderbos, Polman en de andere kerkzuiveraars. Maar, arme kerkeraden, het is al weer grondig mis. Want het Praeadvies let er niet op, dat óók nog die door dr. Polman gecursiveerde woorden een onderdeel zijn van het verzinsel van Heshusius. Het Praeadvies, met zijn cursiveering, zegt: alzóó spreekt Calvijn. Doch Beza zegt: Heshusius, Heshusius, hoe kunt ge nu óók al dezen onzin Calvijn toedichten, gij, aartsfantast? Stel u voor, dat die goeie, verstandige Calvijn zou beweren, wat immers baarlijke onzin is, dat de doop zou opgaan in een verzegeling van reeds vroeger toegekend heil? Geen sprake van zoo iets! | |
[pagina 443]
| |
Hoe het dan wel is? Dat is een tweede kwestie, waarover straks. Maar het Praeadvies moet nu het hoofd in den schoot leggen. Het moet zich nu maar houden aan zijn eigen verzekering, dat Beza één van de beste Calvijn-uitleggers is. En het moet vervolgens zich een beetje schamen, dat het zoo'n dwaze vertaling op de kerktafel durft deponeeren, zelfs zóó, dat de zin niet meer loopt.Ga naar voetnootb.
Hoe Calvijn dan een en ander bedoeld heeft? Wel, het is vrij eenvoudig. De gereformeerden hadden destijds een strijd te voeren over deze vraag: zijn de sacramenten alleen maar obsignatief, of zijn ze ook exhibitief? Obsignatief - dat wil zeggen: iets verzegelend. Exhibitief - dat beteekent: iets aanbrengend. Al de lieden nu, die (ten onrechte) beweerden, dat het doopwater zelf iets schonk, dat er eerst niet was, dat het uiterlijke waterbad zelf de genade meebracht, smaalden op de gereformeerden: wat hebben die gereformeerden, en vooral: wat heeft die Calvijn toch een armzalig sacrament! Het kan volgens hen alleen maar verzegelen wat er al was (n.l. de belofte van het heil, de opneming in het verbond, en zoo). Meer niet. Die domme gereformeerden kennen een sacrament, dat alleen maar het heil verzegelt, waarvan men te voren reeds deelgenoot geworden was! Men ziet, dat is de ‘lastering’ van Heshusius van eenige eeuwen geleden. Het is óók de fantasie van het ‘menschelijk volmaakte’ Praeadvies van 1943. Maar de gereformeerden zelf wijzen die ijdelsprekers uit Heshusius' omgeving en uit die van het Praeadvies Grosheide-Ridderbos-Polman af. Ze zeggen: bij ons zijn de sacramenten ook exhibitief. Bij ieder, die ze goed gebruikt (d.i. in het geloof ermee werkzaam is), doen ze ook wat. Ze versterken zijn geloof. Zij geven hem wat. Ze werken heusch iets in hem uit. Zijn de kinderen wedergeboren? Welneen, dat niet. Maar ze worden wedergeboren, d.i. ze doen (bij het opgroeien) Christus aan, worden Hem ingelijfd, worden met Hem begraven, worden dagelijks vernieuwd, bij geloovig gebruik. Het is dus allemaal anti- synodaal. Maar het is dan ook precies in overeenstemming met de gereformeerde belijdenis. En als soms een synodaal lezer bij het naspeuren van Polman's ‘vertaling’ van Beza bij de woorden: ‘(...) dat de doop het bad der wedergeboorte is, waardoor we Christus aandoen’, enz.,mocht hebben gedacht, dat we door den doop Christus aandoen, volgens deze uitspraak van Calvijn-Beza, dan vergist hij zich. Die wedergeboorte, die is het, waardoor we Christus aandoen, Hem worden ingelijfd, enzoovoort. Uit het Latijn blijkt dit onomstootelijk. | |
[pagina 444]
| |
Het wordt eentonig, maar we moeten toch nog even verder. Van de fouten die het Praeadvies in de ‘weergave’ van Beza begaat, noemen we ditmaal nog deze. Het Praeadvies laat Beza zeggen: ...zoo moet, zeggen wij, aangenomen worden, dat wij in den doop Christus aandoen, Hem ingelijfd en met Hem begraven worden en in Hem gewasschen en wedergeboren worden.Ook deze woorden zijn door het Praeadvies gecursiveerd. Ik denk, dat het komt vanwege het synodaal-klinkende woord: ‘aannemen’. ‘Aannemen’ lijkt wel wat op ‘onderstellen’. De argelooze lezer van het Praeadvies wordt in den waan gebracht, dat ook Beza, die beste Calvijn-kenner, vóór de onderstellings-onderstelling is. In werkelijkheid evenwel heeft Beza met die onderstelling niets uit te staan. Hij schrijft nl. zelf: ‘(...) zóó moet, aldus leeren wij, het ook worden opgevat, dat van ons (nl. in de Schrift, K.S.) gezegd wordt, dat wij in den doop Christus aandoen, Christus worden ingeplant en met Hem begraven worden, en in Hem worden afgewasschen en wedergeboren’.Zóó moet het worden ‘opgevat’, zóó moet het worden verstaan. Dat heeft met ‘aannemen’ = onderstellen geen zier te maken. Maar hoe het dan bedoeld wordt? Dat blijkt uit hetgeen voorafgaat. Beza spreekt over een in geloof drinken van den beker bij het avondmaal, en een in geloof nemen van het brood. Tot tweemaal toe laat het Praeadvies dit beteekenisvolle ‘in 't geloof’ weg. Het redeneert dan: zooals wij zeggen,Ga naar voetnootc. dat wij Christus telkens aangrijpen, zoo dikwijls als wij Hem in 't Woord ons aangeboden omhelzen en deelgenooten worden van Zijn lichaam en bloed, zoo dikwijls wij dit heilige brood nemenGa naar voetnootd. en uit dezen heiligen beker drinkenGa naar voetnoote. inzooverre wij nl. door deze middelen meer en meer dagelijks met Christus vereenigd worden en nauwer met Hem samengroeiend, al deze zijne weldaden dagelijks in ons verzegeld worden, zoo moet, zeggen wij, aangenomen worden, dat wij in den doop Christus aandoen, Hem ingelijfd worden (enzoovoort, zie boven).Maar heel deze vertaling rammelt. Niet ‘wij zeggen’, dat we Christus telkens aangrijpen, doch dat zegt de Schrift van ons. Maar hoe zegt zij dat? Alzoo, dat dit het geval is, wanneer wij in geloof brood en beker aannemen bij het avondmaal. Maar dat ‘in geloof’ laat dr. Polman weg. Beza evenwel laat het er bij staan. En nu wordt begrijpelijk, dat er verder kan staan: | |
[pagina 445]
| |
zóó moet het nu ook worden opgevat, dat van ons gezegd wordt, dat wij in den doop Christus aandoen.Hoe doen wij Hem aan? Als er geloof is. Het citaat heeft dus niet gehandeld over een onderstelling, die naar den inhoud niet zeker is, doch over een werkelijkheid, die zéker is, maar dan bij geloovig sacraments-gebruik. Waar geloof is, daar komt teeken bij beteekende zaak. Tot tweemaal toe ‘vertaalde’ het Praeadvies: ‘wij zeggen’, terwijl er stond: ‘van ons wordt gezegd’, ‘het heet, dat wij (...)’ enz. Deze foutieve vertaling, waarbij dan nog kwam het weglaten der woorden ‘in geloof’, is hier funest gebleken. Want een dogmatische interpretatie van een Schriftwoord omtrent hetgeen vast en zeker is bij den geloovende, werd door het Praeadvies omgetooverd in een dogmatische constructie (‘wij zeggen’) inzake een ‘aannemende’ onderstelling van wat heelemaal niet zeker is in den gedoopte. Het is toch jammer, dat men deze hoog- en zeergeleerde uitbanners van kandidaten en anderen zoo moet narekenen. Maar er zit niet anders op: het gaat om de kerk, zelfs al wil zij niet luisteren. Er komt nog een nageslacht, dat wel zal studeeren. Helaas, - we zijn nog maar aan het begin. |
|