Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 407]
| |
86. TransatlanticaGa naar voetnoot1.Amerika is tegenwoordig zeer in eere. ‘Amerikanisme’ is in Duitschland, met name in theologische en filosofische kringen, geruimen tijd zoo iets als een scheldwoord geweest: men verstond er onder een geestesrichting en -houding, die sterk leed onder de techniseering en verzakelijking van het ‘leven’ en vooral onder het gebrek van historischen ondergrond. Inderdaad is Amerika het land zonder eeuwenoude geschiedenis. Ik weet nog hoe verwonderd ik keek, toen ik ergens een gebouw zag met een jaartal uit de 18e eeuw erop. In alle dingen laat het verschijnsel zich zien; ook in den opbouw der wetenschappen. De technische, chemische, economische, medische bloeien er, want men kan haar ‘resultaten’ met vrucht bestudeeren zonder in het verleden te wroeten. Maar wijsbegeerte en theologie komen er minder goed af; deze wetenschappen zijn niet te beoefenen zonder grondige kennis van het verleden, zonder gemakkelijk verkeer met de in 't Latijn geschreven bronnen. Wijsbegeerte studeeren zonder de geschiedenis der wijsbegeerte te kennen is nu eenmaal onmogelijk. En met de theologie staat het niet anders, tenminste als men serieus wil werken. Men behoeft maar inzage te nemen van de vele ‘bulletins’ der Amerikaansche universiteiten, om te ontdekken, hoe volkomen anders dan bij ons ginds de verhouding geregeld is tusschen theologischwijsgeerige studiën eenerzijds en de andere, op het ‘moderne’ leven meer direct ingrijpende wetenschappen anderzijds. Hetzelfde verschijnsel valt in Amerika trouwens onder het reizen reeds dadelijk op. In Europa kwam ik niet verder dan Weenen. In Amerika trok ik van kust tot kust, d.w.z. van den Atlantischen tot den Stillen Oceaan. Maar in dat kleine stukje van Europa zijn de uit historische achtergronden verklaarbare cultureele, religieuze, folkloristische variaties oneindig veel meer en grooter, dan op het veel langere traject, dat in Amerika u voert van het oosten (de sin-cushed coast) naar het westen (de sun-kissed coast). Maar met zijn màcht greep Amerika pardoes op het leven der wereld in. Het ‘heeft’ geen historie, maar hielp pardoes ze ‘màken’. President RooseveltGa naar voetnoot2. merkte volkomen terecht op, dat Europa dichterbij lag dan 't een of ander plekje, dat een Amerikaansche boy en zijn sweetheart uitzoekt voor een week-end-trip. Zoo slecht als Amerika in het tijd-raam naar àchteren zich orinteert, zoo goed oriënteert het in het ruimte-raam anderen naar voren. En met name de jongste oorlog heeft de machtige Vereenigde Staten aan de spits der volkeren gesteld. Geen wonder, dat Amerika zich presenteert. Het doet het anders dan de Duitschers in den oorlog probeerden. Zij gaven illustratie's, films, journalen, en vooral: ontboezemingen. Deze laatste al of niet in wetenschappelijk gewaad. De eerste waren van het zelfde kaliber dikwijls als dat plaatje uit een Duitsche | |
[pagina 408]
| |
periodiek, dat ons wou vertoonen, hoe geweldig Londen brandde na een Duitsch bombardement; maar de brandende tanks op de foto waren die van Pernis tegenover Schiedam, waar de Engelschen pas hadden huis gehouden. En die ontboezemingen waren vaak niet meer waard dan opgeblazen spreek-je-zelf-moed-in-schrifturen, lyrisch of episch; zoo las ik er een over Amerika, dat aan weelde gewend was, aan 't reizen in air-conditioned spoorwagons, en zoo meer, en dat dus geen soldaten leveren kon, in staat om te vèchten, zooals de bezeten kameraden van den Führer aller Germanen. En elders werd bewezen, dat het paradijs gelegen had in de buurt van Danzig. Dat was een boek. Een studie. 't Was trouwens mythe, àl wat de reclameklok sloeg in die Duitsche propaganda. Maar Amerika doet 't anders. Het presenteert zich zákelijk. En nuchter. En met feiten en statistieken en tabellen. Zoo zijn wij, en zoudt u niet eens kennis willen maken met ons? In het kader van deze verkenningsdienst, nuttig in zichzelf, en onmisbaar, vooral voor wie zich tegen de onmiskenbare gevaren van het ‘amerikanisme’ wil wapenen, vallen nu ook enkele uitgaven van een coöperatieve onderneming, in het leven geroepen door uitgevers der Vereenigde Staten met toestemming van den Amerikaanschen Regeerings-Voorlichtingsdienst. De uitgaven dezer onderneming verschijnen onder het kenwoord ‘Transatlantic’. In deze reeks zijn verscheiden deeltjes reeds verschenen. Vier daarvan liggen hier vóór me. Het zijn de deeltjes: Walter Lippmann, Amerika en internationale samenwerking;Ga naar voetnoot3. Julian Huxley, De wonder-vallei;Ga naar voetnoot4. een uitgave van United States Government Printing Office (1943) onder den titel: Vrede en oorlog. De buitenlandsche politiek der Vereenigde Staten van Amerika in de jaren 1931-1941;Ga naar voetnoot5. en: Herbert Agar, Keerpunt der tijden.Ga naar voetnoot6. 't Zou dwaas zijn, ook maar te vragen of de hier voorgedragen beschouwingen de onze kunnen zijn. Maar nog dwazer ware het, de lezenswaardigheid ervan ook maar disputabel te stellen. Wie het nog steeds armetierige restje van Nederlandsche journalistiek van tegenwoordig zoo eens meewarig aankijkt, die herkent ineens in het geschrift van den bekenden Amerikaanschen journalist Walter LippmannGa naar voetnoot7. een reeks persproducten, zooals de Nederlandsche pers in vroeger jaren in zeer verre navolging van bladen als de Times placht te geven in haar sterkste organen. Hoe fijn weet deze journalist het razend vlugge tempo der contemporaine geschiedenis te karakteriseeren, als hij de ‘beginselen’ van WilsonGa naar voetnoot8. - 1919! - ‘vooroordeelen’ noemt, ‘die in het Tijdperk der onschuld, in de eeuw van het Amerikaansche isolement gevormd zijn’. Hoe duidelijk blijkt ook hij met ons allen mee-gezogen in den maalstroom der in steeds razender | |
[pagina 409]
| |
tempo de wereld verrassende, en met alle haar berekeningen spottende, een spanne van luttele jaren tot ‘tijdperken’ omvormende geschiedenis, als hij b.v. in 1943 een directen oorlog tusschen Rusland en de Vereenigde Staten bijna (!) even onmogelijk acht als een gevecht tusschen een olifant en een walvisch, zulks dan vanwege de geografische gesteldheid van beider gebieden. De atoombom haalde zoo maar een streep door de berekeningen van dezen knappen deskundige uit de jaren 1943-1944. We zijn nu in het jongste ‘nieuwe tijdperk’: 't is al 1945! Maar als deze man regionale groepeeringen onder toezicht van de groote mogendheden bepleit, dan zal men goed doen, te luisteren, al ware het alleen maar om de problemen te leeren kennen in hun uiterste gecompliceerdheid. ‘Wij moeten het patroon van collectieve veiligheid van Wilson omkeeren: wij kunnen geen universeele gemeenschap van boven naar beneden bouwen, wij moeten haar opbouwen uit de bestaande nationale staten en historische gemeenschappen. Dit is, naar ik meen, de les, die wij moeten putten uit het groote experiment te Genève,Ga naar voetnoot9. en uit zijn falen. Wij moeten, en daar ben ik van overtuigd, deze les door en door leeren kennen: wij kunnen ons niet veroorloven, nogmaals te falen’. Aldus Lippmann. Maar ook de gereformeerde christen, die overtuigd is, dat de God der eeuwen het ‘ons’ niet vergunnen zal, niet nogmaals te falen, die integendeel zijn na-oorlogsche bidstonden heeft laten beheerschen door het thema van het ééne wee, dat weggegaan is, en van het tweede wee, dat daar komt met haast, zelfs hij, o neen, juist hij, móet van zulke boeken kennis nemen. De problemen kènnen is eerste voorwaarde voor een andere en betere ‘profetie’, dan van den heer P. Zandt,Ga naar voetnoot10. als in de Tweede Kamer ‘San Francisco’Ga naar voetnoot11. even wordt ‘behandeld’ eer men zijn nationale verlegenheid weg-slikt onder een parmantig ‘ja’ of ‘vóór’. Bizonder waardevol is ook het door minister Cordell HullGa naar voetnoot12. ingeleide boek ‘Vrede en oorlog’. Het geeft een door het Printing Office van het Amerikaansche gouvernement gepubliceerd overzicht van de politiek en de handelingen, waardoor de Vereenigde Staten de wereldorde wilden bevorderen en aan de aggressie van Duitschland c.s. het hoofd bieden. Het boek laat zich veel gemakkelijker lezen dan de bekende wit-, oranje-, blauw-boeken en dergelijke. Het geeft officieele handelingen, maar bewaart gelukkig overal den journalistieken stijl. Echt Amerikaansch: ‘een officieel document, dat door de regeering der Vereenigde Staten aan de Amerikanen is verstrekt’, maar - leesbaar en nergens ‘droog’ of ‘koel’. Heel anders dan de ‘gewoonlijk zoo weinig ontvlambare Walter Lippmann’ | |
[pagina 410]
| |
schrijft Herbert AgarGa naar voetnoot13. over het ‘Keerpunt der tijden’. Ook hij is voor ons onaanvaardbaar in zijn positieve constructies; zijn boek geeft immers ‘een goed beeld van liberaal-denkend Amerika’. En buiten het schema van ‘voor of tegen de civilisatie’ (!) komt hij in zijn grondleggende beschouwingen niet. Niettemin schrijft hij bizonder leerzaam. Wist u b.v. van de uitgebreide spionagediensten op het terrein van de arbeidsverhoudingen? ‘Door getuigenverklaringen kwam (...) vrijwel vast te staan, dat ongeveer 80 millioen dollar per jaar door het Amerikaansche zakenleven besteed was aan den fraaien handel in spionnen. Meer dan 40.000 menschen waren voor spiondiensten gebruikt.’ Namens een vakvereeniging is eens officieel verklaard: ‘Geen samenkomst van onze vakvereeniging is groot genoeg om een vergadering te worden genoemd en klein genoeg, om te waarborgen, dat geen arbeidsspion in de zaal zit.’ ‘Het was niets vreemd, dat een man, genaamd John Andrew, die (...) voor spiondiensten aan de Chrysler Company geleverd was, de kans kreeg een intiem vriend te worden van een der meest geachte leiders van de United Auto Workers of America, zoodat hij gedurende een periode van twee jaren dagelijks een rapport kon zenden over het doen en laten van het vakvereenigingsbestuur.’ Toen de onderminister voor Arbeid wilde bemiddelen in een stakingskwestie aan een Chevrolet-fabriek, werd hij geschaduwd door een Pinkerton-spion in dienst van General Motors. Zulke finesses te weten, geven beteren kijk op het zakenleven dan menige theoretische beschouwing. Dat is nuchtere werkelijkheid, zelfs voor een lezer, die 't niet laten kan, te fronsen, als hij leest, dat ‘van het Oude Testament tot aan het Atlantisch Handvest elk van de groote kultuurmonumenten in ons leven een uiting geweest is van groot verstand’ - of te glimlachen, als hij hoort verzekeren, dat Hitler ‘met zijn slecht gemeubelden geest’ ‘geen last had van al die kennis’, - of misschien wel een parallel te trekken, als hij dezen Amerikaan hoort zeggen, dat ‘wanneer Hitler aan wetenschap dacht, hem uitsluitend het hoogere personeel van een groote maatschappij voor oogen stond’. Hitler, man van weinig ontwikkeling, maar met een ‘Dostoievskiaansch instinct voor het onderkennen van de zwakheid en het bederf in het menschenhart’. Geheel anders, maar niet minder boeiend is het fraai geïllustreerde werk van Julian HuxleyGa naar voetnoot14. over de Tennessee Vallei Autoriteit. Het geeft een uitstekend verslag van de geweldige praestatie, waardoor de vallei van de Tennessee werd omgevormd van een ‘verarmde, verbitterde, bijna vergeten hoek der natie’ tot een vruchtbaar gebied met de rijkste mogelijkheden ten aanzien van de algemeene welvaart en economische ordening. Begrippen als ‘Old Deal’ en ‘New Deal’ beginnen bij zulke lectuur voor ons te leven. De suggestieve, maar toch eerlijke foto's geven aan het boek bizondere informatieve waarde. Het spijt me, dat ik van deze serie niet meer exemplaren ter aankondiging kon ontvangen. Maar wat ik onder de oogen kreeg ontlokte me een warme aanmoediging, om de reeks in haar geheel met belangstelling te volgen. |
|