Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| |
80. Bond van Geref. Vrouwenvereenigingen in NederlandGa naar voetnoot1.Mevrouw Nawijn-van Dijk,Ga naar voetnoot2. secretaresse, vroeg ons plaatsing van het onderstaande: In verband met de kerkelijke moeilijkheden en de ingekomen vragen van verschillende vereenigingen, heeft het bondsbestuur éénparig besloten, het volgende aan de vereenigingen mede te deelen:Tot zoover hetgeen de secretaresse ons ter plaatsing aanbood. Aan haar verzoek [bij] dezen voldaan hebbende, geven we thans ons eigen oordeel. Het komt hierop neer: wat is het toch jammer, dat ook vrouwen het geknoei van mannen zoo gauw overnemen. Heel de met ‘eenparigheid’ aanvaarde formule had o.i. eenparig moeten verworpen zijn. Want ze is een specimen van onproductieve antiprofetische diplomatie. Bijvoorbeeld: wat zijn ‘de Gereformeerde Kerken’ ‘vanaf 1905’? Dat klinkt nog al onschuldig. Maar...zijn dat de kerken, die in het verband van een door een V.U.-professor voorgezeten ‘synode’Ga naar voetnoot3. | |
[pagina 374]
| |
verklaren te staan, òf de kerken, uit welker verband de door een uit de eerste bijeenkomst weggestuurd Groningsch predikant voorgezeten synodeGa naar voetnoot4. opkwam? Behoort de redacteur van ons blad tot de Gereformeerde Kerken van Nederland? Mevrouw Nawijn van hierboven schijnt te zeggen: ja. Maar van den kansel ‘waarop ds. Nawijn van Kampen’Ga naar voetnoot5. pas is gaan staan, is nog pas - ondanks verbod - uitgeroepen: neen! Heeft het bestuur eenparig tusschen die Nawijn's gekozen? Heeft het bestuur een ‘eenparig’ antwoord in dezen? Waarom het dan niet gezegd? Heeft het dienaangaande geen eenparig antwoord, dan is zijn formule zonder inhoud, een camouflage, een gebáár. Hebben de Gereformeerde Kerken sedert 1905 een kerkelijk-officieele opvatting van de belijdenis? Omdat er staat in een pacificatie-formuletje: ‘volgens de belijdenis’ staat het zoo en zoo? Als dat logisch geredeneerd is, dan hebben we óók een kerkelijk-officieele opvatting van Rom. 4:25 sedert 1905. Het zal velen een ontdekking zijn: het bestuur zal ‘eenparig’ misschien ervan schrikken, vooral als de dames aan haar echtgenooten denken, die nu op het randje van schorsingsgevaren komen te staan, indien ze Rom. 4:25 anders opvatten dan ‘de kerken sedert 1905’! Ja, en dan hebben we óók nog sedert 1905 een kerkelijk-officieele opvatting van art. 20 der belijdenis. Dat wordt wat! In elk geval hebben onze vrijgemaakte kerken geen enkele opvatting der belijdenis sedert 1905. Ze hebben de belijdenis naar haar duidelijken tekst, en dus op te vatten sedert haar vaststelling in de zestiende eeuw; alleen is die tekst ietwat gewijzigd inzake art. 36 (overheid).Ga naar voetnoot6. Deze vrijgemaakte kerken sluiten dus de gereformeerden van vroeger niet uit en evenmin Lindeboom, Noordtzij, Bos, Kok, en de vele anderen, van vóór 1905, die ‘vanaf 1905’ immers in 1942, door een groep posthuum zijn veroordeeld als in strijd met de belijdenis. Onze vrouwenvereenigingen moeten zich derhalve organiseeren op de basis van de drie formulieren van eenigheid. Die is gebleven bij de ‘vrijgemaakten’ en veranderd bij de ‘synodalen’. Het spel met de revisiegedachte en daarom het (na de eerste dood-onschuldig lijkende formule van daareven nu ineens zoo bij-de- pinken-zijnde) advies van wachten op 1946 moge de vrouwen die trouw gebleven zijn niet verlokken. Laat ze over dat spel-met-de-revisie-gedachte lezen b.v. de brochure Mekkes ‘In den kerkelijken weg’Ga naar voetnoot7. (uitgave Haak Berkel). Niet op speculaties ‘leven’ maar op de feiten afgaan. |
|