Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 371]
| |||||
79. Het ‘zaad’ zou de ‘Geest’ zijn?Ga naar voetnoot1.Ds. Bouwmeester, die er eindelijk weer toe schijnt te komen, de existentie der (art. 31 onderhoudende) Gereformeerde Kerken in zijn titulatuur te verdisconteeren, en dus in dit opzicht thans wijzer wordt dan zijn ‘synode’, welke bij den één (bijv. ds. Lindeboom van Kampen) het wèl, bij den ander (b.v. nog onlangs ten aanzien van mij, die met ds. Lindeboom kerkelijk samenleeft) het niet doet, en dien wij daarom ook nu weer bij zijn kerkelijken naam noemen, pleit in zijn kerkbode nog wat na.Ga naar voetnoot2. Nog vóórdat onze artikelen over Walaeus ten einde warenGa naar voetnoot3. (ze bleven wat lang ter drukkerij liggen) valt hij ons in de rede. Vermoeiend is dat wel, maar we zullen nog even ons met hem bezig houden. Echter bij stukjes en beetjes, om niet te veel in ééns te geven. Merkwaardig schijnt ons vooral de poging, om zich af te maken van wat wij opmerkten over het ‘zaad’ der wedergeboorte. Wij toonden duidelijk aan, meenen we, dat volgens Walaeus (gelijk ook bij anderen uit den tijd van Walaeus) in iemand het zaad der wedergeboorte zijn kan, zonder dat hij nog wedergeboren behoeft te zijn in den bekenden zin van dat woord. Maar nog voordat we uitgesproken waren op dit punt, valt ds. Bouwmeester ons in de rede en roept twee dingen uit als vaste waarheden. Namelijk
Duidelijk staat er dus, dat het zaad der wedergeboorte hetzelfde is als het begin der wedergehoorte. En ook hetzelfde als de H. Geest. De H. Geest is dus gelijk aan het begin der wedergeboorte. Dat is zooveel als te zeggen: God is zijn werk; de Maker is het maaksel, de Schepper is het schepsel. Wie achter elkaar zulke stellingen binnen een paar regels kwijt kan, dien verdenken wij ervan, dat hij nu het stuur kwijt is, en toch nog in de stuurmanshouding blijft staan. Dat een en ander met Walaeus niets te maken heeft, al wordt het op diens rekening geschreven, kan men zóó al begrijpen. Ten overvloede evenwel verwijzen we nog naar hetgeen we in ons tweede en derde artikel hebben geschreven. En als toegift veroorloven we ons nog enkele opmerkingen daarenboven. Vooreerst: Walaeus zegt op 1 Petr. 1:23 (Opera 1690, AGa naar voetnoot4.): het onverderfelijke, blijvende en onveranderlijke zaad des goddelijken Woords verandert en wederbaart (regenerat) de menschen, die het in geloof aannemen. | |||||
[pagina 372]
| |||||
Lees dit nu à la ds. Bouwmeester, en ge krijgt de stelling: de onverderfelijke, blijvende en onveranderlijke Geest verandert en wederbaart de menschen, die Hem in geloof aannemen. Met alle respect, ds. Bouwmeester, nu vind ik u remonstrantsch. U leert immers: de Geest is het zaad? Vervolgens: Walaeus zegt (Opera I 691, aGa naar voetnoot5.): ‘Wijl het evangelie het onverderfelijke zaad van onze wedergeboorte is, daarom is dit het rustpunt, de rustbank (fulcrum) voor het geloof aangaande de volharding der heiligen en een prikkel om het evangelie te omhelzen en te eeren’. Lees dit nu à la ds. Bouwmeester, en ge krijgt de stelling: Wijl het evangelie het onverderfelijke begin der wedergeboorte is, en tevens, wijl het evangelie de Geest is, daarom is het evangelie de rustbank voor het geloof...enz. Met alle respect, ds Bouwmeester, nu zie ik u Woord en Geest dooréén halen, en het evangelie eeren zelfs boven den Geest. Wil ds. Bouwmeester liever nog eens naar de Synopsis terug? Welnu: XXXI, 13Ga naar voetnoot6. noemt het zaad des geloofs den aanvang van de hebbelijkheid (habitus, eigenschap, toestand). En XXXI, 12Ga naar voetnoot7. noemt het zaad: het Woord Gods dat gehoord is. Daarbij zullen we het ditmaal maar laten. |
|