Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
69. Van de binding inzake de leer der aanwezige wedergeboorteGa naar voetnoot1.- Pardon, meneer, mag ik me even voorstellen? Jansen, Jan Jansen. - Aangenaam, mijn naam is Smith, Bill Smith. Uit Philadelphia. - Aangenaam, aangenaam. Ik kom uit Lutjebroek. Neem me niet kwalijk, meneer Smith, maar ik had u al zoo vaak aan tafel met mevrouw Hollandsch hooren spreken, dat ik wel begreep, dat u een Hollander van afkomst moest wezen...of vergis ik me? - Nee, neen, mijn familie heette eerst Smit, met een t. Die h is er zoo vanzelf bijgekomen, in Amerika. We komen oorspronkelijk uit Friesland. Ik denk straks even een trip daar naartoe te maken, als de boot aan is. Mooi land, tenminste om zoo es te bekijken. En u is natuurlijk nòg heelemaal Hollander? Meneer Jansen, immers? - Ja, ja, Jansen, Pas voor zaken in Amerika geweest. Heerlijk land. En sympathiek. 't Heeft me getroffen, dat de menschen daar nog zoo veel op hebben met ons oude Nederland. Ze weten daar zelfs al 't een en ander over de Nederlandsche kerkkwesties. Neem me niet kwalijk, maar ik zag, dat u ook aan tafel de christelijke gewoonte volgt. Ook zeker een kerkelijk man, meneer Smith? - Ja zeker, meneer Jansen. Sure, sure, wij leven met jullie mee. Nog pas trof ik een artikel van uw dr. Aalders aan, van de Free University.Ga naar voetnoot2. Hij had het over den strijd bij u in de Gereformeerde kerken. Hij vond dien Schilder maar een leelijken hypocriet. Zoo'n namaak-syrisch koninkje, you know. - ??? Neem me niet kwalijk, meneer Smith, maar wat bedoelt u eigenlijk? Syrië? - Kom, meneer Jansen, u weet toch wel, dat de koning van Syrië eens een dépêche stuurde naar den koning van Israël, met verzoek, zijn generalissimus van de melaatschheid te genezen?Ga naar voetnoot3. - Ja, èn? - En u weet toch, dat de koning van Israël toen opmerkte: dat vraagt hij me alleen maar om oorlog met me te kunnen krijgen, hij is op zoek naar een conflict? - Ja zeker, maar... - En nu schrijft die professor Aalders daar in onze kranten, dat die Schilder van die dépêches naar de synode stuurde over kerkrecht en zoo, en dat ie dat alleen maar deed omdat hij een conflict wou hebben. Dat is toch je puurste huichelarij? Want die Schilder zal toch zeker wel gezegd hebben, dat hij zijn bezwaren ontleende aan de kerkorde, zooals dat bij jullie heet? Nou dan, dan is 't toch een reuzen-huichelaar? | |
[pagina 294]
| |
- Meneer Smith, neem me niet kwalijk, maar onze professor Aalders is altijd tegen slechte polemiek geweest. Dáár valt niet over te praten, houd me maar ten goede. Maar overigens, alle compliment. Dat u dat allemaal zoo goed weet, ziet u. Ja, we zijn bij ons up to date, dat merkt u. Zelf ben ik er een beetje uit door die zakenreis van me. Maar straks zal ik mijn dominee wel weer eens polsen, hoe het staat met die kerk-revolutie. Stel u voor, een synóde zou al niet meer betrouwbaar zijn? Hoe komt iemand op de gedachte? Hebt u al gelezen, waar het geschil nu eigenlijk over loopt, meneer Smith? - Ja, ik las tenminste iets erover in dr. Aalders' stuk. Ik ben maar een eenvoudig man, heelemaal geen godgeleerde, hoor. Ik werk in Philadelphia op een laboratorium. Maar ik las eens een verhandeling van onzen prof. Van Til,Ga naar voetnoot4. een stadgenoot van me. Daarvan komt het zeker, dat het boek in onze bibliotheek was. U kent het zeker wel? Het ging over ‘De reformatie van het calvinistisch denken’.Ga naar voetnoot5. - Nnnee, niet dat ik me herinneren kan. Wie is ook al weer de schrijver? - De schrijver? Och, er waren er verschillende. Maar de samensteller was, laat eens kijken, ik heb het boek toevallig bij me, op reis meegenomen uit onze bibliotheek in Philadelphia, de samensteller was ds. C.P. BoodtGa naar voetnoot6. uit Leerdam. Kent u hem? Holland is zoo klein... - Nnnee, dat nou niet bepaald. Zeker zoo'n vrijgemaakte...Maar wat wou u met dat boek, meneer Smith? - Nou om u de waarheid te zeggen, ik werd getroffen door wat onze dr. Van Til zegt op...laat 's kijken,...op blz. 101, ‘men moet een goed calvinist zijn in het laboratorium om een goede in de kerk te zijn’. Dat heb ik me aangetrokken, u begrijpt dat, en het is de oorzaak, dat ik mijn trip naar Europa gebruiken wil, om bij u daar in Nederland eens goed uit mijn oogen te kijken. Ook over die Schilder-controversy, waarover dr Aalders het had in zijn brief aan onze Amerikaansche lezers. - Nou, dat zal u wel gemakkelijk vallen. De zaak is doodeenvoudig. Een klein ruzietje...ik wil 't wel niet opnemen voor dien uitval van onzen professor Aalders, maar tja, nou u dat zoo zègt van dien Syrischen koning...zoo héél gek is de vergelijking toch niet. Ik kan straks onzen dominee wel vragen, u wat lectuur te sturen, als u me even uw adres geeft in Holland. - Graag, meneer Jansen. Maar ik heb ook al wat vóórstudie gemaakt. Om een | |
[pagina 295]
| |
goed calvinist te wezen, in laboratorium èn kerk, heb ik de biliotheek van Philadelphia gevraagd, me wat lectuur mee te geven op reis. Ik zit er al zoo'n beetje in. Vooral over de kwestie van die kinderen, die men volgens uw synode moet houden voor wedergeboren, zooals dr. Aalders ons heeft meegedeeld. Dat is de meening van de synode van u, is 't niet? - Ja zeker, meneer Smith. Maar, is 't heusch, kunt u dáárover nu ook al lezen in Philadelphia? - Sure, sure. Ook heelemaal geen wonder; je hoort zoo af en toe praten over een oecumenische synode,Ga naar voetnoot7. you know. Blijkbaar willen ze bij ons in Amerika en bij u in Holland alle christenen vergaderen. Dat vind ik prachtig. Breed zijn, meneer, breed zijn. De frontieren over, zei mijn grootvader altijd, dat had ie van dr. Kuyper, zei-d-ie dan. Ik vind het maar prachtig, dat ze zoo oecumenisch gaan doen. Alleen maar... - Nou, wàt alleen maar? U bent toch niet van een of andere Amerikaanse sècte, pardon, neem me niet kwalijk, ik wil niet onbescheiden zijn. U bent toch óók broad-minded? - Ik hoop het, meneer Jansen, ik hoop het. Maar ik zit er een beetje mee, hóe ze bij jullie ertoe komen kunnen, zoo oecumenisch-breed te doen, en dan eerst die menschen die tegen de onderstelde wedergeboorte zijn, weg te sturen uit de kerk. 't Lijkt me, als ik 't zeggen mag, een beetje tegenstrijdig. Breed in Amerika. Smal in Holland. - Maar meneer Smith, nou zegt u me daar zoo iets. U hebt zeker per ongeluk uit Philadelphia verkéérde boeken meegenomen, van die luchte Amerikaansche. Neem me niet kwalijk, hoor, maar gun òns het geloof in onze synode. Als die zegt: een candidaat, die niet gelooft, dat de sacramenten inwendige aanwezige genade verzegelen, zoo'n man mag niet preeken in de kerk van Christus, nou, dan ben ik er zeker van, dat onze professor Aalders, en al die anderen van onze synode, straks tróuw zullen zijn. Een goed calvinist in het laboratorium en goed calvinist in de kerk, het is maar zooals u zegt. Een goed calvinist in de landelijke, een goed calvinist in de oecumenische synode. Ik ben er zeker van, dat hij tot iedereen, die daar ginds op die oecumenische vergadering komt, zal zeggen, hardop, en duidelijk: verzegelen de sacramenten inwendige aanwezige genade, ja of neen? Neen? Dan mag u niet preeken, en dan wil ik met u geen synode houden, want onze oecumenische synode zal nu juist óók dit dogma streng handhaven. Dacht u nu heusch, dat wij in Nederland smal waren naar binnen en breed naar buiten? Wel, ik durf haast van te voren aannemen, dat alle buitenlandsche kerken dit leerstuk aanvaarden. Verbeeldt u maar niet, dat onze oecumenisch-gezinde, breed-ziende, vooruitziende professoren als Grosheide en Aalders en Ridderbos en zoo geen rekening met de oecumenische kerk zouden gehouden hebben, eer zij zulk een dogma openlijk handhaafden tegen zoo'n afwijkend gezelschap als van dien, enfin, die syrischen dépêche-zender... - Ja, mister Jansen, nu we het daar over hebben, kan ik u wel biechten, dat ik juist op dàt punt aan het twijfelen ben geraakt. Door de lectuur n.l., die ik uit ons goede Philadelphia heb meegenomen. Kijk, ik heb het bij de hand. Mooi tijdschrift: The Presbyterian and Reformed Review. Gedrukt in Philadelphia. | |
[pagina 296]
| |
- Nee maar, dat ze daar in Amerika zoo vlug zijn...Nu al stukken over onze synode! Hoe kàn 't zoo vlug? Zeker uit 1944? - Nee meneer Jansen, uit... - O ja, ik begrijp 't al, uit 1905, of kort daarna zeker. - Neen, neen, nòg eerder. Uit de voorgaande eeuw. Uit 1891. Kijk maar: July 1891. - En staat dáár al wat in over die onderstelde wedergeboorte, die onderstelde inwendige aanwezige genade? Nou kun je toch eens zien, hoe oud dat leerstuk is. Die Syriërs ook... - Meneer Jansen, niet al te vlug van stapel loopen. In dit tijdschrift staat, dat men toch wel voorzichtig moet wezen, eer men van zoo'n opvatting als die onderstelde inwendige aanwezige genade een dògma maakt; ik zei u immers al, dat ik een beetje aan 't twijfelen was g... - Meneer Smith, ja ober, breng me maar een kleintje koffie, meneer Smith, niet boos worden, hoor. Maar ik denk, ik zou haast zeggen, ik wéét, nu u uit dàt vaatje gaat tappen, dat die schrijver in dat tijdschrift van jullie niet erg goed thuis is in de leer der onderstelde wedergeboorte. Als u mijn dominee eens opzoekt, zal hij u vast en zeker... - Nee, meneer Jansen, wij in Amerika kunnen zelf wel lezen. Weest u gerust, de schrijver van dat artikel is goed op de hoogte, lijkt me zoo, met die onderstelde wedergeboorte. Wil ik u eens wat voorlezen? 's Kijken...bladzij...tja, daar heb ik al wat. Luister goed: ‘Thans toch vat men den heiligen doop meestal op als doopte men op hoop van latere wedergeboorte, terwijl onze calvinisten steeds leerden, dat men doopen moet in de onderstelling dat de wedergeboorte bij het kindeke voorafging en dus aanwezig is’.Ga naar voetnoot8. - Krèk ons Praeadvies... - Nou sla 'k maar wat over, - dat gaat over zaad des geloofs, en over stengel des geloofs, en zoo...nog eens wat anders zoeken...wacht, ik ben er al weer: ‘Het is op dien grond (van dat zaad, denk ik)...het is op dien grond, dat de calvinisten leerden: 1e. dat wij de kinderen der geloovigen te beschouwen hebben als begenadigden, in wie het principiëele werk der wedergeboorte reeds geschied is; 2e. dat ze diensvolgens als geheiligden in Christus den doop moeten ontvangen; en 3e. dat ze,...Ga naar voetnoot9. - Meneer Smith, ik neem mijn woorden van daarnet terug, hoor. Eerlijk is eerlijk. Ik sta beduusd, dat zoo'n wereldsch land als jullie Amerika toch maar is, zulke goeie tijdschriften heeft. 't Is nou net precies, of je zóó uit de Maliebaan-kerkGa naar voetnoot10. komt; ik heb daar ook es op de gaanderij gezeten, vroeger moest de deur altijd dicht vanwege den oorlog, maar dat schijnt later overgegaan te zijn, de Duitschers werden zeker tegen 't eind een tikje gemoedelijker; tenminste in die dagen, toen die Syriërs - zal ik maar zeggen - | |
[pagina 297]
| |
moesten worden beoorloogd, toen waren de deuren ineens wijd open...Nou, en 't waren dezelfde klanken...Heusch, 't is een goed tijdschrift... - Tja, en dan komt de man ook nog met bewijzen uit de geschiedenis. Eén uit Calvijn...één uit, la's kijken..., uit MaccoviusGa naar voetnoot11.... - Da's die man, waar die dominee Vonk uit Schiedam zoo tegen isGa naar voetnoot12....en ééntje uit...Voetius...enne...GomarusGa naar voetnoot13....en CloppenburgGa naar voetnoot14....en... - Schei maar uit, meneer Smith, je hóórt ons Praeadvies. Zegt uw Amerikaan nog meer? Die Schilder wou zeggen, dat hoorde ik van een ouderling van ons op 't dorp, dat al die bewijzen uit de geschiedenis niet ter zake waren, maar de synode heeft het bewijs maar niet afgewacht, en onze kerkeraad ook niet...En nou ik daar ineens hoor, dat ook zoo'n Amerikaansche dominee of professor al in 1891 in Philadelphia liet drukken wat ons Praeadvies betoogde, nu geef ik ze schoon gelijk ook. Zegt die Amerikaansche dominee nog meer van zulke Nederlandsche en oecumenische waarheden? - Ja, sure, sure. Hij twijfelt heelemaal niet. Hij is niet malsch! 't Zal u wel goed doen, luister maar: ‘Het is alzoo een geheele onderstbovenkeering (...)’. - Dat is me nog al wat, hoe is 't m... - ‘Een geheele onderstbovenkeering van de calvinistische belijdenis zoo men niet erkent en belijdt: 1e dat het zaad der wedergeboorte door God kan gewerkt worden in een pas geboren kind...’.Ga naar voetnoot15. - Maar nou zegt ie me te weinig. 't Kan, zegt hij. Is dat alles? - Geduld, mr. Jansen. Nu komt het vervolg: ‘2e, zoo men dit bij de kinderen der geloovigen niet onderstelt; 3e, zoo men anders dan op grond dezer onderstelling hun den doop toedient; en 4e zoo men bij de opvoeding ze niet als reeds in kiem wedergeborenen beschouwt, en juist daarop den eisch tot bekeering baseert’. - Dank u, meneer Smith, dank u. 't Is muziek. En dat op een oceaanstoomer. Geef mij dat tijdschrift van dien Amerikaanschen dominee mee, dan laat ik het vertalen door onzen dominee, en dan verspreiden door onze plaatselijke propagandacommissie... | |
[pagina 298]
| |
- Best, meneer Jansen, maar we moeten eerst nog eens wat verder lezen, weet u wel. Ik zei u immers, dat ik een beetje aan 't twijfelen was gekomen door ditzelfde artikel uit The Presbyterian and Reformed Review. Aan 't twijfelen, of men bij jullie er wel goed aan gedaan heeft, deze leer bindend te maken, en alzoo gezag-van-confessie eraan te geven, en dominees, en professoren en candidaten eruit te werpen, als ze niet in alles daarmee overeenstemden...U moet weten... - Wàt weten, wàt weten? U hebt 't toch gehoord: wie het anders zegt, maakt zich schuldig aan onderstbovenkeering van de calvinistische belijdenis? Daar vàlt niet meer te praten, onze synode heeft natuurlijk alle mogelijke belijdenissen op haar hand, wacht maar eens straks op de oecumenische... - Mr. Jansen, nog even geduld. Diezelfde schrijver zegt, dat alle calvinistische confessiën toonen dit te bedoelen. - Nou, zei ik dat niet? Allemaal zeggen ze 't immers... - Pardon, mr. Jansen, dat dacht ik ook eerst te zullen lezen. Maar er staat, dat ze 't allemaal zoo...bedoelen. Toen dacht ik, hé, jij daar, een waarheid, die men niet loochenen kan, zonder de belijdenis onderstboven te keeren, wordt die niet...beleden, maar alleen bedoeld? - Dat jullie Amerikanen nou zoo kunnen vitten, nee, dàt had ik niet gedacht. Wedden, dat ie niet bedoelen bedoelt, maar zeggen? - Neen mr. Jansen, hij bedoelt wat ie zegt, hij bedoelt bedoelen. Niet zeggen. Ik zal u nog eens wat voorlezen: ‘Immers, al onze confessiën belijden, dat het sacrament strekt om het geloof te sterken. En hoe wil dan de doop, en met name de kinderdoop, als sacrament gelden, tenzij men onderstelt, dat ook reeds in het te doopen kind het zaad des geloofs door God gelegd zij? Zoo men dit niet onderstelt, mag men een kind niet doopen; want immers, zoo er geen geloofszaad in hen aanwezig is, kan de doop bij hen niet tot sterking van het geloof strekken (...)’.Ga naar voetnoot16. - Meneer Smith, meneer Smith, 't is me nou net alsof ik onzen professor Grosheide lees. Die schreef dat haast woordelijk zoo, in een brief over dien kandidaat met zoo'n Syrischen naam.Ga naar voetnoot17. Geef hier dat mooie tijdschrift, ik móet het onder de menschen brengen... - Ja, ja, dat komt straks. Eerst nog even lezen. Nou komt er, dat...let nu goed op, meneer Jansen, en laat die koffie nou nog éven staan, nou komt er:...‘dat onze calvinistische symbolen, en met name de Westminster symbolen, zich toch al te sober over dit gewichtig punt uitlaten’. ‘Dat is ook zoo’, zegt de schrijver. - Meneer Smith, neem me niet kwalijk, maar die koffie wordt koud. Excuseer... - U hebt gelijk, ik zal ook even uitdrinken. Want nou komt er een lang citaat. Klaar? We beginnen. Voor het zoo sober spreken der belijdenissen, zeg maar gerust, voor het niets hiervan belijden, geeft de schrijver twee redenen aan. Zet je schrap, broeder. ‘Vooreerst toch is het notoir, hoe de Heilige Schrift zelve zich bijna uitsluitend bezig houdt met den weg des heils voor volwassenen, en | |
[pagina 299]
| |
den geheel anderen weg des heils, dien God met de jonge kinderkens houdt, ter nauwernood aanroert. Hierom loochent de Heilige Schrift niet, dat er behalve den weg des heils voor volwassenen, nog een heel andere weg des heils voor deze kleinen is (mits natuurlijk altoos aan de uitverkiezing, aan de verzoening in Christus en de wedergeboorte door den Heiligen Geest gebonden), en geeft de Heilige Schrift er klare aanduidingen voor; maar ze werkt die niet verder uit dan voor onzen troost noodig is. Immers de Heilige Schrift is er niet op ingericht om onze weetgierigheid te bevredigen, of ons te doen doordringen in geheimenissen, maar strekt alleen om hen, die de Heilige Schrift lezen of haar prediking hooren, en die dus op ouder leeftijd zijn, te zeggen, wat zij te gelooven en te doen hebben. En daaraan nu houden zich ook onze calvinistische symbolen. Verder dan de H. Schrift gaan ze niet; en verder mochten ze niet gaan (...)’Ga naar voetnoot18....Is die ligstoel wat ongemakkelijk, meneer Jansen? - O neen, maar ik krijg trek... - Nog even wachten, meneer Jansen. Ik herhaal: ‘En verder mochten ze niet gaan’. Ik dacht zoo, mister Jansen, als 't nu zóó staat, dàn hebben ze bij jullie toch een ongelukkig ding gedaan, toen ze gingen binden. Want binden beteekent: die formule waaraan wij binden, is uit de Schrift zelf vast en zeker ontleend; wij moeten dit daarom confessioneel vastleggen. En kijk nou eens aan... - Meneer Smith, nou niet op onze synode afgeven. Hoe was 't ook weer: onderstbovenkeering...immers? 't Is dus volkomen helder volgens schrijver? - Nee, meneer Jansen, dat is 't nu juist. 't Is toch niet zoo helder, als ik eerst dacht. Hoor maar wat de schrijver verder zegt: ‘Een tweede reden is, dat ze nooit in hun belijdenis opnamen wat theologisch nog nooit tot helderheid gekomen was. En overmits nu de samenhang tusschen den doop en het voorafgaand werk Gods in de jonge kinderen wel theologisch ter sprake gebracht en gedeeltelijk toegelicht, maar nog niet tot heldere formuleering gekomen was, bleven ze op dit punt allicht al te sober. Eerst later (...)’Ga naar voetnoot19. - Ha, daar heb je 't al. Later, later zijn die symbolen, de belijdenissen, dan toch zeker wel tot helderheid gekomen? - Mis, mister Jansen. De schrijver zegt, dat eerst later de theologie op dit punt tot meerdere helderheid gekomen is. Zijn eigene misschien? Maar van die belijdenissen lees ik verder niets. En als ik u goed begrepen heb, dan is er bij jullie in Nederland een groote groep, die er niet van weten wil? En heeft die Schilder gezegd: nog eens wachten tot na den oorlog, eer jullie definitief gaan binden...eerst nog eens praten? Is dat zoo? - Nou ja, maar die Syriër. Wat zou zoo'n groep? Een synode moet toch haar eigen gang gaan? Die groep van 1905, die A-groep, wou er ook niets van weten; maar onze synode heeft zelf te beslissen. Ze heeft dien kandidaat dan ook weggestuurd, die precies zei wat de oude A-groep in 1905 beweerde. Maar al zou er ook een stem als van vele wateren tegen de synodale gedachte zijn, ik zeg maar: wie ze weerspreekt, keert de belijdenis onderstboven, zoo stond het er immers, niet? - Mag wezen, maar die schrijver uit onze Review zegt, een paar regels verder: | |
[pagina 300]
| |
...‘dat de calvinistische kerken, krachtens hun calvinistisch beginsel (...) bij haar belijdenis geen ander doel voor oogen zich stelden, dan om een echo op het Woord van hun God te geven. Dat ze (...) eerst dan spraken als er een stemme veler wateren tegelijk uit alle Gereformeerde Kerken opging. En (...) dat ze dan nog in hun sober spreken zich bepaalden tot datgene wat bij het licht des Geestes, door de studie der theologie, tot genoegzame helderheid en evidentie was gebracht’....Kunt u nou begrijpen, mister Jansen, dat ik ga denken, dat die schrijver uit onze Philadelphia-Review toch eigenlijk tégen die binding zou geweest zijn? En dat hij misschien gezegd zou hebben: toen die Schilder nog eens wachten wou tot na den oorlog, d.w.z. totdat ze bij jullie allemaal weer eens konden studeeren en schrijven, toen bleek die man eigenlijk geen Syriër, maar, enfin, toen stuurde hij op vrede aan. Lag hij toen niet zoo'n beetje in de lijn van dit tijdschrift? - Man, pardon, meneer Smith, schei nou uit over dien Schilder. Onze professor Aalders heeft toch zeker wel jullie Amerikanen haarfijn uiteengezet, waarover 't liep? Hij hoefde toch zeker maar te verwijzen naar jullie eigen belijdenis om te zeggen: het staat toch zeker voor ons allen allang vast? - Nou, mister Jansen, om u de waarheid te zeggen, heeft hij meer over het punt heengepraat, dan dat hij zich scherp bepaalde tot de punten in geding. Hij schijnt niet veel te moeten hebben van deze Amerikaansche tijdschrift-wijsheid. Tenminste, als ik nog éven mag - ik ben zóó klaar - ik lees even verder nog, dat een eventueele ‘rijker ontplooiing zoo algemeen in de kerken moet zijn doorgedrongen, dat niet de eene helft der kerkeraden of classis haar meening aan de anderen oplegt, maar dat de kerken saâm, in haar groot geheel, desaangaande eenzelfde eenparig getuigenis geven’.Ga naar voetnoot20. Zijn bij jullie de kerkeraden en classes wel wakker geweest? Ik meen, dat ze dien Schilder bij jullie hebben afgezet, omdat ie de kerkeraden in de zaak betrok? Enfin, u schijnt dat niet precies te weten? De calvinistische theologie moet vóór de binding heelemaal klaar zijn, zegt onze schrijver nog eens. De praeadviezen zou je dus nooit in de kachel mogen stoppen, ze zouden als aller kleinood vanzelf moeten gelden. Ook in de overige buitenlandsche Gereformeerde Kerken moet gelijke overtuiging tot gelijke resultaten kunnen leiden. Eerder mag je niet binden, zoo lees ik. ‘Van een elkaar overstemmen, van een meerderheid en een minderheid mag hier geen sprake zijn’,Ga naar voetnoot21. zoo lezen we. - Nu ja, meneer Smith, maar het ging tot om handhaving der belijdenis? - Tja, mister Jansen, maar de schrijver in de Review zegt, dat zelfs voor zoo'n nadere verklaring der belijdenis geldt: ‘wie de vrucht plukt eer ze aan den tak gerijpt is, wordt bijna altoos gestraft door te laat berouw’. - Schei uit, meneer Smith. Nou valt die Amerikaan me toch tegen. 't Lijkt wel zoo'n Schilder, die ook zei: als je blijft binden, dan is de teerling geworpen door de synode...Ze vonden dat bij ons maar erg brutaal, onze professor Dijk noemde dat ‘dreigen’. De synode zei 't 'm na. Zóó'n man, die kent Kuyper nog eens. Maar jullie Amerikanen... - Kuyper, zegt u daar. 't Is waar ook. Weet u, wie de schrijver is van dat artikel in The Presbyterian and Reformed Review? 't Is casueel: dr. Abraham Kuyper. | |
[pagina 301]
| |
- Kom nou, mijnh...Dan zou die tegen de binding geweest zijn? Net zooals die krant van Schilder zei? Laat me nou niet...kijk, daar heb je mijn vrouw...mag ik u voorstellen, mr. Smith uit Philadelphia, mevrouw Jansen uit Lutjebroek...Zoo, je komt zeker waarschuwen voor 't diner...Ja, 't is ook al laat. Nou, mijnheer Smith, 't was me aangenaam, we zien mekaar straks nog wel... - Mister Jansen, u wou dat tijdschrift nog meehebben...Niet noodig? En die vertaling dan? Niet...kijk, hij is al weg. Enfin, never mind, 't artikel is al vertaald, dat had ik hem nog willen zeggen; ze wisten 't in de bibliotheek van Philadelphia me te vertellen, 't is vertaald onder den titel: Calvinisme en revisie, kijk, 't staat nog in mijn exemplaar aangeteekend, gedrukt te Amsterdam, bij J.A. Wormser,Ga naar voetnoot22. 1891. Ik moet bepaald toch nog eens wat verder neuzen dan in Lutjebroek...Wat is 't nog heerlijk vroeg in den middag. |
|