Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 224]
| |
44. Brieven aan een jongeren tijdgenoot. Over ‘moederlijke’ tuchtGa naar voetnoot1.Amice,
Heb je al de nieuwe brochure van dr. B. Wielenga gelezen?Ga naar voetnoot2. Zoo ja, dan behoef ik je mijn meening er niet meer over te zeggen. Ze is een liefkoozing, geen slag. Dus ook geen slag in de lucht. Maar wel een liefkoozing in de lucht. Ik bedoel meer: zij raakt de kwesties niet aan, die werkelijk in geding zijn. Bij het bladeren in dr. Wielenga's geschriftje trof me één passage. De schrijver heeft het ergens over moederlijke tucht. Ik weet niet precies meer, hoe het er staat, want Adolphus was deze week zoowat zwervende, en heeft de brochure niet bij de hand. Maar hij meent zich te herinneren, dat volgens dr. Wielenga de tucht der kerk een beetje meer moederlijk moet zijn. Is de kerk niet de moeder der geloovigen? Een beetje méér moederlijk dus. Dat zal wel willen zeggen: niet zoo robuust. Niet zoo streng. Niet zoo op den man af. Niet zoo barsch. Niet zoo wettisch. Een beetje meer ‘begrip’. Een ietwat zachte hand. Een tikje gemoedelijkheid erbij. Den stouten jongen in het groote kerkgezin meer behouden willen en hem dat ietwat omslachtiger zèggen ook. Moederlijke tucht. Je weet, m'n waarde, ik ben wat ouder dan jij. Jij zult het niet zoo bewust hebben ‘meegemaakt’, als ik, want jij was in '26 nog maar een baby of iets meer. Enfin - in '26 hadden we de kwestie-Geelkerken.Ga naar voetnoot3. Dezelfde dr. Wielenga heeft ook toen met enkele anderen een brochure geschreven; ik meen onder den titel: ‘Ons aller moeder’.Ga naar voetnoot4. Ook toen was het motief: de kerk is een moeder der geloovigen, ze moet dus een tikje zachtmoediger zijn in haar tucht. Een beetje meer fluweel om de hand, die de stoute kinderen slaat. Ik herinner me dat een praeadviseur der synode-van-destijds - hij was er ook nog in '42 en '44Ga naar voetnoot5. - na dr. Wielenga's eerste brochure opmerkte: dat boekje heeft het meeste kwaad gedaan.Ga naar voetnoot6. Het meeste kwaad dus aan de toenmalige synode. | |
[pagina 225]
| |
Hoe de nieuwe brochure-Wielenga den synodalen leiders smaken zal, weet ik niet. Wel weet ik, dat ze met deze leiders nog al ‘moederlijk’ omspringt. En met de anderen dan? Met de uitgeworpenen dan? Ja, wat moet ik daarvan zeggen? Indien moeders de gewoonte hebben, het fijne puntje te verdoezelen in haar gesprek met de stoute kinderen, of...tegenover beide partijen, die uit elkaar geslagen zijn, zoo te handelen, ja, dàn is dr. Wielenga ook tegenover hen zeer ‘moederlijk’. Zéér. Mij al te zeer. Want ik vind maar: je moet ook aan de uitgedrevenen goed de waarheid zeggen. Als het maar de waarheid is. En...als het maar ter zake is. Maar ik ben bang, van de vrouwelijke abonné's die deze correspondentie volgen, de ooren gewasschen te krijgen, wijl ik de vrouwelijke paedagogie te laag aansla. En daarom laat ik maar in het midden, of dr. Wielenga metterdaad de moederlijke tucht recht teekent. Beeldspraak is bij vrouwen erg geliefd. Maar daarom ook des te gevaarlijker voor de mannen, die de vrouwen met hun beeldspraak te na komen, naar vrouwelijk oordeel. Dan is soms de vrouwelijke afstraffing allesbehalve ‘moederlijk’. ‘Da werden Weiber zu Hyänen’, aldus Schiller.Ga naar voetnoot7. Maar nu wordt het àl te gevaarlijk; ik laat het chapitre rusten. Temeer doe ik dat, omdat ik het heelemaal niet eens ben met dr. Wielenga's lievelingsdenkbeeld van moederlijke kerktucht. Is de tucht moederlijke handeling? De Catechismus noemt haar sleutelmacht-bediening. En sleuteldragers zijn meestal pootige mànnen, dacht ik zoo. Ze vragen een wachtwoord. Ze dragen de uniform der hellebaardiers. Het zijn ‘de Zwitsers’. Ze hebben barsche stemmen en laten niet met zich spelen. Want ze hebben hun baas boven zich. Ze hebben hun koning boven zich. De tucht moederlijk? Maar Christus' gezanten heeten toch óók ambassadeurs? Ik dacht, dat die nog al zakelijk moesten zijn. En officieel. Hun opdracht is die van ‘Wachters’ op Sions muren. Zulke muurwachters zijn ook nog al stroef, dacht ik zoo. Ik wou maar zeggen, amice, dat de bijbel al die beelden door elkaar gebruikt. Vrouwelijke èn mannelijke. En dat het daarom gevaarlijk is, van al die beelden er één, of één reeks, speciaal naar voren te laten komen. Bovendien: is 't wel waar, dat de kerk om haar tucht moeder heet? Ik dacht, dat óók de onderwijzer kon tuchtigen. En ook tante. En ook opa. En ook vader. En ook de politie. En dat dus het moeder-zijn der kerk niet uit de tucht te verklaren is. Het tuchtigen, dàt deelt de moeder mèt den onderwijzer, en met tante, en met opa, en met vader en met de politie. Maar het baren, dat doet alléén zij. En juist om dat baren van de kinderen heet de kerk moeder. Evenals Hagar, en Sara, die beiden kinderen baarden aan vader Abraham. Zoo staat het in Galaten. En aan Galaten 4 danken we de heele beeldspraak van de kerk als moeder der geloovigen. Welnu, hoe en waardoor dacht jij nu, dat de kerk haar kinderen baarde? Je weet het, m'n waarde, nog wel van de catechisatiejaren: ze baart haar kinderen door het Woord. Door het gepredikte Woord. Daarom mag de kerk aan dat Woord niets veranderen. Ook niet met de moederlijkste bedoelingen. Er moet | |
[pagina 226]
| |
niets af. En er moet niets bij. Want het Woord is het zaad der wedergeboorte, zegt de bijbel.Ga naar voetnoot8. En als de kerk dat zaad denatureert, dan is het uit met haar baren, en dus met haar moederschap gedaan! Dan is het uit met dat moederschap. Als de kerk in het Woord - ook het tuchtwoord!! - iets verandert, dan doet zij niet als de leven-geefster, d.w.z. de moeder, doch als de gifmengster, de leven-neemster. Dan baart ze niet. Dan wekt ze abortus op. Hetgeen misdadig is. Als dr. Wielenga werkelijk zou bedoelen: dat de synode iets zoetsappiger optreden moet tegen werkelijke delinquenten, dan zeggen wij daar heelemaal geen amen op. Wij willen niet, dat onze professoren Greijdanus en Schilder moeten ‘leven’ van kerkelijke zoetsappigheid. Een haal over den neus, en dan maar laten gaan. Zóó ‘moederlijk’ wou Pilatus doen met Christus: geeselen, dan is ‘hij’ toch verder wel ongevaarlijk, niet? Maar God heeft Pilatus alzoo niet gewild. En wij willen zoo'n ‘moeder-Pilatus-synode’ niet. Wij verwijten de synode niet, dat ze hard getuchtigd heeft. Wij verwijten haar, dat ze helemaal niet getuchtigd heeft. Dat ze geknoeid heeft. Dat ze het recht Gods geschonden heeft. Dat ze dat bewijst, doordat haar rechts-regelen, waarmee de professoren Greijdanus en Schilder vervolgd zijn, later weer over boord geworpen zijn. Tucht is Woord-bediening. Zoo dacht ik het in mijn kerkelijken eenvoud. En als de ‘moeder’-kerk waarlijk moeder is, dan zal ze Gods Woord over en in de tucht streng handhaven. En daardoor anderen baren, misschien nog wel ter elfder ure alsnog ‘baren’, de h.i. onwedergeborenen, die ze als onwedergeborenen heeft uitgebannen (immers der afsnijding waardig hen oordeelende!). De synode kent Gods Woord inzake de tucht uit den Catechismus, de belijdenis en...de kerkenordening. Maar indien ze almaar door het fijne puntje van haar dusgenaamde vonnissen omzwachtelt, er wat mee heen en waar scharrelt, en anderen rustig laat doen, hetgeen ze aan de eerst-uitgeworpenen op het strengste ‘verbood’, dan bedient ze het Woord Gods, inzake de evangelische-verlossingsacte - die tucht genaamd wordt - niet meer. Dan doet ze niet moederlijk. En niet vaderlijk. En niet wachterlijk. En niet ambassadeurachtig. En niet in sleuteldrager-stijl. Dan doet ze wat de profeten noemen: hoereeren. Men moet het mooie woord ‘moeder’ niet naar beneden halen. En leelijke overtredingen van de kerkenordening niet òppoetsen door daaraan een alleen maar gradueel verschil met moeder-acten toe te dichten. Ze hebben daarmee een principeel verschil. ‘Wie den wil Mijns Vaders doet, die is mijn moeder, mijn broeder en zuster.’Ga naar voetnoot9. Zóó sprak eens de Heiland. Het blijve ons gezegd. Ook jou en mij, mijn waarde. Met vaderlijken-moederlijken-broederlijken-kerkelijken groet:
je Adolphus Venator. |
|