Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
40. Bukken, bukken!Ga naar voetnoot1.Als prof. dr. S. Greijdanus den paladijnen van dr. J. Ridderbos (ik gebruik veiligheidshalve een woord van één zijner paladijnen, n.l. zijn zoon) verwijt dat zij de hoogheid hunner vergaderingen zoo sterk drijven, heet dat bij hen laster. Maar wat zeggen recente feiten? Ds. L. DoekesGa naar voetnoot2. is onlangs ook al geschorst. Ds. Doekes zelf vertelt er over in een helder, rustig artikel in Reformatie-Stemmen (nr. 22).Ga naar voetnoot3. Het slot luidt als volgt: Ik had er op gewezen, dat mijn belofte in het onderteekeningsformulier zich beperkte tot de leer in de drie formulieren van eenigheid; en de classis had bij mij ondanks alles geen afwijking van die leer kunnen ontdekken. Toch werd de beschuldiging gehandhaafd, en zwart op wit het land en de kerk ingezonden. Dit was mijn ‘misdaad’: dat ik niet wilde beloven, voorshands in 't openbaar te zwijgen over den verkeerden gang van zaken in de kerk des Heeren. Waarom ook niet? Die belofte was toch maar een kleinigheid! Ongeveer zooals dr. A. Kuyper het indertijd gezegd heeft in zijn prachtige toespraak op 11 juli 1886 in ‘Frascati’ te Amsterdam: ‘Was het niet de eenige vrage of uw leeraars al dan niet het hoofd in den schoot zouden leggen, en even, even slechts, het is zoo, maar even dan toch, het hoofd zouden buigen voor de synode in steê van voor Jezus hun Heer?’Ga naar voetnoot4. Ik kon niet beloven, als dienaar des Woords te zullen zwijgen over wat tegen Schrift en belijdenis inging. Dat is tegenwoordig in de ‘Gereformeerde Kerken’ een groote misdaad. Precies in strijd met de waarheid wordt het een breken van de ambtsbelofte genoemd (...) | |
[pagina 216]
| |
den! En de meerderheid van de aanwezige ambtsdragers stemde in met zijn uitspraak, dat de kerkeraad eerst de schorsing als wettig besluit moest aanvaarden en mee helpen uitvoeren; het kwam z.i. niet te pas, eerst te onderzoeken of het vonnis wel rechtvaardig was...Twee merkwaardigheden dus onder den verderen hokus-pokus. De eerste is: men schorst, maar zegt toch: laat den geschorste aan het avondmaal toe. Natuurlijk is dat dwaas (schorsen naar de K.O. mag alleen in geval van zonden, die in een ‘gewoon lid’, laat staan in een ambtsdrager, de afsnijding waardig zijn). Maar het systeem brengt het mee. Men durft niet zoo iets te verklaren, maar men wil toch den man ‘klein krijgen’, om den term van een zeer vroompratend redenaar-praeadviseur te gebruiken. Bukken, bukken! Of anders: wegzenden, ook zonder kerkorde. De tweede is: men eischt blind bukken. Eerst bukken. Dàn pas vragen, of soms God de Heere dat wel gedoogt. Dezelfde machtswellust kwam brutaal naar voren in Bloemendaal. Toen ik zelf geschorst was, heeft een groep synodeleden met anderen daar een paar keer vergaderd,Ga naar voetnoot6. om eens te kijken, wat er nog van de affaire te maken was met behoud van 't prestige en zoo. Ik kreeg een brief van twee predikanten, die de conferentie hadden bijgewoond. Daarin staat letterlijk het volgende te lezen (een naam laat ik weg): Ook is een gedachte gevormd, hoe het met de schorsing moet. Daarbij opperde (...) een gedachte, die hierop neerkomt: als Schilder meedeelt aan de synode, dat hij, met behoud van (of reserveerende, zooals de juristen schijnen te zeggen) al zijn rechten en inzichten (inzichten kan weg, als je het alleen als een kwestie van rechten ziet) zich de facto aan de schorsing onderwerpt, en over haar in beroep gaat bij de volgende synode, zou de synode de schorsing opheffen.Ga naar voetnoot7. | |
[pagina 217]
| |
Tot zoover het citaat. Ik liet den naam van den man, die deze idee opperde, weg, omdat ik geen toestemming heb, hem hier te publiceeren. De man-in-kwestie is wel meer wars gebleken van aanwezigheid van getuigen en van schriftelijke aanteekening betreffende zijn voor de kerk beslissend doen en laten. Genoeg zij, dat het iemand was, die in de synodale handelingen een eerste viool speelde. Natuurlijk ben ik op dit onwaardige gesoebat om mee te knoeien niet ingegaan. Stel u voor: een kantonrechter beschuldigt u van roofmoord, gij vindt dat gruwelijke lasterpraat, de man weet dat, maar geeft u geen kans tot verweer, wijst uw rècht op het officieel indienen van dit verweer van de hand, verklaart u meteen na 14 dagen strafwaardig, en ‘straft’ u ook metterdaad, en laat dan langs een omwegje u vertellen: erken nu maar, dat ge de facto u aan de straf onderwerpt, dan is 't zaakje weer in orde...voorloopig; en stel u dan meteen maar voor, dat de rechter had gezegd: ik sprak recht in den naam van den Heere Tsebaoth...Wat zoudt ge van den sinjeur zeggen? En van zijn ‘leiding des H. Geestes’? Let wel: ik heb tijdens de schorsing niets gedaan, waaruit bleek, dat ik ze niet de facto erkende. Niet dat ik het zóó noodzakelijk vond; integendeel: een schorsing als de mijne, die zóó apert ingaat tegen de Schrift en kerkorde (verscheiden rechters spraken dat indirect reeds openlijk uit) behoefde niet worden erkend, ook niet ‘de facto’. Maar ik kon destijds niet preeken, en ook geen college geven of tentamens afnemen. Met andere woorden: de heeren kregen geen kans te zeggen: de facto erkent hij de schorsing niet. Maar een briefje: ik buk, ik buk, dat zou al voldoende zijn geweest? Als de man maar bewees, te bukken, niet zoozeer voor Gods naam, als wel voor de aanroepers van Gods naam! Het is wanbestuur, anders niet. |
|