Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 203]
| |
36. ‘I told you so’Ga naar voetnoot1.Lángzamerhand herstelt zich het postverkeer; zoo kon ik weer brieven uit Amerika ontvangen. Het laat zich verstaan, dat de kerkelijke kwestie één der punten is, waarover van Amerikaansche zijde bij mij geïnformeerd wordt. Blijkbaar is iets van de dusgenaamde ‘tuchthandelingen’ der dusgenaamde ‘synode’ ook in oorlogstijd doorgesijpeld naar Amerika; en heeft in hetzelfde ijltempo, waarmee hier in Nederland een beslissing doorgedreven is, en ook getracht is, de publieke opinie beslissend te beïnvloeden door gebruikmaking van de gevolgen, die de Duitsche kerkvervolging voor o.a. mijzelven had, ook in Amerika een groepje zich beijverd om al vast het volk te beïnvloeden, nog voordat men ook maar het minste betrouwbare nieuws had vernomen. Reeds had ik er een en ander van gehoord. Thans komen brieven het gehoorde bevestigen. Weliswaar heb ik zelf nog niets onder de oogen gekregen van wat men ginds geschreven heeft; men zond mij nog niets toe. Maar uit de binnengekomen brieven is het beeld wel ongeveer duidelijk; het klopt vrijwel met wat ik van bepaalde personen had verwacht. Toen ik in 1939 in één der kerken van Chicago sprak, was er een predikant die me inleidde, en in zijn openingswoord verzekerde: vroeger waren wij, Amerikanen, vrijwel op Nederland aangewezen, maar den laatsten tijd hebben we van die voogdij ons wel losgemaakt, en hebben Nederland niet meer noodig, we staan op eigen beenen. Dat die predikant zelf zoover was, zou ik niet graag ontkennen; ik heb van hem de aangenaamste herinneringen. Maar ik dacht: we zullen eens kijken, of 't waar blijkt; inzake de gemeene gratie hebben jullie het ongeluk gehad af te gaan op Nederlandsche adviezen,Ga naar voetnoot2. die aan allen historisch-wetenschappelijken ernst gespeend waren; zou 't voortaan beter gaan? Dat al de Amerikaansche voorgangers van Nederlandsche groeps-beïnvloeding zich geëmancipeerd hebben, blijkt uit de jongste feiten niet. Althans, wanneer het waar is, wat één mijner correspondenten - zakelijk met anderen overeenstemmende - aldus onder woorden brengt: ds. zóó en zóó, - bedoeld is de redacteur van een kerkelijk orgaan - slaat alvast den toon aan: ‘I told you so’. I told you so -. Dat wil zeggen: ‘Welnu, heb ik 't je niet gezegd?’ | |
[pagina 204]
| |
Er zijn altijd menschen, die, als een of ander verrassend ding geschiedt, goed of kwaad, weten te verzekeren: ‘Ik heb het wel aan zien komen’; ‘'k heb 't wel gezegd’: ‘I told you so’. Soms is het een aangenaam, soms een beschamend gehoor. Meestal is 't belachelijk of vervelend. Wat het ditmaal is mogen de feiten uitwijzen. Dezelfde heeren, die vanuit hun werkstoel aan de V.U. enkele maanden na mijn optreden te Kampen begonnen zijn tegen mij te werken, meestal langs indirecte wegen, en die in hun pogen om hun meeningen en invloedssferen tegen vermeende gevaren te ‘beveiligen’, hun actie-radius steeds verder trachtten uit te breiden, hebben toen ze vernamen, dat ik naar Amerika een reis ondernemen zou, om aldaar te spreken, getracht daar een stokje voor te steken. Ze schenen bang, dat enkele van hun lievelingsdenkbeelden - b.v. inzake de gemeene gratie en dergelijke - ginds van hun aureool van gereformeerde axiomata zouden ontdaan worden. En toen begon de telex te werken. Naar binnen- en naar buitenland. In het binnenland werd ineens iemand, die bij mijn weten nog nooit over een buitenlandsche reis gedacht had, voorgesteld als candidaat voor een reis naar Zuid-Afrika.Ga naar voetnoot3. Pardoes viel dat plan uit de lucht. De candidaat-reiziger gaf ook te Kampen onderwijs; was ouder dan ik; teveel krachten tegelijk konden natuurlijk niet gemist worden; ergo: ondergeteekende kon natuurlijk niet weg. Een paar dagen later evenwel bleek dat van heel die Zuidafrikaansche reis tòch niets kwam.Ga naar voetnoot4. En toen kon daaraan natuurlijk geen argument meer ontleend worden. Maar het buitenland was er ook nog. Men schreef uit ‘Amsterdam’ briefjes naar Amerika. Pas op, pas op: de gemeene gratie loopt gevaar; gij daar in Amerika hebt in 1924 zoo netjes onze Nederlandsche adviezen gevolgd terzake van de bescherming van dit ‘leerstuk’, en b.v. met behulp van citaatjes van MastrichtGa naar voetnoot5. ds. H. Hoeksema,Ga naar voetnoot6. die er niet van weten wilde, het ambt ontnomen: | |
[pagina 205]
| |
en later heeft onze dr. Hepp u één van zijn dissertaties doen toekomen, ditmaal over de gemeene gratie en Calvijn;Ga naar voetnoot7. en het is zoo rustig verloopen met die Hoeksema-zaak, er is niet zoo heel veel meer van te merken; maar nu komt die Schilder, en die is niet heelemaal te vertrouwen; probeert hem tegen te houden. Het hielp iets. Eén der kerkelijke leiders in Amerika begon in de pers de gemeene gratietrom te roeren, en wees op de gevaren.Ga naar voetnoot8. Het gevolg was, dat de gemeene gratie - die bij de opstelling van het spreekagendum eerst heelemaal geen speciale voorkeur mijnerzijds had genoten, nu ineens door vele plaatselijke comité's begeerd werd als onderwerp voor een spreekbeurt. En naast dat verzet in de pers kwam nog een niet-publieke actie: men bracht een aantal Amerikaansche menschen bijeen die me een briefje schreven: we hebben hier nu de rust, zou het niet beter zijn ons die te laten, en maar niet te komen? Ik heb den heeren toen een heel kort briefje terug geschreven en memoreer overigens dankbaar, dat met uitzondering van een paar, die aan de V.U.-actie zeer geparenteerd waren, al die correspondenten me later allervlotst hebben ontvangen met die echt goed doende Amerikaansche gastvrijheid. En kijk, nauwelijks heeft hetzelfde groepje dat de oppositie begon in 1933, het eindelijk klaar gespeeld in 1944 mij destijds gemuilkorfd door den Duitscher, weg te werken met de dommekracht eener niet begrijpende ‘synode’, of een van die publicisten die destijds in Amerika hun pers gebruikte ten gunste van de suggesties van bedoelde V.U.-heeren, zegt nu: I told you so. Heb ik het u niet gezegd, wàs er geen luchtje aan? En nu vragen mij Amerikaansche correspondenten: is het waar? Heeft de synodale scheurtrekkerij iets te maken met het zaakje waarover destijds een persactietje is opgezet? Het antwoord kan duidelijk zijn: het heeft er niets mee te maken. Want heel het brochure- en krantengeklaag van de heeren Kuyper-Hepp en heel de door hen geïnstigeerde kerkelijk-synodale actie van 1936 en daarna, met de klaarblijkelijke bedoeling ook mijn opinie terzake van de gemeene gratie kerkelijk veroordeeld te krijgen (zij zelf zagen er wetenschappelijk geen kans toe) is op niets uitgeloopen. Dat dit zoo kláár als een klontje is, vooral voor een Amerikaanschen | |
[pagina 206]
| |
toeschouwer, neen, dàt zou ik niet durven beweren. Klare klontjes worden in een verpolitiekte kerk niet altijd geleverd. Immers, men komt er pas achter, als men de Toelichting leest op de uitspraken van 1942. De uitspraken zelf laten de waarheid nog wat in den mist (al zijn ze ‘bindend’ verklaard). Daar staat: 4e dat God hierin aan boozen en goeden, aan rechtvaardigen en onrechtvaardigen ongehouden goedheid bewijst, die onder ons met den naam ‘algemeene genade’ of ‘gemeene gratie’ wordt aangeduid, maar (...) enz.Ga naar voetnoot9.Natuurlijk is deze uitspraak niet ‘bindend’ voor iemand, die evenals ik denkt over het respect, dat men aan de kerk en aan zichzelf verschuldigd is. De uitspraak spreekt ten eerste niet wetenschappelijk - wat niet erg is, behalve als ze daarvan de allures aanneemt; ze is ten tweede niet helder, want 't woordje ‘hierin’ verwijst naar de voorgaande uitspraken, die deels van wetenschappelijke, deels van bijbels-anthropomorphe inkleeding zich bedienen ter aanduiding van bepaalde grootheden; ze is ten derde niet volledig, want ze doet geen recht aan de schriftuurlijke waarheid, dat God de creatuurlijke gaven óók aan Zijn toornbediening dienstbaar stelt en ze daarvoor noodig heeft, zal Hij kunnen vloeken, die Hij zich voornam te vloeken; en ten vierde is ze niet rondborstig. Niet rondborstig. En dat ná jarenlange disputen waarvan juist de Amsterdamsche heeren een kerkelijke ‘beslechting’ wenschten. Het niet-rondborstige ligt in de woorden: die onder ons met den naam ‘algemeene genade’ of ‘gemeene gratie’ wordt aangeduid.Wie op een afstand dit leest, krijgt den indruk, dat de aldus sprekende synode gezegd hebben wil: die term gratie of genade ligt onder ons vast, die is door ons kerkelijk geijkt, zóó zeggen wij het. Maar zulke conclusie, hoezeer begrijpelijk, ware toch onjuist. Want de Toelichting op de uitspraken verklaart officieel: In de vierde conclusie wordt de onder ons gangbare naam ‘algemeene genade’ en ‘gemeene gratie’ genoemd en verklaard. In de wijze, waarop ze dit doet heeft de synode doen uitkomen dat het haar meer te doen is om de zaak dan om een bepaalden naam, waarin die zaak tot uitdrukking wordt gebracht.Ga naar voetnoot10.Later heeft men nog dit er aan toegevoegd (Prae-advies blz. 34): ‘De synode’ (...) heeft deze formuleering juist gekozen voor het geval dat iemand wel de zaak belijdt, maar tegen den naam bezwaar maakt (...) de term ‘algemeene genade’ is (...) juist niet tot leerstuk der kerk verheven. | |
[pagina 207]
| |
Dat ik dit smakelijk vind zou ik niet graag zeggen.Ga naar voetnoot11. Vooral niet, nu men tegenwoordig de synodale propaganda-voerders van Toelichting en Praeadvies, die eerst zeer stellig officieele stukken der synode waren, en dan ook als zoodanig bejegend en gebruikt zijn, hoort verzekeren, dat men ze ‘gerust in de kachel stoppen mag’. Maar enfin - de Amerikaansche penvoerder, moet nu wel gelooven, dat de synode er niet toe is gekomen, den heeren Hepp en Kuyper hun zin te geven. Dezen wilden den term genade vast gelegd zien; ik wilde dat niet, en sprak openlijk uit (ook in een rectorale rede, waarvan het handschrift helaas, ten gevolge van Duitsch molest buitenshuis gebracht en toen verongelukt isGa naar voetnoot12.), dat de term genade beter niet kan worden gebruikt in dit verband. En al heeft ook de inkleeding van de synodale uitspraak de zoozeer gewenschte duidelijkheid ontbeerd, toch bewijzen de nuchtere feiten, dat de aanval dergenen, die den term ‘algemeene genade’ tot elken prijs wilden zien gedekt met kerkelijke ‘autoriteit’ het pleit verloren hebben. Derhalve: De Amerikaansche lezer mag den redacteur in kwestie schrijven: You told me so? No sir! Waar het dan wel om gaat? Het zal onzen Amerikaanschen lezers wel langzaam duidelijk worden, als ze de lectuur van De Reformatie maar volhouden, ook als we beginnen met de details van de synodale stukken bloot te leggen: destijds gunde de synode zelf daarvoor ons geen tijd: ze had daarvoor teveel haast. Kort samengevat komt het hierop neer: a. die synode bond ons aan een stel uitspraken van 1942 die wij allerminst als uitdrukking van Gods Woord willen eeren; b. en wij mogen ons alleen laten binden aan wat zelf duidelijk inhoud is van Gods Woord; c. bovendien willen wij de vrijheid èn de opdracht behouden, om naar het onderteekeningsformulier de valsche leer te bestrijden; d. later heeft ze, om de bezwaarden te helpen, doch in werkelijkheid de moeilijkheden maar vergrootende, van een stuk uit 1905, dat reeds lang op eenige punten tegenspraak ontmoette, en dat nogal breed is, verklaard, dat het in zijn geheel bindt; e. bovendien heeft ze een kerkrecht ingevoerd, en gevolgd, dat rechtstreeks als valsche leer moet worden bestreden; ze heeft de kerkenordening herhaaldelijk met voeten getreden - hetgeen na ons reeds meer dan één rechter openlijk uitgesproken heeft; ze heeft ondanks alle revisie-pogingen zich in haar kwaad verhard en gestijfd; en zoo mannen uitgeworpen, die God niet uitwerpt, den kansel gesloten voor candidaten, die iedere andere behoorlijke kerk van gereformeerde opvatting gaarne toelaat; en alzoo een frivole hiërarchie ingevoerd, die erop uitloopt, dat ze zich en haar ordinanties macht | |
[pagina 208]
| |
toekent boven Gods Woord, en vervolgt degenen, die in de kerk leven naar Gods Woord. Ze werd sectarisch; verliet de breede kerkbasis. De rest komt wel aan de orde in ons blad. |
|