Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
6. SuppletiefondsOp zaterdag 18 november 1944 verscheen het eerste nummer van de Mededeelingen van de Gereformeerde Kerken in de Classis Groningen. Schilder, die op dat moment in het noorden van het land verbleef, verantwoordde in dit gereformeerd-vrijgemaakte orgaan onder de kop ‘Opleiding tot de dienst des Woords’ of ‘Suppletiefonds’ geregeld de giften, die hij ontving voor de theologische opleiding. Deze losse bijdragen worden hier samengevoegd weergegeven tot en met het nummer van 14 april 1945. Nadat Schilder eind april in Kampen was teruggekeerd, legde hij ook in de nummers van 5 en 19 mei, 2, 16 en 30 juni en 14 juli 1945 nog verantwoording af van de uit het noorden des lands ontvangen giften. Deze bijdragen zijn hier niet opgenomen, omdat Schilder daarin wegens papiergebrek alleen bedragen en initialen van schenkers kon vermelden, vergezeld van een korte dankbetuiging.
In het nummer van 25 november 1944 schreef hij: ‘Met hartelijke dank en groote ingenomenheid deel ik hier mede uit Roodeschool en Uithuizermeeden te hebben ontvangen drie giften, elk van ƒ1000 (duizend), ten bate van de opleiding tot den dienst des Woords in de vrijgemaakte kerken van Nederland. Het verheugt mij, dat het besluit der classis om terzake aanstonds de noodige stappen te doen, reeds zoo spoedig een zoo hartelijke weerklank gevonden heeft.’Ga naar voetnoot1.
In het nummer van 9 december 1944 schreef hij: ‘Wederom een goede tijding: met grooten dank ontving ik uit de vrijgemaakte Kerk van Pieterburen j.l. zondag drie giften tot een gezamenlijk bedrag van ƒ1500 (vijftienhonderd gulden) ten bate van een onderdeel der opleiding tot den dienst des Woords in onze kerken. Het verheugt ons allen wederom te mogen zien, hoezeer het initiatief geprikkeld wordt door onze vrije samenleving, en hoe de opbouw van wat zoo schandelijk verwoest werd, wederom ter hand genomen wordt in den drang der liefde. Hartelijk dank.’
In het nummer van 16 december 1944 schreef hij: ‘De zaak marcheert. Weer kan ik een bijdrage melden. Deze week, zaterdagavond, ontving ik een enveloppe, inhoudende ƒ100 (honderd gulden), met bijschrift: “voor de opleiding van predikanten”. De gift was afkomstig van “twee | |
[pagina 60]
| |
cursisten”,Ga naar voetnoot2. B.M. en E.B. Meer weet ik er ook niet van; maar ik weet genoeg, om mijn hartelijken dank uit te spreken, tot navolging op te wekken, en daartoe aan te halen wat schrijvers (of schrijfsters, of schrijver en schrijfsters) in hun bijschrift tenslotte opmerken: “Moge het particulier initiatief in dezen van kracht tot kracht steeds voortgaan”.’
In het nummer van 23 december 1944 schreef hij: ‘Bij den opbouw van ons kerkelijk leven is ook weer noodig de vorming van een suppletiefonds voor hulpbehoevende studenten. Het leek me gewenscht, ook voor zoo'n fonds het initiatief te nemen. Gelukkig vond ik daarbij aanvankelijk weer de noodige hulp. In een samenkomst te Murmerwoude (Fr.), waar ik verleden week sprak, werd daarvoor gecollecteerd. De opbrengst was ƒ165, - (honderd vijf en zestig gulden). Ook in Stadskanaal, waar ik j.l. zondag het Woord bediende, werd een collecte gehouden na den middagdienst in een vergadering ter voorlichting met betrekking tot de kerkelijke kwesties. In deze samenkomst bracht de collecte de som van ƒ55,83 (vijf en vijftig gulden, drie en tachtig cent) op. Dat zijn dus twee bijdragen tot het leggen van een fundament. Natuurlijk moet het fundament nog worden versterkt. En daarna krijgen we nog de optrek. Derhalve: ik blijf me aanbevolen houden voor meer. Voor veel meer. Voor heel veel meer. De grondleggers alvast grooten dank. Hartelijk aanbevolen voor de toekomst.’
Onder het opschrift ‘Nogmaals Suppletiefonds’ schreef hij in hetzelfde nummer: ‘Nadat ik gister reeds twee giften had vermeld, die voor het suppletiefonds (ten behoeve van hulpbehoevende studenten) waren ingekomen uit collecten, kan ik thans nog melden, dat ik door bemiddeling van ds. A. v.d. ZielGa naar voetnoot3. ontvangen heb twee giften, één van ƒ100, - (honderd gulden) en één van ƒ10, - (tien gulden), die ter gelegenheid van den 19e decemberGa naar voetnoot4. mij ter hand gesteld werden ten bate, op een of andere wijze, van de opleiding van den dienst des Woords. Waar de giften door mijzelf, ditmaal met het recht van den jarige, mochten bestemd worden voor het door mij zelf te kiezen onderdeel van de opleiding, heb ik ze bestemd voor het pas gevormde suppletiefonds. Het fundament is dus weer versterkt. Het gaat goed. En - het kan nog altijd beter (dit voor de toekomst). Den beiden gevers zeer hartelijk dank. 19 dec. 1944.’
Om te vervolgen met: ‘Een derde mededeeling kan nog volgen. Even nadat de copie van het voorgaande bericht was ingezonden, ontving ik uit Zuidwolde een gift van ƒ55, - (vijf en vijftig gulden) als “dankoffer voor de verhooring van vele gebeden en duidelijke ondervinding van Gods bewarende hand voor opleiding dienst des | |
[pagina 61]
| |
Woords”. We hebben dus - evenals de gevers - een zeer goede week en danken met en voor elkander. 19 dec. 1944.’
In het nummer van 6 januari 1945 schreef Schilder vier bijdragen: ‘Het verhaal moest verleden week worden afgebroken wegens noodzaak van inzending van copie te rechter tijd. Maar die geschiedenis was met het laatste bericht van verleden week nog niet geëindigd. De vrijdag-cursisten hebben, gelijk achteraf blijkt, de hoofden bij elkaar gestoken en besloten mij ter gelegenheid van den verjaardag een present aan te bieden, ten behoeve van een of ander onderdeel der opleiding tot den dienst des Woords. De dames die het resultaat der daartoe gehouden inzameling (ƒ150, honderd en vijftig gulden) me kwamen overhandigen gaven mij het recht, dit onderdeel zelf te kiezen. Derhalve koos ik weer het suppletiefonds. In de “oude bedeeling” van mijn ambtelijk leven heb ik heel vaak van dergelijke prettige ervaringen opgedaan. Maar in de “nieuwe” gaat het al even opgewekt. En dat men in Groningen zóó spontaan zou willen helpen, heeft me verrast. Ik dank de cursisten zeer hartelijk voor hun verrassing. En ook daarvoor, dat ze beseffen, dat de “nieuwe” bedeeling eenvoudig een voortzetting van de “oude” is, al zijn de offers grooter moeten worden, nu velen afvielen.’
‘Er is nog een “nalezing” te berichten. Op den cursusavond van 21 dec. '44 overhandigde ds. A.v.d. Ziel mij wederom uit naam van een niet-genoemden gever ƒ 100 (honderd gulden) onder mededeeling, dat ook deze bijdrage was bestemd ter vriendelijke herinnering aan den 19en december, met toekenning van het recht tot vrije keus van het onderdeel der opleiding dat mij het meest gewenscht scheen. Gezien de behoefte aan fondsvorming van hulpbehoevende studenten heb ik ook deze welkome bijdrage bestemd voor het pas aangelegde suppletiefonds. Hartelijk dank! 22 dec. '44.’
‘Een derde bulletin blijkt nog voor dit nummer noodzakelijk. Op den vrijdagmiddagcursus werd me een “enveloppe met inhoud” overhandigd. De inhoud was ƒ28 (acht en twintig gulden); 't was de opbrengst van een “Kerstcollecte Geref. Vrouwenvereeniging Zuiderwijk Centrum II” bestemd voor opleiding predikanten, met recht van verdere vrije bestemming. Op den vrijdag volgt de zaterdag. Een ochtendgroet bracht toen ds. BoersemaGa naar voetnoot5. van Pieterburen; hij bracht ƒ150 (honderd vijftig gulden) mee voor het suppletiefonds, welke gift afkomstig was “uit Pieterburen”. Dat is dus de tweede maal, dat Pieterburen op het appèl is. Een Pieter-buur is beter dan een verre vriend, dacht ik eventjes. Dit ziet natuurlijk alleen op de verbroken verbindingen; anders zou ik die verre vrienden maar kwaad maken. Na den zaterdag werd het kerstfeest. Te Zuidwolde preekte ik eersten kerstdag; er waren maar twee collecten voorgenomen, derhalve werd op mijn verzoek gulweg een derde geïmproviseerd voor het fonds: 't was toch feest. De opbrengst was ƒ98,28; een mooi resultaat van een onvoorbereide inzameling; en een kerkeraadslid was bovendien zoo vriendelijk, de som af te ronden tot | |
[pagina 62]
| |
ƒ100 (honderd gulden). U ziet: improvisaties kunnen leuk uitvallen. Teneinde om de aangehoorde advents- en kerstprediking haar blijdschap te betuigen, liet een mij onbekende verpleegster door een vrijdag-cursiste mij ƒ50 (vijftig gulden) overhandigen op 29 dec. 1944. Een gift, die me zeer toesprak. Ook te Middelstum waar ik den laatsten dag van het jaar preekte, werd een collecte gehouden. Al was deze niet aangekondigd, het resultaat was niettemin zeer bevredigend: ƒ341,07 (driehonderd een en veertig gulden, zeven cent). En Kantens liet zich ook van zijn goeden kant zien. Daar werd in één dienst (nieuwjaarsmorgen) gecollecteerd, met het zeer verheugende resultaat van ƒ239,15, welke bedrag door een kerkeraadslid gemakshalve werd aangevuld tot ƒ240 (twee honderd en veertig gulden). En om de nieuwjaarsstemming te verhoogen, overhandigde daarna nog br. H. Grasdijk te Kantens voor dit fonds (naast een andere gift) ƒ25 (vijf en twintig gulden), van een mij niet bekende “bezwaarde” gever buiten Kantens. Moge de “bezwaarde” gever spoedig vrij worden en daarmee onbezwaard. Wat dunkt u van zóó'n week? Allen gevers hartelijk dank.’
‘Deze week ontving ik door bemiddeling van br. H. Pot een gift, groot ƒ25 (vijf en twintig gulden), ingekomen bij br. Huisman, Nw. Weg 7, “voor opleiding dienst des Woords”. Nadere bestemming werd niet aangegeven; we hebben dus de gewone kas ermee verrijkt. Voorts werd op nieuwjaarsmorgen door br. H. Grasdijk te Kantens mij een gift van ƒ25 (vijf en twintig gulden) overhandigd voor de opleiding tot den dienst des Woords. De gift was afkomstig van een mij niet bekenden (“bezwaarden”) gever buiten Kantens (zie elders). Voor beide bewijzen van meeleven hartelijk dank.’
In het nummer van 13 januari 1945 schreef hij: ‘De copie voor het vorige nummer was nauwelijks verzonden, of er kwam al weer goede boodschap. Namens de commissie voor jeugdsamenkomsten werd mij door dhr S. Krol ƒ1000 (duizend gulden) overhandigd. Dit was het resteerende deel van de collecte, die bij het kerstdeclamatorium (25, 26 dec., 1 jan.) gehouden is voor het 3-voudig onderdeel van de opleiding tot den dienst des Woords. De nadere verdeeling werd mij zelf overgelaten. Derhalve bestemde ik ƒ333 voor de gewone kas der opleiding, ƒ333 voor het fonds Huisvesting D.d.W., en ƒ334 voor het Suppletiefonds, hulpbehoevende studenten. Dat ik erg blij was, behoef ik niet expres te verzekeren. De volgenden dag, 4 jan., ontving ik op den donderdagavond-cursus van twee cursisten elk ƒ10, -. De eene gever was H.G. uit Groningen, de andere D.M. uit Bedum. Beiden gaven recht van eigen bestemming. Voor alles hartelijk dank. En: er is nog zeer veel noodig zelfs, om te kunnen beginnen.’
In het nummer van 20 januari 1945 schreef hij: ‘De week is weer goed geworden. Maandag 8 januari sprak ik te Warffum over de door de synode getrokken scheur en het herstel der aangerichte schade (en schande) door de vrijgemaakte | |
[pagina 63]
| |
kerken. Een collecte, gemproviseerd, voor ons fonds bracht ƒ80,30 op; door de comité-leden werd die opbrengst allervriendelijkst aangevuld tot ƒ100, - (honderd gulden). Bij thuiskomstGa naar voetnoot6. werd ik verrast door een enveloppe, die den vorigen dag was bezorgd, inhoudenden ƒ10, - (tien gulden), met opschrift: “Suppletiefonds”. Als afzender was aangegeven “N.N.” Enkele uren na deze thuiskomst bracht iemand, wiens naam niet hier vermeld mag worden, me weer een gift, ten bedrage van ƒ25, - (vijf en twintig gulden) onder het motto “Paradox”. Dat is vanwege de paradoxale geboortegeschiedenis van deze bijdrage: de desbewuste oerorigine is n.l. “synodaal”. 't Mooie van deze gift is, dat ze me over de mijlpaal van 2 mille heenbracht. We zijn nog niet eens een maand bezig! Donderdagavond bracht br. Hollander een gift van ƒ10, - (tien gulden), die afkomstig was van de collecte, die op zondag 7 januari 1945 was gehouden in de NoorderkerkGa naar voetnoot7. (Noorderwijk), met bestemming “Studiefonds”. Vrijdagmiddag deed na den middagcursus br. v.d.K., die me ontmoette, zijn in de (meen ik) eerste vrijgemaakte kerkGa naar voetnoot8. zeer bekenden naam eer aan, door me ƒ10, - in de hand te stoppen voor het fonds. En dan nog de zondag! Dien dag preekte ik in Houwerzijl. Een collecte voor ons fonds werd gehouden, met de zeer verrassende uitkomst van ƒ735,70. Een der ouderlingen rondde de zaak af tot ƒ736. - (zeven honderd en zes en dertig gulden). En, alsof het nog niet mooi genoeg geweest was, daarna bracht een dame, mevr. B., me nog ƒ10, - met recht van vrije bestemming; die ik, als echte slok-op, maar weer in het Suppletiefonds deponeerde. Nog meer verrassingen had Houwerzijl; maar daarover leze men in een andere rubriek.Ga naar voetnoot9. Hulde, hulde! En aan allemaal hartelijk dank. Wat dunkt u van zoo'n weekstaatje? Ik denk in stilte: hier in het begin kwamen we over de 2 mille. En Houwerzijl gaf een flinken duw naar de 3 mille. Wie volgt?’
In hetzelfde nummer schreef hij: ‘Door tusschenkomst van den heer H. Moorlag zijn aan mij afgedragen drie giften (f 25, -; f 10, -; f 7,50) ten bedrage van f 42,50, welke alle bestemd waren voor de opleiding, en ontvangen waren door ds. D.v. Dijk,Ga naar voetnoot10. die ook reeds voor | |
[pagina 64]
| |
de verantwoording heeft gezorgd. Dat is dus “oud nieuws”. Voor iets nieuws zorgde Houwerzijl, waarover ik - zie elders - toch al zoo vrolijk ben. Na de preek bracht iemand, dien ik als N.N. moet aanduiden, me een tweetal enveloppes. In de ééne vond ik een gift van f 25, - (vijf en twintig gulden) met bijschrift “voor huisvesting”. Dat is dus bestemd voor de verzorging van een gebouw voor onze opleiding. In de andere lag een gift van f 100, - (honderd gulden) met bijschrift “voor opleiding”. Dat is dus voor de gewone kas van de opleiding. We hebben weer stof tot dank. En willen dien gaarne uitdrukken bij dezen’.
In het nummer van 27 januari 1945 vervolgde hij: ‘De eerste gift was deze week een bijdrage van br. V. ten bedrage van ƒ25, - (vijf en twintig gulden), door dezen afgedragen aan ds. Keizer,Ga naar voetnoot11. met bestemming voor ons fonds. Dat was een goed begin. Maar, al was het een goed begin, ik wilde toch graag deze week verder. Houwerzijl had me, vlak na de bereiking van het cijfer van twee mille, een flinken duw vooruit gegeven in de richting van drie mille. En - hoe is een mensch? - ik dacht zoo in stilte: we moesten dat punt maar deze week zien te bereiken. Daarom vroeg ik den kerkeraad van Ten Post, waar ik j.l. zondag preekte, of we niet een collecte konden improviseeren, want het plan was alzoo niet. De kerkeraad was zoo vriendelijk, ja te zeggen. En de gemeente toonde hem daarin te verstaan. Ondanks het improvisatiekarakter van de inzameling bedroeg ze de som van ƒ263,96; één der kerkeraadsleden maakte er dadelijk ƒ264, - van, en vervolgens een ander ƒ265, - (twee honderd en vijf en zestig gulden). Hiermede heeft Ten Post de eer, ons over de mijlpaal van drie mille te hebben heengebracht. De vreugde rees ten top...En naar de nieuwe mijlpaal moeten we dádelijk opmarcheeren. Voor den flinken marsch van deze week hartelijk dank.’
Schilder vervolgde in hetzelfde nummer: ‘Op den donderdagavond-cursus 18 jan.’45 overhandigde br. Lanting mij een enveloppe, inhoudende ƒ10, - met bijschrift: ‘van een meelevende zuster voor de opleiding dienst des Woords’. Voorts werd door ds. J. van DijkGa naar voetnoot12. van Schildwolde ontvangen de som van ƒ200, - (tweehonderd gulden) onder mededeeling, dat deze gift afkomstig was van een drietal broeders (resp. ƒ100, -, ƒ50, -, ƒ50, -) ‘uit dankbaarheid, dat onze kerk vrijgemaakt is van het onschriftuurlijke synodale juk’. (Dit bericht kwam voor het vorige nummer te laat). Reeds thans maken we van alle deze giften met erkentelijkheid melding.’ | |
[pagina 65]
| |
In het Mededeelingenblad van 3 februari 1945 kwam Schilder weer aan het woord. Hij vermeldde de volgende giften: ‘Nauwelijks was de copie voor het vorige nummer verzonden, of het begon al weer zoo prettig te regenen op den akker van ons fonds. In de wandelgangen van de Noorderkerk kwam woensdag 23 januari vlak vóór den aanvang der vergadering van de classisGa naar voetnoot13. iemand naar me toe, en stopte me ƒ25, - in de hand voor ons fonds, onder dubbele opmerking, a) dat “een goed begin het halve werk is”, en b) dat ik maar zeggen moest “N.N.”. Onmiddellijk daarna schoot een ander op me af, óók al met ƒ25, - voor hetzelfde doel; ik moest maar zeggen: van “Z”. Na dit “goede begin” kwam al dadelijk een prachtig vervolg. Ds. BosGa naar voetnoot14. van Assen overhandigde me een brief uit Assen, waarin door ouderling Kieft namens iemand, wiens naam ik niet mag noemen en die zijn blijdschap uitsprak over het regelmatig kùnnen verschijnen van ons financieele nieuws, die ook zijn best verklaarde te willen doen voor nieuwe copie, ƒ50, - werd ingesloten, te besteden naar goedvinden, en mitsdien gestort in ons fonds. En het vervolg blééf boeien. Vóór de pauze nog werden me uit Enumatil twee giften voor ons fonds overhandigd; de ééne bedroeg ƒ200. -, gevonden in de collecte; de tweede ƒ12,50, eveneens gecollecteerd vooor hetzelfde doel. Een moment later: ds. HolwerdaGa naar voetnoot15. bracht me een gift van ƒ10. -; het was een nagift uit Houwerzijl voor ons fonds. Houwerzijl blijkt onvermoeid. Weer een moment later: een predikant, die zelf oud-alumnus van “Kampen” was, en die terecht van oordeel was, dat het werk van “Kampen” werd voortgezet door de vrijgemaakte kerken, in wier dienst de drie Kamper docenten Greijdanus, Dam,Ga naar voetnoot16. Schilder gebleven zijn, overhandigde mij ƒ35, - voor ons fonds. Een goede dag, die classicale. | |
[pagina 66]
| |
Den volgenden dag werden bovendien op den donderdagcursus me twee giften overhandigd. De éne was ingekomen onder het motto “Sympathie”, en bedroeg ƒ10, - “met vrije bestemming”. De andere, ten bedrage van ƒ5, -, was afkomstig van “mejuffrouw N.N.”. En maandagmorgen schoot op straat br. Sl. op me af met ƒ20, - voor ons fonds. Zulke straatbelevenissen mag ik graag! Me dunkt, deze weekstaat mag er weer wezen. Met besten dank.’
In het nummer van 10 februari 1945 schreef hij: ‘Ook voor de gewone kas ontving ik weer giften of bijdragen. Vóór de classicale vergadering overhandigde ds. BremmerGa naar voetnoot17. mij ƒ10, -, welke gift afkomstig was van iemand uit Veendam, aldaar ingekomen via br. Kamminga. Tijdens de classicale vergadering werd aan mij - bij afwezigheid van den quaestor - afgedragen de collecte van Musselkanaal voor de opleiding ten bedrage van ƒ53,44. Tevens ontving ik uit Zuidlaren ƒ242, -; dit bedrag was bijeengebracht uit contributies voor onze opleiding. Voorts bracht ten huize van ds. D. van Dijk een predikant, hoewel (naar eigen zeggen) “nog niet” vrijgemaakt (wat niet is, moet komen) ƒ20, - ten bate van onze opleiding; de verantwoording moest geschieden onder letter D. Van Enumatil ontving ik een collecte van ƒ1237,19 (twaalf honderd zeven en dertig gulden, 19 cent) voor onze opleiding. Tot mijn grooten spijt is door een enorme sneeuwjacht een mooi plannetje tegelijk met een voorgenomen spreek- en preekbeurt verijdeld geworden. Anders - ik ben er zeker van - zou ik deze week nòg meer hebben kunnen rapporteeren. Maar wat in het vat zit, verzuurt niet. Hartelijk dank aan alle helpers.’
Hij vervolgde in hetzelfde nummer: ‘Ook voor de opleiding (gewone kas) kwamen weer giften in. Drie tegelijk ontving ik jl. 30 jan. '45. Ds. D.v. Dijk had in de ParklaankerkGa naar voetnoot18. van “N.N.” een bedrag ontvangen, waarvan de helft (ƒ25, -) bestemd was voor de gewone kas der opleiding (zie voor de andere helft elders in dit nummer). Eveneens had ds. v. Dijk van br. K.K. een bedrag ontvangen, waarvan de helft (ƒ10, -) weer voor de gewone opleidingskas bestemd was; zie voorts weer elders. En ds. P. DeddensGa naar voetnoot19. stelde me ƒ50, - ter hand, door hem ontvangen, voor hetzelfde doel, van br. H. Op denzelfden dag nog bracht voorts ds. P. Deddens de opbrengst van een in de vrijgemaakte kerk van Zuidhorn gehouden collecte. Ze was niet te voren aangekondigd; temeer daarom is de opbrengst (ƒ410,63, door een ouderling | |
[pagina 67]
| |
aangevuld tot ƒ411, -) verblijdend. Al die collecten van den laatsten tijd zijn een merkwaardig bewijs van herlevende belangstelling. Zuidhorn bleek inmiddels nog niet uitgesproken. Ds. D.v. Dijk stelde mij een gift van ƒ20, - ter hand, nagekomen gift (of giften) uit de kerk van Zuidhorn. En wederom door ds. D.v. Dijk ontving ik 2 × ƒ20, -, dus ƒ40, - van iemand uit Enumatil, voor opleiding (zie overigens elders in dit nummer). Voor alle bijdragen welgemeenden dank.’
In hetzelfde nummer vervolgde hij nogmaals: ‘De week zette vroeg in. Dinsdag 30 jan. j.l. stelde ds. D.v. Dijk me twee giften ter hand. De eene was door hem ontvangen in de Parklaankerk van “N.N.”; de helft (ƒ25, -) was voor ons fonds bestemd (voor de andere helft zie elders in dit nummer). Een tweede gave was door hem ontvangen van br. K.K.; de helft daarvan was weer voor ons fonds bestemd (ƒ10, -); zie voor de andere helft de andere verantwoording in dit nummer. De donderdagavondcursus werd opgevroolijkt, doordat vóór den aanvang twee broeders me wat kwamen brengen. De eene was br. Stuurwold, die ƒ10, - afdroeg “namens een meelevende zuster”. De ander was br. Z., die ook al de classisvergadering hielp opvroolijken; hij overhandigde me ƒ15, -, uit naam van N.H. Zie zoo, deze gift bracht me over de helft van den afstand tusschen 3 en de 4 mille. En de vrijdag bracht een gift, door bemiddeling van ds. D.v. Dijk, van iemand uit Enumatil (2 × ƒ10, -), ten bedrage van ƒ20, - (zie ook elders in dit nummer). Een paar uur later wéér een gift: een emeritus-predikant bracht ter completeering van een andere gift: (voor de opleiding) nog ƒ5, -; bij vergissing werd het bedrag ƒ6, -, zooals me later bleek. Die ééne gulden blijft bewaard, tenzij hij teruggevraagd wordt. Een uur later bracht de heer De R., die al geruimen tijd met belangstelling deze rubriek had gevolgd, ƒ50, - voor het fonds. Ook Warffum - waar ik j.l. zondag preekte - gedroeg zich weer uitstekend. Voor de tweede maal reeds bracht de daar vrijgemaakte groep een naar verhouding flink bedrag bijeen, ditmaal ƒ100,58, haastig aangevuld tot ƒ101, -. En bij thuiskomst vond ik een brief van br. H.H., die ƒ2,50 bevatte voor ons fonds. Is 't niet mooi? Vroeger las ik nog al eens: “Zeg het met bloemen”. Dat gaat niet best meer. Welnu: “Zeg het met bijdragen”. Hartelijk dankend.’
In de Mededeelingen van 17 februari schreef Schilder: ‘Deze week, 7 febr., bracht mevr. E. te Groningen, mij twee giften; de eene, ten bedrage van ƒ2,50, werd bestemd voor de opleiding tot den dienst des Woords. Een poosje later kwam alweer Zuidhorn zorgen voor een verrassing. Door bemiddeling van ds. P. Deddens ontving ik ƒ100 “als nagift Geref. Kerk | |
[pagina 68]
| |
Zuidhorn” voor de opleiding. Zuidhorn doet óók zijn best; ook daar brengt de vrijmaking leven. Een dag later bracht een donderdagavondcursist ƒ10, -, als “dankoffer van de fam. H.N., herdenking 30-jarige echtvereeniging, bestemd voor opl. d. des. W.” Den zaterdag d.a.v. ontving ik van een broeder onder letter E.N. naast een andere gift nog ƒ50, - voor de opleiding. En per postwissel (no. 144, Stadskanaal, d.d. 7 febr. 1945) maakte br. J.K. Kloeze (Vledderveen) over namens de diaconie van Mussel ƒ45,67. Na den predikdienst in Helpman j.l. zondag werd me in de consistorie overhandigd ƒ5, - voor de opleiding, welke gift afkomstig was van B.P. te Gr. Het is dus weer goed geweest, deze week. Hartelijk dank.’
Inzake het Suppletiefonds Hulpbehoevende Studenten schreef Schilder in hetzelfde nummer: ‘De eerste bijdrage kwam deze week uit Zuidhorn. De heer Van RietGa naar voetnoot20. bracht me vandaar een gift van ƒ10, -, vandaar ontvangen door “Wed. H.V.”, en door den heer v. Riet meegenomen na predikdienst op 4 febr.'45. Dadelijk nadat ik den heer Van Riet gesproken had, kwam in de Noorderkerk een vriendelijk ouderling uit Schildwolde naar me toe (6 febr.); met een glunderend gezicht overhandigde hij me ƒ10, - voor ons fonds. Den volgenden morgen bracht mevr. E. mij twee giften, waarvan de ééne, ten bedrage van ƒ2,50, blijkens vriendelijken bijgevoegden brief, bestemd was voor het Suppletiefonds. Een uur later weer muziek! Per brief van br. W. Dijkema te Westerwijtwerd (5 febr.) werd voor ons fonds ƒ30, - gebracht “van een zuster buiten de gemeente te Middelstum”. En nog was Middelstum niet uitgepraat. Zaterdagmorgen kwam br. Veld man, ouderling van de Geref. Kerk te Middelstum, mij ƒ50, - brengen; het bedrag was resultaat van twee giften, elk van ƒ25, - uit Middelstum. Die zaterdag was trouwens toch goed. 's Middags kwam er een brief van iemand, die vroeg N.N. te heeten in de krant. Hij - de brief - kwam uit Loppersum. Hij bevatte veel goede woorden en bovendien nog 25 goede guldens. En het leukste was, dat er bij verteld werd, dat het voornemen was, voortaan elk jaar tegen mijn verjaardag aan ons fonds, “mijn troetelkind”, te gedenken. Hulde! Mochten er meer van die goede plannenmakers zijn, welnu, we hebben dit jaar nog geen eigen kerkelijk jaarboek, al zal 't wel komen. Bij gebrek aan zulk een jaarboek mag ik, terwille van ons fonds, wel vertellen, dat die dag valt op 19 dec. Ik hoop te kunnen uitkijken naar Loppersum - en àndere plaatsen. Wie geen goed geheugen heeft, mag ook wel eerder over de brug komen. Een half uur later weer een verrassing! Iemand, die onder letter E.N. wilde vermeld worden, gaf mij te zijnen huize zóómaar een gift, waarvan de helft (ƒ50, -) bestemd mocht worden voor ons fonds. Voor de andere helft zie elders in dit nummer. En nog was de goede zaterdag niet afgeloopen. Enkele uren later kwamen | |
[pagina 69]
| |
twee verloofden aanzetten. De jonge man bracht ƒ10, -. En zij wou voor “hem” niet onderdoen (dat belooft wat!). Derhalve: óók ƒ10, -. En drie menschen pleizier...O ja, de letters zijn V.S.+ H.R. Ook de zondag was goed. Na den ochtenddienst in de Noorderkerk hield br. J.H. te Groningen me aan met ƒ25, - voor “mijn” fonds. Aardige “nabetrachting”, zoo na de preek. Een poosje later in Helpman weer zooiets (zie elders). Dat zijn echte zondagswerken (Catechismus, zondag 38). De Catechismus plaatst ze zelfs voorop in zijn bespreking van het vierde gebod. Aan allen, die weer zorgden voor een mooien weekstaat, hartelijk dank, we zijn bijna aan de 4 duizend toe! Wie zorgt voor het volgende duwtje bergopwaarts?’
Wegens plaatsgebrek - gevolg van papierschaarste - biedt eerst het nummer van 10 maart 1945 weer een verantwoording van giften voor de Theologische Hogeschool van Schilders hand: ‘Ook voor de gewone kas der opleiding konden we weer aren lezen. Op den jongsten donderdagavondcursus bezorgde ds. Keizer me ƒ5, -, geschonken door “een zieken broeder”, wiens geest blijkbaar nog vitaal is. En br. Hollander apporteerde dienzelfden avond ƒ25, -, afkomstig van mejuffrouw A.V. te Appingedam. Het kerkelijke net breidt zich ver uit, en de visschen zwemmen er vrijwillig op af. Dezelfde cursusavond bracht nog andere giften; zie daarover elders in dit nummer. Den volgenden dag kwamen kwamen door bemidding van ds. D.v. Dijk 2 bijdragen binnen: a. ƒ25, - van P.H. te Blija (die méér schonk, zie in dit nummer elders); b. ƒ25, -, 'n gedeelte van een gedeelte (zie ook elders in dit nummer) van een te Holwerd gehouden collecte. En j.l. zondag, toen ik in Kantens zou preeken, kwam men in de consistoriekamer me al tegemoet met de som van ƒ102, -, de opbrengst van een collecte voor de opleiding, een week daarvóór gehouden. In den loop van den dag kwamen er - zie elders - nog meer verrassingen uit Kantens, die plaats, die zoo vermaard geworden is door een fellen anti-cocksiaanschen dominee uit de dagen der Afscheiding.Ga naar voetnoot21. Dezen keer stond ik niet meer op zijn preekstoel, maar weer in de eigen Gereformeerde Kerk. Voor allen besten dank.’
Hij vervolgde: ‘Verleden week eindigde ik met de vraag, wie het eerste duwtje zou willen geven naar den mijlpaal van vier duizend gulden. Die copie was nog niet eens naar de drukkerij, of ik had al twee gegadigden voor deze hulpverlening. De eerste stoot kwam van mevr. H. te Groningen, die me op 13 febr. ƒ10, - overhandigde. De tweede van een hulpprediker in Drente, die eveneens ƒ10, - bijdroeg. Bij mijn gang naar den donderdagavondcursus vroeg ik me af: zou men vanavond dáár weer helpen duwen? 't Was nogal eens gebeurd, en onwillekeurig kijkt men een volgenden keer al weer uit. En werkelijk, er werd flink | |
[pagina 70]
| |
geduwd. Ds. Keizer lei een gift van ƒ1, - op tafel, afkomstig van br. R. Er was een rijmpje bij: 't Is weinig van waarde
Hetgeen ik u bied,
Maar waarvoor ik gaârde,
'k Vergeet het Suppletiefonds niet!!
Goed zoo. Een poosje later deponeerde br. Goris, die al vast naar voren geschoven was, op dezelfde tafel een tweede offergave. Ze bedroeg ƒ5, - en was afkomstig “van een dankbare zuster voor Studiefonds”. Een derde kwam er dadelijk naast liggen: br. Arkema overhandigde een gift ten bedrage van ƒ10, - “van een bezwaarden broeder te Uithuizen” voor de opleiding. De nadere bestemming voor het onderdeel daarvan werd naar het oordeel van br. A. aan mij overgelaten; ik dacht natuurlijk aan mijn wenkenden mijlpaal, en deponeerde de ƒ10, - voor het Suppletiefonds. Eenzelfde lot onderging, ditmaal onder verantwoordelijkheid van ds. P. Deddens, een door dezen overhandigde bijdrage van “N.N.”, groot ƒ10, -, bestemd in gelijken zin voor de opleiding, en afkomstig “van een arbeider uit Schildwolde, die het noodig vond, dat u ziet, hoe in Schildwolde voor de opleiding wordt gevoeld” - aldus het bijschrift. Schildwolde liet al eerder van zich hooren. Weer een duw aan den wagen dus. Maar ik wàs er nog niet. En de toespraak begon. Doch toen we aan het eind gekomen waren, kwamen er nog twee handenparen bij. Allereerst was daar br. P.K., die wilde meehelpen, door een hem toegekend honorarium ten bedrage van ƒ25, - in zijn geheel naar ons fonds over te hevelen. Deze zeer gewaardeerde vriendelijkheid bracht me tot ƒ3975,40. Eén bankje van ƒ25, - en ik zou er zijn! Zou 't lukken? Nauwelijks was de vraag geformuleerd, of het tweede handenpaar kwam aan de wagen sjorren. Een zuster, die uit de gemeente een bewijs van vriendelijkheid en meeleven had ontvangen, gevoelde er behoefte aan, haar waardeering daarvoor tot uitdrukking te brengen door een bijdrage aan ons fonds. Zij kwam werkelijk met precies ƒ25, - aan boord, en bracht me dus over de 4 mille heen. Veertig centen stonden al weer te wachten op aanvulling tot het volgende, nòg mooiere, haltepunt van ƒ5000, -. En zoo konden we na dien cursusavond genoegelijk uitblazen. Eer de “Mededeelingen” bezorgd waren bij de abonné's, hàd ik mijn 4 mille, waarom ik in het vorig nummer had gevraagd... Een dag later passeerden we reeds de eerste honderd-gulden-paal op weg naar de 5 mille. Door ds. D.v. Dijk kreeg ik twee giften: a. van P.H. uit Blija (Friesland en ds. v. Dijk hooren bijeen); deze broeder had een gift geschonken, waarvan drie kwart werd bestemd voor ons Suppletiefonds, d.w.z. ƒ75, -; zie voorts elders in dit nummer; b. uit een collecte te Holwerd (alweer Friesland!) was een gedeelte afgezonderd voor opleidingsdoeleinden, de helft dáárvan, n.l. ƒ25, - werd voor ons fonds bestemd, beide malen in overleg met ds. v. Dijk. En dan is daar nog Kantens. Ik heb daarvoor een warm plekje in mijn hart, | |
[pagina 71]
| |
want den eersten dag van het nieuwe jaar bracht men daar een flinke collecte bijeen. Het vuur was na zooveel weken niet gedoofd. Naast een andere collecte (zie elders in dit nummer) gaf men me ook nog mee de collecte in één dienst, den middagdienst j.l. zondag, den avondmaalsdag, den eersten na de vrijmaking. De geïmproviseerde inzameling bracht de verrassende som van ƒ155, - op. En tevóren had mej. B.v.d.L. me al vast ƒ2,50 overhandigd, bij wijze van ouverture. En wat de nalezing betreft: br. Grasdijk stelde me ƒ5, - ter hand “van een meelevenden broeder en zuster” (nog niet vrijgemaakt, maar dat komt wel). Terwijl vlak daarna een andere broeder, die N.N. wilde blijven, me ƒ10, - ter hand stelde. Het was wéér een genot, daar in Kantens. Tenslotte: j.l. maandag ontmoette ik iemand, die me deed denken aan den tekst: werp uw brood uit op het water, en ge zult het vinden na vele dagen.Ga naar voetnoot22. De goede gever stelde mij een enveloppe ter hand. Inhoud ƒ25, -. Opschrift: “Uit dankbaarheid; nagekomen gift rede K.S., Anno Domini 1941”. Het is thans 1945. Zóó'n goed geheugen is goud waard. En alle helpers zijn een welgemeend “wèl-bedankt” waard’.
In het numer van 31 maart 1945 schreef hij: ‘Van den heer J.H. Veldman te Hilversum ontving ik een brief, meldende, dat nu het werk van Kampen wordt voortgezet door de drie docenten dr. S. Greijdanus, dr. R.J. Dam en dr. K. Schilder (en niet door degenen, die tengevolge van dwaze toevoegselen aan de bindende belijdenis en met onbekookte dogmatiek als van de synode en van dr. K. Dijk,Ga naar voetnoot23. zie daarover Reformatie-Stemmen nr. 12,Ga naar voetnoot24. hun eigen leerlingen uit de kerk sturen na volbracht candidaatsexamen), hij voor deze onze voortzetting der opleiding gaarne jaarlijks ƒ10, - wilde contribueeren. De eerste contributie is door mij aanstonds ontvangen. Vervolgens werd op den donderdag-cursus van 22/2 me overhandigd ƒ2, -, zijnde contributie van mevr. E.K.-E. te Groningen, alsmede per brief ƒ2,50 “voor opleiding tot den dienst des Woords van N.N.”. En op den vrijdagmiddagcursus d.a.v. werd me een enveloppe overhandigd met verrassenden inhoud. Onder letter H. ontving ik, naast een bijdrage Suppletiefonds, nog twee giften voor de opleiding. De eene bedroeg ƒ100, -; een gift inééns; de andere ƒ25, -, als jaarlijksche contributie. Een postwissel van br. J.K. Kloeze namens de Geref. Kerk te Mussel - zie ook elders over dien wissel - maakte voor de opleiding ƒ36,80 over. | |
[pagina 72]
| |
En namens ds. LoopstraGa naar voetnoot25. werd mij door dhr. L. Moes ƒ2,50 overhandigd, afkomstig “van een nog niet vrijgemaakten broeder”. Hij kome spoedig tot het kerkverband terug, zooals het bij ons weer naar de kerkenordening en belijdenis [is hersteld]. In Enumatil had ik zondag 25 febr. al twee verrassingen vóór de dienst begon. Namens een “ouden strijder voor de Kamper School”, die thans, nu ze haar trouwe dienaren uitwerpt zonder zelfs hen te hooren, (ook curatoren misten den wil of den moed voor zulke eerlijkheid) en nu ze geknecht is door synodale ongereformeerde bindingen en door valsch kerkrecht, “Kampen” moest loslaten en de voortzetting van Kampen in onze opleiding moest steunen, werd me ƒ10, - overhandigd. En in de consistoriekamer ontving ik weer ƒ10, - van iemand, die niet in de kerk kon komen. Zie voorts elders over Enumatil. Het was dus weer alles goed. Allen hartelijk dank’.
Hij vervolgde: ‘De copie voor het vorige nummer was nog niet eens ingeleverd, toen er al weer een vervolg kwam. Dezelfde broeder, die me deed denken, verleden week, aan dat brood, dat men vindt na vele dagen, bracht denzelfden avond nog een nagift voor ons fonds, ten bedrage van ƒ5, -. Het vervolg dáárop liet zich ook niet lang wachten. Door bemiddeling van den heer Ozinga, optredende namens ds. B.A. Bos van Assen, werd me ƒ20, - (2 maal ƒ10, - van twee maal N.N.) overhandigd, giften uit Assen. Even later werd namen br. en zr. A.M. de opbrengst van een transactie, ten bedrage van ƒ25, -, afgestaan voor ons fonds ten teeken van meeleven. Nog denzelfden dag bracht ds. P. Deddens ƒ10, -; deze bijdrage was aan ds. D. overhandigd door br. N.N. op een vergadering van “bezwaarden” te Veendam, den zaterdag, daaraan voorafgaande. Den dag daarop kwamen door bemiddeling van br. Beeftinck 2 giften, elk van ƒ5, -, binnen. En enkele uren later stapte na den bidstond in de Noorderkerk op 21 febr. een dame de kerkeraadskamer binnen, die me ƒ10, - voor ons fonds ter hand stelde: 'n goede toepassing op de boodschap van dat uur. Een dag later ontving ik door bemiddeling van br. K., die me graag een handje wilde helpen, 2 × ƒ25, - = ƒ50, -. Per postwissel, Stadskanaal no. 6211, gedateerd 26 jan. '45, aangekomen te Groningen 29 jan., per abuis bezorgd door de post bij een “synodaal” predikant, en namens dezen bij mij afgegeven op 16 febr. 1945, ontving ik een door br. J.K. Kloeze namens de Geref. Kerk van Mussel overgemaakt bedrag van ƒ43,21 voor ons fonds. De wissel, die ook voor de opleiding een gedeelte van zijn bedrag bestemd had, was mij niet duidelijk wat twee andere posten betreft. Ik informeerde daarom bij de officieele instantie van de Geref. Kerk te Mussel en ontving bericht, dat een vergissing was ingeslopen, en schriftelijke machtiging, dat gedeelte van het bedrag, welks bestemming mij niet duidelijk was, te bestemmen voor het Suppletiefonds. | |
[pagina 73]
| |
Een andere postwissel, van ds. J. WaagmeesterGa naar voetnoot26. te Murmerwoude, bracht ƒ117,02 (daarvan was ƒ46,82 gecollecteerd te Murmerwoude, dat reeds eerder zich onderscheidde, en ƒ70,20 te Minnertsga, dat hiermee zijn eerste levensteeken gaf, en welk een krachtig teeken!) Van Murmerwoude begon overigens de victorie; dáár werd de eerste collecte gehouden (12 dec). We zijn nu nauwelijks twee maand verder! Vervolgens werd mij namens ds. Loopstra door den heer L. Moes ƒ50, - overhandigd, welke bijdrage afkomstig was van een broeder, die in zwaar lijden is, ver van huis, en naar wien onze gedachten uitgaan. De gift mocht worden besteed naar goedvinden. Enumatil zorgde zondag 25 febr. voor een groote verrassing. Een collecte voor ons fonds bracht de kapitale som van ƒ859,47 op. Verblijdend resultaat, ook, omdat blijkbaar iedereen er aan had meegewerkt. Zoodat we, ondanks onze eerste uitkeering aan een der studenten, al weer flink over de vijfduizend heen zijn. Dat is gauw gegaan, sedert 12 dec. We hopen den opmarsch te kunnen voortzetten. Intusschen aan alle helpers betuiging van dank: de week was weer best.’
In het Mededelingenblad van 14 april 1945 schreef Schilder eerst een gedeelte, waarin hij volstond met initialen van de gevers en het bedrag van hun giften. Hij vervolgde: ‘De laatste verantwoordingen bleven weken lang wachten op plaatsing. Papiergebrek. Geen plaats voor breedere berichten. Ofschoon bijna elke gift een apart verhaal waard is, ook die van hierboven, zal ik dus, om eindelijk weer bij te komen, noodgedwongen volstaan met enkele zeer korte aanduidingen. De lezers weten toch wel, a) dat ik erg dankbaar ben, al word ik zoo droog als een acte-schrijver-in-functie, en b) dat we nog heel veel gebruiken kunnen en moeten, ook met betrachting van de grootste zuinigheid. Derhalve hier in telegramstijl wat ontvangen werd na vorige verantwoording. (...)’ |
|