Verzamelde werken 1942-1944
(1998)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| |
56. Schilder aan de commissie uit de classis Rotterdam d.d. 22 mei 1944Ga naar voetnoot1.22 mei 1944
Aan de ‘commissie uit het midden der classis Rotterdam, vergaderd 10 mei 1944’
Weleerwaarde en eerwaarde broeders,
In antwoord op een van dr. R. Schippers ontvangen brief van 19 mei jl. diene thans het volgende. 1. Het is mij niet bekend, tot op dit oogenblik, wie de leden uwer commissie zijn. Het classicaal besluit spreekt van een commissie uit haar midden.Ga naar voetnoot2. De brief van dr. R. Schippers evenwel kondigt mogelijke aanvulling aan, ook uit den kerkeraad van Kampen. Wel heeft deze raad mij dienaangaande niets bericht, tot op heden; maar ik ga ervan uit, dat dr. R. Schippers goede reden heeft voor zijn mededeeling. Gaarne zou ik derhalve weten, of uw commissie nu inderdaad die is, welke mij gemeld werd door uw classis, dan wel een aangevulde; zoo ja, dan weet ik gaarne hoe zij definitief is samengesteld, terwijl ik voorts de vraag, of de ‘aanvulling’ conform het classicaal besluit is, u zelf der beantwoording laat. 2. Zekerheid omtrent deze aanvulling, al dan niet, had ik gaarne ook uit ander oogpunt. Het bericht bereikte mij, dat het moderamen der synode een samenkomst heeft uitgeschreven tegen 31 mei. Als ‘neutrale’ commissie, die bovendien nog niet eens definiteif zijt afgerond, zult u wél tegelijk met uw aanvrage van een onderhoud met mij ook zoodanige aanvrage aan gezegd moderamen hebben doen toekomen, krachtens uw opdracht, die ten aanzien | |
[pagina 235]
| |
van mij u reeds tot een exacte daad geleid heeft, maar aan de synode zelf zult u niet hebben geschreven; uw classis immers heeft gemeend, dat een uitspraak harerzijds nadeelig zou zijn; welk oordeel ik thans onbesproken laat. Komt dus de synode bijeen, dan zal zij op haar tafel onderscheiden missiven vinden van kerkelijke vergaderingen, die geoordeeld hebben, dat God beloften heeft gegeven voor wat betreft de samenbindende werking van uitspraken, die naar Gods Woord en de Kerkenordening zijn. Zij zal daar ook vinden een missive van den kerkeraad van Kampen, die - daarin niet alleen staande - den wensch uitspreekt, dat de synode de u bekende schorsing onverwijld opheffe. Dit is de hoop van de kerk van Kampen; zoo is de inhoud van háár gebeden. Nu hebt ook gij gisteren als kerken gebeden. Uw gebeden gingen uit van de hoofdgedachte: wij gaan heden bidden; daarna hopen wij te kunnen gáán werken; en wij zullen, althans in den eersten tijd, géén uitspraken doen zooals onze te Kampen biddende broeders deden; ook zullen wij géén verzoek tot de synode richten, om ‘onverwijld’ de schorsing op te heffen. Ik constateer dus, dat tusschen de gebeden van uw kerken en die van de kerk van Kampen een aanmerkelijk verschil bestaat. Een verschil ook wat betreft de in Zondag 45 genoemde vereischten voor het gebed, dat Gode aangenaam is, en van Hem verhoord wordt. 3. Het staat niet aan mij, tusschen die gebeden van de Kamper kerk en de uwe te richten. Wil de kerk van Kampen inderdaad haar gebeden voor een ‘onverwijld’ opheffen der schorsing in het aangezicht weerspreken, wat ik nog niet aanvaard, door uw commissie te gaan ‘aanvullen’ in haar werken op heel anderen termijn, ik zal het niet kunnen verhinderen. Hoe het zij, ik meen uit respect voor de gebeden van de kerk van Kampen, welke gebeden ik krachtiger vind dan die, welke op de basis van uw classicaal besluit gesproken zijn, welke gebeden ik ook conform Gods Woord acht, het recht te missen, reeds thans te handelen, als zou Kampen mijn appèl op de synode van 31 mei a.s. hebben te niet gedaan, door met u een werk te ondernemen, dat in élk geval Kampens gebed om ‘onverwijld’ herstel van grove zonde weerspreekt. Derhalve zal ik mijn verder antwoord eventueel uitstellen tot ik meerdere zekerheid heb verkregen.
Met vr. gr. hoogachtend, uw. dw. wg. |
|