Verzamelde werken 1940-1941
(1995)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 345]
| |
59. Het recht der bezettende mogendheidGa naar voetnoot1.In ons blad schreven we herhaaldelijk over de rechtspositie van de bevolking in een bezet gebied. We deden dat, o.m. wijl het de positie der kerk, van het gezin, en van de godsdienstige overtuiging rechtstreeks raakt, en dus ons allen en met name ook ons blad direct interesseeren móet. We deden het ook, om, naast het behouden eener zuivere positie tegenover de bezettende macht, precies te weten, wat onze houding moet zijn tegenover een klein groepje Nederlanders, die van de tegenwoordige moeilijke situatie misbruik maken om de zaak van kerk, gezin, en religieuze overtuiging schade toe te brengen ten bate van hun eigen voor ons geloof verwerpelijke theorieën. We gelooven daartoe van 's Heeren wege geroepen te zijn, en ons tegenover Hem, ons volk, en onze kerken te misgaan, als wij het nalieten. Wij zijn thans in staat over dit punt een duitsch blad te citeerenGa naar voetnoot2. (...) Het mooie van dit stuk is, dat het in een Reichsausgabe staat. Onze lezers kunnen nu zien, dat we, ons baseerende op deze bepalingen [van het Haagse verdrag van 1907], primo goede nederlanders waren, en secundo precies zoo redeneerden als de duitsche rijkspers verzekert, dat de duitsche autoriteiten door ons willen geredeneerd zien. Het gaat in het stuk immers duidelijk over Nederland. Wij hebben nog een ander doel met dit citaat. Zooals uit een officiëele mededeeling, aan den kop van ons nummer,Ga naar voetnoot3. blijkt, is door een lichaam, dat zich aandient als de ‘Raad van Voorlichting der Nederlandsche Pers’, tevens orgaan tot voorbereiding eener Nederlandsche Perskamer, een bericht verspreid, dat na officiëele informatie onjuist bleek. We zullen de bladen, die uit dit als ‘vertrouwelijk’ aangediende stuk hebben geciteerd, niet hard vallen. Wel vragen we ons af, of het niet een in de kaart spelen van een klein groepje nederlanders is, als onze (nog wel christelijke) pers dadelijk doorgeeft, wat dit groepje nederlanders publiceert. Wij verstaan dit niet goed. We geven toe, dat we dezen ‘Raad’ evenmin verstaan. Boven heel de mededeelingenreeks (no. 11-21) staat: ‘Vertrouwelijke mededeelingen, uitsluitend ter informatie der redacties. Publicatie derhalve verboden’. Maar midden in mededeeling 20 staat: ‘Strikt vertrouwelijk - niet voor publicatie bestemd’. Dat is funest. Alles heet vertrouwelijk, publicatie is zelfs over heel de linie verboden, maar toch wordt, door dan een apart onderdeel van één der berichten weer eens extra als ‘niet voor publicatie bestemd’ aan te dienen, de | |
[pagina 346]
| |
indruk gewekt, als ware het geheime totaal geen geheim totaal. Deze methoden van nederlanders acht ik ongeoorloofd. Ik dring er bij onze pers nogmaals op aan, dezen heeren geen stap tegemoet te doen, en zich vooral niet te laten intimideeren. Wij willen de duitsche weermacht ontzien, en ons correct gedragen. Maar wij willen nederlanders, die zich incorrect gedragen (ook tegenover de duitsche autoriteiten, waarvan zij beweringen in 't geheim en toch weer half niet in 't geheim doorgeven, welke onwaar zijn) ons van het lijf houden. Wij hebben dat recht, ook volgens de ‘Frankfurter Zeitung, Reichsausgabe’. Wij willen, dat nederlanders, die anders denken dan wij, afblijven van onze religie, en niet door semi-officiële handelingen, en persbeïnvloeding, de zaak van Christus in onze landen hinderen. Ik heb een vraag aan ‘De Rotterdammer’. Dit blad (vergissen we ons niet) heeft ‘mededeeling nr 21’ van genoemden Raad verwerkt in een publicatie. Dat is nu eenmaal gebeurd, we zwijgen er in liefde over. Maar heeft het blad ook van dezen ‘Raad’ een afstraffing gekregen? Zoo neen, mag ik dan ook op mijn beurt andere mededeelingen van dezen Raad publiceeren? Ik zou het zeer nuttig achten, want ons volk zou dan duidelijk zien, hoe men tracht, onze vrije, ook kerkelijke pers, langs geheime en toch ook weer half-geheime wegen te infecteeren met onwaarheden niet alleen, doch ook met bijgeloof. Overigens hoop ik, dat de duitsche autoriteiten deze heeren aan het verstand zullen brengen, dat zij niet verkiezen, dat er omtrent hen onwaarheden worden gelanceerd. Die wekken maar ‘onrust en verdeeldheid’, om met mededeeling nr 21 te spreken! |
|