Verzamelde werken 1940-1941
(1995)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |
36. Indrukken van de generale synodeGa naar voetnoot1.I.Gewone copie.Zoo men weet, is de synode deze week in voortgezette vergadering weer saamgekomen.Ga naar voetnoot2. Al vreezen we, dat vanwege den aard der te behandelen kwesties, er niet zo heel veel zal te schrijven zijn - er zijn immers allerlei vraagpunten, die personen raken - toch zullen we trachten, ook nu eenige indrukken van de vergadering te geven, als naar gewoonte. In verband hiermee zullen we onze gewone copie ook voor dit nummerGa naar voetnoot3. achterwege moeten laten; we hopen den draad later te kunnen opnemen. | |
Opening en diversen.Met een toespraak, die als gewoonlijk in welgekozen woorden de hoofdzaken aanstipte van wat in de algemeene belangstelling leeft, en die door haar voordracht aanstonds allen boeide, opende ds Schouten de voortgezette synode. Vóór het gebed werd gezongen: ‘Mijn beê, met opgeheven handen, klimm' voor uw heilig aangezicht’.Ga naar voetnoot4. De presentielijst bood natuurlijk enkele mutaties. De afgevaardigden van over de oostergrens,Ga naar voetnoot5. die in de eerste reeks zittingen niet konden aanwezig zijn, hadden ditmaal gehoopt, wèl te kunnen vergaderen. Evenwel, - een visum voor zulk een vergadering in Nederland kon in Duitschland niet worden afgegeven. We zijn neutraal, en zeggen er dus maar niet meer van. Al aanstonds vroegen 43 punten de aandacht. Zoo werd aanstonds meegedeeld, dat de synodale financiën versterking moesten hebben. Onder synodale financiën zijn natuurlijk niet bedoeld vergoedingen aan de leden der vergadering. Er loopt een aardig verhaal wat dat punt betreft: een geestig synodelid sprak eens een broeder, die meende, dat dominees e.d. te veel verdienen. Ja, zei het synodelid - 't was in een periode, waarin de synode weken en weken duurde -: ‘we verdienen er tegenwoordig een heel tractement bij’. Toen de ander verwonderd opkeek, en al wilde reageeren in | |
[pagina 243]
| |
afkeurenden zin, zei de leuke spreker: ‘ik zei wel, dat we het verdienen, maar we krijgen het daarom nog niet...’Onder synodale financiën vallen alleen andere fondsen: geld voor drukwerk, en met name vergaderingskosten. Geen wonder nu, dat in de gegeven omstandigheden de financiën extra voorziening behoeven. Want niet alleen zijn de zittingen van deze synode zelf in getale groot, maar ook hebben de synodale commissies zóóveel buitengewonen arbeid te doen, dat aan vergaderingskosten zeer veel noodig is. Meer dan één zaak is buitengewoon moeilijk; de ingediende rapporten, die eerbied afdwingen door den er aan besteden arbeid, bewijzen het. Vandaar, dat de praeses in antwoord op enkele verzoeken om voor één punt - de zaak-ds GoossensGa naar voetnoot6. van Soemba - zoo spoedig mogelijk saam te komen, kon opmerken, dat aan dit verzoek reeds wàs voldaan: nauwelijks waren de voor deze zittingen vereischte rapporten gereed, of de synode kwam samen. Zelfs de verwikkelingen op internationaal gebied hebben niet tot uitstel geleid. Overigens bleek al spoedig, dat de zware druk, die op ons leven ligt, ook in de vergadering zich liet gelden. Eén onderwerp, dat van de evacuatie in oorlogstijd, en van de daartoe vereischte kerkelijke bemoeiïngen, moest in studie genomen worden. Ook was er een ministeriëel schrijven ter tafel, gezonden aan de plaatselijke kerkeraden, nopens voorziening in de behoefte aan geestelijke verzorging in geval van luchtaanvallen. Opwekkend is een en ander niet, maar - er is nog pas gebeden, ook om vertrouwen. Van oorlogsgevaar tot de veldpredikers is maar één stap. Een brief van één dezer broeders werd aanleiding voor de opmerking, dat hun kerkrechtelijke positie zeer onzeker is. Een erkenning, die wel wat laat komt. Gevallen zijn bekend van een regeling hunner positie zoowel naar art. 12, als naar art. 13, als ook naar art. 14 der Kerkenordening. Een puzzle voor onze specialiteiten in het kerkrecht. Vele andere vragen komen trouwens op: stel, dat een veldprediker zou sneuvelen, of in den krijgsdienst voor den gewonen ambtelijken dienst ongeschikt zou worden, hoe moet dan de emeritaats-, de pensioenregeling etc. zijn? De vragen zullen onder de oogen worden gezien. Oorlogstoestanden, nogmaals werden we er aan herinnerd, toen de moeilijkheden van de Gereformeerde Kerk van Londen ter sprake kwamen. Geregelde doops- en avondmaalsbediening bleek gedurende eenigen tijd niet te kunnen worden verzekerd; de consulent woont immers in Nederland,Ga naar voetnoot7. en kan niet steeds een visum krijgen in den oorlogstijd. Wat nu? Zoo luidde de vraag der classis Den Haag, waartoe de kerk behoort, wier dienaar Londen's consulent is. Er zijn verscheiden mogelijkheden: men kon b.v. tijdelijk den doop en het avondmaal aanvragen bij de Presbyteriaansche kerk te Londen, die misschien nog het dichtst bij ons staat; of ook - men kon een predikant dier kerk uitnoodigen voor de bediening van doop en avondmaal, incidenteel, tijdens den bestaanden noodtoestand, in de bijeenkomst der Gereformeerden Kerk hulpdienst te verleenen onder de auspiciën van den gereformeerde kerkeraad; of ook - men kon met vermijding van dezen of dergelijken uitweg tijdelijk een ouderling machtigen tot bediening der sacramenten. Welke van deze mogelijk- | |
[pagina 244]
| |
heden de beste zou zijn? De hoogleeraren in het kerkrecht zouden er eens over nadenken. Opgemerkt werd, dat invitatie van een presbyteriaansch predikant, of het vragen van onderdak bij de presbyteriaansche gemeente den schijn kon wekken, alsof de institueering zelve van de Gereformeerde Kerk in Londen op ietwat losse gronden ware geschied. Men heeft zich n.l. op het standpunt geplaatst, dat geen der in Londen aanwezige instituten in confessioneel opzicht zóó dicht bij òns stond, dat aansluiting bij zulk een reeds aanwezig instituut geoorloofd kon schijnen. Ook hierover zal nog nader worden geraadpleegd. | |
Tucht over doopleden.Hoe te handelen met ontrouwe doopleden? Twee moeilijkheden met name rezen bij de discussie. De eerste was deze: loopen we niet gevaar, te veel te regelen? Een vrij gedetailleerde regeling is voorgesteld, - maar is het niet beter als de synode zich beperkt tot de algemeene beginselen en voorts bewegingsruimte laat voor de kerkeraden? De tweede is deze: in hoeverre moet en kan de kerkeraad nog ambtelijk zich bemoeien met doopleden, die te kennen gegeven hebben, zich aan de gemeenschap der kerk te onttrekken? Ook deze aangelegenheid zal nog nader onder de oogen worden gezien. | |
Organisaties.Bizondere belangstelling blijkt in de kerken te bestaan voor het vraagstuk der verhouding tusschen de kerk en allerlei organisatie met name op sociaal terrein. Met name op sociaal terrein, zeggen we, want ieder verstaat, dat de organisaties op allerlei gebied in de moeilijkheden betrokken zijn. Rapporteur over deze - voor afdoening verschoven - aangelegenheid was prof. Dijk. De rapporteur gaf in korte trekken de jongste geschiedenis van de behandeling van dit onderwerp ter synode weer. Aan de synode was verzocht de beslissing van 1920 (Leeuwarden)Ga naar voetnoot8. nog eens nader te verduidelijken, vooral op dit punt: of behalve ‘werknemers’ ook ‘werkgevers’ tot christelijke organisatie geroepen zijn. Reeds was in de voorafgaande zittingenreeks der synode over deze aangelegenheid gedebatteerd; en het schijnt, dat niet overal begrepen is wat de positie over en weer was. Door den rapporteur werd de verzekering gegeven, dat onder degenen, die in eerster instantie aan het debat hadden deelgenomen, geen meeningsverschil was met betrekking tot de principiëele vraag van recht en noodzaak van christelijke organisatie. Evenmin - aldus de rapporteur - werd er door iemand betwijfeld, of niet middenstanders, boeren, tuinders e.d. evenzeer als arbeiders een roeping hadden met betrekking tot de christelijke organisatie of het christelijk opzetten van het organisatieleven, ik | |
[pagina 245]
| |
weet niet precies wat de bedoeling is. Eveneens werd algemeen gevoeld, dat er in ons volksleven verschillende mogelijkheden van samenwerking voor behartiging van technische, cultureele, economische, repraesentatieve belangen e.d. [bestaan], verbanden, die nimmer op zij gezet konden worden. En evenmin, zoo verklaarde de rapporteur, was er eenig gebrek aan waardeering van de christelijk-sociale organisatie e.d. in het spel. Over zùlke kwesties liep volgens den rapporteur de strijd niet. Het liep er maar over of en inhoeverre en hoe de kerken zich met deze aangelegenheden kunnen inlaten. De neutrale vereenigingen zijn niet op één lijn te plaatsen. Er zijn organisaties ter behartiging van technische, economische, cultureele belangen, die met principiëele problemen geenerlei aanraking hebben, en andere, bij wie rechtstreeks beginselvragen aan de orde komen. In het eerste geval nu is samenwerking mogelijk, tenzij de ‘neutrale’ organisatie tegen Gods Woord handelt. Nu heeft de commissie, namens welke prof. Dijk rapporteerde, gestreefd naar een voorstel, dat als compromis bedoeld is (het woord is meer dan éénmaal gebruikt), waarin dus de onderscheiden stroomingen zich alle zonder onderscheid zouden kunnen vinden. Zoodoende was men tot conclusies gekomen, die algemeen gesteld waren, conclusies, die op principiëel terrein bleven staan, die de kerk op eigen terrein lieten blijven en haar niet er toe verleidden, over te stappen op het sociale terrein. Zoo was men gekomen, tot volgende conclusies (ik geef den tekst, zooals hij, door kleine wijziging, tenslotte aanvaard is): De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken besluit op de vragen van de broeders A. de Lange en A. Vingerling te Goes, en de broeders A. Stapelkamp c.s. uit te spreken: Over deze conclusies is nog een tijdlang gedebatteerd. Mij persoonlijk konden ze niet bizonder bekoren, en bij zijn antwoord liet de rapporteur uitkomen persoonlijk op hetzelfde standpunt te staan. Ze dragen duidelijk het karakter van een compromis. Hadden we wat meer tijd gehad, of genomen, dan zou misschien over een en ander nog nader te spreken zijn geweest. Persoonlijk meen ik, dat de conclusies, ofschoon ze natuurlijk algemeen gesteld moeten blijven, het onderscheid naar voren moesten brengen tusschen tweeërlei organisaties: a. zulke, waar principiëele kwesties rechtstreeks aan de orde komen; b. andere, die ter bereiking van haar speciale doel een principiëelen grondslag niet behoeven. | |
[pagina 246]
| |
In het eerste geval is christelijke organisatie noodzakelijk, in het tweede zou ze zelfs verboden kunnen zijn. Wij mogen geen scheiding vermijden, die God ons vanwege de zonde der ongeloovigen oplegt, doch ook geen samengang met anderen verstoren, als God dat samengaan ons oplegt, vanwege de verbondenheid der menschen in hun levensverbanden. Hoe in bepaalde gevallen telkens weer zal te beslissen zijn, is natuurlijk niet aan te geven in een kerkelijke uitspraak. Overigens is hetgeen besloten is toch van waarde. In de groote principiëele vraag is de eisch der gehoorzaamheid gesteld; zal daarmee gerekend worden, dan zal ook voor ‘werknemers’, boeren, tuinders, etc., veler positie nader onder de oogen dienen gezien te worden. | |
Herderlijk schrijven.Men herinnert zich hoe in de eerste reeks van zittingen der synode over de perspolemiek gesproken is.Ga naar voetnoot9. Een breed debat is toen gelukkig voorkomen, op voorstel van prof. Ridderbos, die opmerkte, dat met hetgeen toen werd voorgesteld, allen het eens konden zijn, maar dat, als men tot concrete détails zou komen in een breed opgezet debat, allicht verschil van meening openbaar zou komen, dat minder aangename discussies zou opleveren, met gevaar van nieuw misverstand. We hebben destijds onze ingenomenheid daarmee betuigd. Een debat over allerlei konkrete gevallen zou toch niet tot beslissingen kunnen leiden; en verwijten in een algemeen debat, zonder dat men tot solutie komen kan, maken de moeilijkheden en de afstanden alleen maar grooter. Nu restte nog, volgens besluit der toenmalige vergadering, de vaststelling van een ‘herderlijk schrijven’, dat van de synode zou uitgaan, en waarvan de tekst door het moderamen zou worden vastgesteld. Het moderamen heeft gemeend, zijn ontwerp van den tekst aan het oordeel der synode te moeten onderwerpen. Daartoe werd het in de vergadering voorgelezen door den assessor.Ga naar voetnoot10. (...)Ga naar voetnoot11. Ook thans is men, misschien ook wel om het late uur, getrouw gebleven aan het destijds aanvaarde voorstel van prof. Ridderbos, om n.l. niet in breede discussie te treden. Wel heeft prof. Greijdanus in het kort twee momenten onder de aandacht gebracht: a. dat hij, evenals ter synode van 1936, toen voor het eerst over deze aangelegenheid gesproken werd, nog steeds van oordeel was, dat behalve de eisch om te staan naar den onderlingen vrede, ook de eisch tot het dienen van de waarheid diende te worden geëerbiedigd; b. dat op één punt het voorgestelde herderlijke schrijven van het algemeene naar het bijzondere overstapte, n.l. waar gesproken wordt over critiek, uitgebracht op de Amsterdamsche synode. Naar prof. Greijdanus' oordeel zou men dan dienen aan te geven, welke bepaalde kritiek op deze synode bedoeld was, | |
[pagina 247]
| |
en wat daarin onbillijk zou zijn geweest. Ter vergadering gingen hier en daar stemmen op van instemming met het laatste punt, maar tot een discussie daarover kwam het verder niet. Wat het eerste punt betreft, wees de assessor er op, dat er toch uitdrukkelijk uitgesproken was, dat het ‘allerminst de bedoeling der synode’ was, ‘elke vrijmoedige critiek of polemiek een domper op te (willen) zetten’, en dat zij evenmin trachtte, ‘de vrije uiting van persoonlijke inzichten of het aanvoeren van gegronde bezwaren aan banden te leggen’. Inderdaad, nu dàt in het stuk stond, kon men het als uitdrukking van het algemeen gevoelen verder wel aanvaarden. Had dàt element ontbroken, het zou zéker bestrijding hebben ontmoet, want daarin ligt voor ons besef de hoofdzaak. Het zou trouwens ook de bevoegdheid van welk kerkelijk lichaam ook te buiten gaan, indien men het vrije woord, dat wegneming van onjuiste en wortelschietende denkbeelden bedoelt, en daarvoor gronden aanbrengt, die ieder toetsen kan, te verbieden. En dat niet alleen: het zou niet slechts de bevoegdheid der kerkelijke vergaderingen te buiten gaan, doch ook tegen de roeping der kerk rechtstreeks ingaan. De strijd voor de waarheid dient de kerk ter harte te gaan. Afgedacht dan ook van de waarde van tot het algemeene zich beperkende uitspraken, afgezien ook van haar practisch effect - de praeses der synode schreef reeds vóór de vergadering, te dien aanzien sceptisch gestemd te zijn - kunnen ook wij den inhoud van het stuk aanvaarden. Wij hebben meer dan eens den vinger bij concrete punten gelegd en met name ten aanzien van enkele penvoerders in bepaalde uitlatingen het indienen van bezwaren nutteloos geacht, wijl een enkele opmerking beneden peil was. Laat ons hopen, dat de strijd voor de waarheid met aanwijzing van de gronden, die men ter zake dienende acht, overeenkomstig den goeden regel zal verder gaan, en dat noch de valsche beweging, noch de valsche inertie (bewegingstraagheid) van het vleesch ons parten spele. Dan verwachten we voor onze kerken, die aan het onder de oogen zien van ingebrachte bedenkingen in confessioneel opzicht, voorloopig zich nog niet mogen onttrekken, goede vrucht ook van deze herinnering aan wat onder ons communis opinio is. | |
II.Hervatting van den arbeid: dr H. Kaajan †.MaandagavondGa naar voetnoot12. werden de zittingen heropend. Ik kwam iets te laat ter vergadering; maar toen ik den voorzitter Psalm 90 hoorde lezen, vermoedde ik aanstonds wat een oogenblik later ook werkelijkheid bleek, dat n.l. dr H. Kaajan was overleden. Juist een week geleden was de synode, met hem als één der afgevaardigden, voor het eerst bijeengekomen; nu werd zijn dood bericht. Ten teeken van rouw heeft de synode haar eerste vergadering aanstonds beëindigd, voor wat de gewone werkzaamheden betreft. De praeses heeft aan dr Kaajan een gedachteniswoord gewijd, waarin niet alleen het treffende van dit sterven zelf naar voren kwam, doch ook een parallel getrokken werd met het | |
[pagina 248]
| |
overlijden van dr J.C. de Moor;Ga naar voetnoot13. ook deze was predikant van Utrecht, zijn ziekte was dezelfde, zijn overlijden was even onverwacht, en ook hij werd weggerukt midden uit den synodalen arbeid. Diep onder den indruk is de eerste vergadering gescheiden. Aan den persoon van dr Kaajan bewaren ook wij steeds aangename herinneringen; met groote blijdschap herinner ik me onze laatste ontmoeting in de synodale vergadering, toen we elkaar nog even de hand mochten drukken. We zijn midden in een discussie blijven steken;Ga naar voetnoot14. het is verblijdend te mogen constateeren, dat zakelijk meeningsverschil aan de persoonlijke verhoudingen geen schade behoeft toe te brengen. Het blijkt, dat sommigen dit zich moeilijk kunnen voorstellen. Daarom is het vertroostend, dat in het aangezicht van den dood uit eigen herinnering ook voor dit geval die vrees beschaamd is. Het hartelijke meeleven met de kerk van Utrecht en de familie van den overledene legt getuigenis af van de ruime plaats, die dr Kaajan in aller hart heeft ingenomen. | |
Tucht over doopleden.Onze lezers weten reeds, dat ter zake van de tucht over doopleden nog nader gehandeld moest worden. Deze nadere bespreking is inmiddels tot een goed einde gebracht. Met eenige wijzigingen, die wij uit onze herinnering hebben aangebracht, en die wij dus slechts onder reserve geven, zijn volgende algemeene richtlijnen aangenomen: (...)Ga naar voetnoot15. Men lette er op, dat hier geen ‘uitputtend reglement’, doch slechts een aantal richtlijnen in algemeenen zin gegeven is. Daar zijn we heel blij mee. Er kunnen zich zóóveel en zóóvelerlei gevallen voordoen, dat, met name ook nu het doopleden betreft, een algemeene regel kwalijk is te stellen. Het is daarom goed, dat de synode aan de aangenomen regeling het karakter van bindend reglement bij voorbaat ontzegd heeft. Aan den anderen kant heeft zij uitgesproken, dat de kerkeraden zich ‘zooveel mogelijk’ aan deze richtlijnen moeten houden. Daarmee is erkend, dat uit kerkrechtelijk oogpunt de aangenomen regeling de grondlijnen volgt, die voor de tucht over doopleden geldig mogen worden geacht. Ook vroeger is wel gebleken, dat met algemeene bepalingen licht de détails van bepaalde ‘gevallen’ over het hoofd worden gezien. Prof. Bouwman heeft meermalen bezwaar ingebracht, ook openlijk, tegen het stellen van een leeftijdsgrens ten aanzien van hen, die niet tot openbare geloofsbelijdenis kwamen.Ga naar voetnoot16. Hij wees er op, dat er streken zijn, waar over de beteekenis der toelating tot het Heilig Avondmaal en over de voorwaarden voor het mogen afleggen der geloofsbelijdenis, bepaalde misvattingen heerschen, die uit piëtistische invloeden, soms tot in het verre verleden teruggaande, verklaard moeten | |
[pagina 249]
| |
worden. De factor van de prediking, die toch ook wel eens onjuist of onvolledig geweest is, mag niet worden verwaarloosd. Evenmin de invloed van opvoeding, van gesprekken in de naaste omgeving, enz. Waar deze leeftijdsgrens vroeger wel gesteld is, en - als we ons niet vergissen - geenszins algemeen aanvaard is, daar is de thans gevallen beslissing te zien als een vooruitgang. Met de onderscheidenheid der gevallen is veel nadrukkelijker rekening gehouden, en het gevaar van cliché-tucht is voorkomen door de herinnering, dat slechts algemeene richtlijnen zijn gegeven. | |
Onze gewone copie.MorgenGa naar voetnoot17. zal vermoedelijk de tweede zittingenreeks der synode worden beëindigd. We hopen, dat we de volgende week den draad van onze gewone artikelen weer kunnen opnemen. Misschien hebben we dan meteen een redactioneele verrassing.Ga naar voetnoot18. |
|