Verzamelde werken 1940-1941
(1995)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |
21. Antwoord van ‘De Heraut’Ga naar voetnoot1.In ‘De Heraut’ heeft ds J. Dijk (Zevenhuizen), dien wij vóór twee weken beantwoordden, nog een klein stukje geschreven. Hij betreurt, dat wij zijn vertaling van Calvijn's brief niet doorgaven. 't Was anders volstrekt overbodig, omdat er alleen door bevestigd werd, wat we al hadden geschreven, dat de naam kerk door Calvijn aan Rome ontzegd was. We hebben voorts duidelijk aangetoond, dat ds J. Dijk, door aan Calvijn's duidelijke uitspraak telkens een klein rukje te geven, tenslotte in zijn vierde ‘weergave’ van Calvijn's opinie terecht kwam tot de uitspraak: Calvijn ontzegt den naam kerk niet. Dáárover spreekt ds Dijk verder niet. Ik behoef op wat hij schreef ook niet in te gaan, vooral niet, nu ‘De Heraut’ de discussie (die er eigenlijk niet geweest is) gesloten heeft verklaard. Wèl moet me van het hart, dat ik niet de houding van den redacteur van ‘De Heraut’ verstaan kan, als hij dezen inzender laat klagen, dat de polemiek op dit punt al weer minder aanlokkelijk was. Ik heb nu tot tweemaal toe goedgevonden, een verklaring in ‘De Heraut’ en ‘De Reformatie’ op te nemen, onderteekend door prof. Kuyper en mij, dat geschillen waren bijgelegd.Ga naar voetnoot2. Ik vond dat ook zonder eenige nadere détailleering goed, terwille van den vrede, en onder inrekeningbrenging van den eerbied, dien een jongere den oudere verschuldigd is; hoewel ik had kùnnen zeggen (de tweede maal): Uw blad, collega Kuyper, kan de pacificatieverklaring niet publiceeren, want het heeft tot nu toe met geen woord iets van de zaak van uw kant vernomen. Ik heb dat niet gezegd, omdat ik over persoonlijke dingen niet lang wil blijven twisten. Nu evenwel ‘De Heraut’ een inzender ná deze pacificatie zóó schrijven laat, verklaar ik, wel geen ‘persoonlijk feit’ hiervan te maken, ook van harte gaarne weer deze fout van den ‘Heraut’-redacteur te vergeven, maar voor pacificatie-verklaringen als thans tweemaal gegeven zijn, niet meer me te zullen laten vinden. Het blijkt, dat zakelijke bestrijding tòch nog weer persoonlijk gemaakt wordt, ook in een blad, waarvan ik op grond van wat nog kort geleden gebeurd is, iets anders had verwacht. |
|