Verzamelde werken 1940-1941
(1995)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
18. Trente en SadoletusGa naar voetnoot1.Dr A. de Bondt komt in ‘Credo’Ga naar voetnoot2. terug op enkele passages uit mijn artikeltje van 14 dagen geleden. We antwoorden bij dezen. 1. Onze lezers herinneren zich, dat dr de Bondt [over] een brief van Calvijn aan Sadoletus (roomsch) geschreven had, waarin Calvijn uitsprak, dat door Sadoletus (en consorten, voeg ik er aan toe, er stond ‘praesidetis’, meervoud) nog wel kerken van Christus werden overheerscht.Ga naar voetnoot3. Ik wees er op, dat dat heelemaal geen wonder was; we waren nog zes jaar vóórdat het concilie van Trente bijeenkwam, en een reformatie ging destijds niet een-twee-drie in haar werk. Nu vraagt tot mijn verbazing dr de Bondt of Calvijn inzake de beteekenis van Trente wel net zoo dacht als Van Toorenenbergen! Ik antwoord: gelukkig niet, daar is Calvijn veel te veel calvinist voor. Maar wat doet dat er toe? Ik wees op het meervoud: praesidetis. Jullie roomsche machthebbers, speelt nog veelszins den baas over Christus' kudden. Is dat soms niet zoo? Wil dr de Bondt eens de jaartallen nagaan van de hervorming? Schotland? Nederland? De uithoeken van Europa? 't Is niet de vraag, inhoeverre Calvijn op Trente wachten wil, als 't aan hèm ligt. Want de kwestie is doodeenvoudig deze, dat het niet aan Calvijn ligt. Hij moet de feiten nemen zooals ze zijn. En als dan hier de keizer, dáár een landgraaf, elders een keurvorst, een gemeenteraad, de stenden almaar door de beslissing tegenhouden, op een compromis aansturen, dan blijven de kerken van Christus nog lang ‘onder het juk’. In heel het stuk van dr de Bondt lees ik geen woord over de geografische moeilijkheden van de zestiende eeuw. Toch wees ik daarop. 2. Toch ligt in die geografische moeilijkheden voor wie even nadenkt, één der factoren, die het werk der reformatie van ons werelddeel deden loopen over enkele tientallen jaren. Andere factoren zijn natuurlijk: de overheid, de lage trap der volksontwikkeling, de moeilijkheden om het volk te bereiken, etc. Dr de Bondt ontduikt de eigenlijke kwestie. 't Is niet de vraag, of er niet nog kerken onder het juk zijn, maar of volgens Calvijn, laat ons zeggen in Genève, een tweetal gemeenten naast elkaar mogen bestaan, zóó, dat Calvijn zou beweren: de ééne ware kerk van Christus wordt door Calvijn gepraesideerd, de andere ware kerk van Christus door Sadoletus. Dàt ware knap werk, als dat door dr de Bondt bewezen werd. 3. Ja maar, zegt dr de Bondt, als men op Trente had moeten wachten, ware alle reformatisch werk van vóór 1545 scheurmakerij geweest. Waarom? Het hangt er maar van af, op wat manier, en onder welke nadere bepaling men zich losmaakt van de hiërarchie. Wie zijnerzijds hereeniging met de ontrouwen, als zij weer getrouw mochten worden, afsnijdt, is geen reformator. De brief van | |
[pagina 138]
| |
Calvijn aan Sadoletus zelf bewijst, dat Calvijn zich niet ontslagen achtte van ‘het bloed’ van Rome. 4. Daarom is het ook onjuist, als dr de Bondt zegt: ‘waar het alleen om gaat, is, of voor Calvijn in dit concilie (van Trente) het criterium lag’. Welneen, - het is maar de vraag, of voor diegenen, die er nog op wachten wilden, het criterium er lag. Stel, dat in de dagen der doleantie leider A vindt, dat leider B te lang wacht met het ter hand nemen van de reformatie der kerk, moet dan leider A ophouden, te gelooven, dat er nog kerken van Christus ‘onder het juk zijn’? Als de man dat geloofde, kon hij tot B en...zichzelf dadelijk zeggen: houd maar op! Dat Calvijn tegen de interims-politiek fulmineert, behoeft dr de Bondt ons dan ook niet te herinneren. Maar ze was er nu eenmaal. Leider A en leider B! 5. Ja maar, zegt dr de Bondt, 't was niet in Zwitserland, doch in Duitschland, dat men interims-politiek voerde. Vrage: wie heeft iets anders gesuggereerd? Zat dan soms het roomsche instituut alleen in Zwitserland? Of ook in Duitschland, Polen, Schotland, en ik weet al niet, waar nog meer? Als Calvijn aan Sadoletus schrijft: gij en uw confraters, mijnheer Sadoletus, voert nog over heel wat kerken van Christus den heerschersstaf, geholpen door menige wereldlijke overheid, dan ziet hij een gebied zich voor den geest staan, dat heusch wel grooter is dan Zwitserland. Dr de Bondt moet dat niet vergeten. Als Calvijn het wèl vergeten had, was de Reformatie in een slop doodgeloopen. 6. Calvijn, aldus dr de Bondt, verwachtte niets van het concilie van Trente. Dat wil ik wel gelooven. Ondergeteekende verwachtte niets van ‘Kerkopbouw’ en ‘Kerkherstel’, en heeft dan ook in dit blad er maar heel weinig over geschreven, en andere persbroeders hebben er heel wat inkt voor over gehad. Maar àls er iets van gekomen was, dan had ondergeteekende aanstonds van Godswege met alle andere persbroeders een taak gekregen tegenover het zich bekeerende instituut der Herv. Kerk. Zoo zou het met Calvijn en Trente ook geweest zijn. 7. ‘Aan het “interim” kan wèl de naam van Melanchton, niet die van Calvijn verbonden worden’, zegt dr de Bondt. Afgedacht daarvan, dat dat niets verandert aan wat ik opmerkte over ‘leider A en leider B’ van hierboven, is dat maar een halve waarheid, en de verzwegen helft van die waarheid is juist deze, dat Calvijn erkent, dat als anderen het reformatiewerk in langzamer tempo doorvoeren, al of niet noodgedwongen, de beslissing nog is uitgesteld. Dat nuchtere feit behoefde dr de Bondt niet op den achtergrond te dringen, want de groote kwestie is deze, hoe loopt volgens Calvijn in de plaatsen, waar een definitieve ‘Entscheidung’ (beslissing) viel, de wettige verbonds- en kerklijn? Hoe is het na de beslissing? Over dat probleem glijdt dr de Bondt overal heen. 8. In zijn ‘Antidotus’Ga naar voetnoot4. zegt Valerandus PollanusGa naar voetnoot5. (zie Dathenus' ‘Kurtze und Wahrhafftige Erzelung’, blz. 113Ga naar voetnoot6.), dat na het Marburger gesprek (waarbij naar bemiddeling gezocht werd) de eenheidsformule is onderteekend door Luther, | |
[pagina 139]
| |
Oecolampadius, Osiander,Ga naar voetnoot7. Hedio,Ga naar voetnoot8. Brentius,Ga naar voetnoot9. Melanchton, Bucerus, Ionas,Ga naar voetnoot10. Zwinglius, Agricola.Ga naar voetnoot11. En in de voorrede op hun geschriftje ‘Purgation’Ga naar voetnoot12. (verantwoording van de buitenlandsche predikanten in Frankfort, over wie verleden week geschreven werd), merken de predikanten à LascoGa naar voetnoot13. (schrijver van het stuk), Pollanus, Hovbraque,Ga naar voetnoot14. HornusGa naar voetnoot15. en Petrus Dathenus op, dat hun geloofsbelijdenis, die ze ter zelfverdediging hadden ingediend, in de (destijds betwiste) avondmaalsleer niet afweek van de Augsburgsche geloofsbelijdenis; elders, dat ze zelfs niet in strijd was met de Apologie der Augsburgsche Belijdenis. Zoowel aan de Augsburgsche Confessie als aan de Apologie is de naam van Melanchton verbonden. Welnu, nadrukkelijk vestigen ze de aandacht er op, dat deze hun belijdenis te voren door Calvijn was ingezien en goedgekeurd; ze hadden zelfs de Augsburgsche onderteekend. 't Was à Lasco, die de belijdenis-in-kwestie aan Calvijn had kenbaar gemaakt (ook Bullinger). Een bewijs, dat ook Calvijn bedacht, dat de reformatie zoolang mogelijk haar eenheid moest zoeken te bewaren, en dat ook Calvijn de feiten aanvaardde daar, waar het tempo der Reformatie een ander moest wezen, dan hij wenschte of noodig had. (Erzelung 67, v.) Een bewijs ook, hoezeer dr de Bondt buiten de kwestie (van den brief aan Sadoletus inzake de kerken ‘onder het juk’) òm gaat, als hij vraagt, of soms Calvijn zijn definitieve houding tegenover Rome nog bepalen moest vóór 1551 (toen het concilie van Trente zijn 13e zitting hield, door ons vermeld).Ga naar voetnoot16. Niemand heeft dat beweerd. Wel is beweerd, dat Calvijn niet zoo dwaas is geweest te denken: ik heb in Genève de zaak voor elkaar, en Luther heeft de pauselijke bul verbrand, en nu is overal de kerk vrijgemaakt. Hij heeft alles gedaan, om de definitieve ‘Entscheidung’ waar ook, vrij te houden van niet-constitutieve geloofsbinding. Maar na die Entscheidung, dàn komt de vraag: wat nu? Die vraag ontgaat dr de Bondt. 9. Het door dr de Bondt mij in de schoenen geschoven ‘criterium’ (als zou n.l. voor de bepaling van het al of niet nog onder het juk verkeeren van kerken 1545 het beslissende jaartal zijn), is dan ook door dr de Bondt verzonnen, niet door mij gesteld. Want primo heeft dat concilie jaren en jaren geduurd, secundo | |
[pagina 140]
| |
moet men verschil zien tusschen de besluiten nemende clericale heeren en de door hen overheerschte gemeenten, die nog niet de reformatie hadden leeren kennen. Maar dit is gezegd: indien jaren na 1545 pas ook van Rome's zijde de breuk definitief geworden is, dan was er toch zeker vóór 1545 (Calvijn schreef Sadoletus in '39) nog geen definitieve breuk over heel de linie. Als ik van iemand, die in 1929 door iemand kinderloos genoemd is, vertel: dat begrijp ik, want hij is pas in 1935 getrouwd, dan moet dr de Bondt niet schrijven: dus is volgens K.S. het jaar 1935 beslissend. Want misschien kreeg de man zijn eerste kind pas in 1940, ik noem maar een cijfer. 10. Dr de Bondt betoogt, wat uilen naar Athene dragen beteekent, dat er toch nog overblijfselen van de kerk onder Rome's tyrannie zijn. Maar hij ontloopt de kwestie waar het over loopt, of zoo'n paar ‘resten’ nu weer een ‘kerk’ zijn. Een paar misvormde resten zijn die een kerk? Troost voor Finland,Ga naar voetnoot17. als het de door een ‘voltreffer’ vernielde huizen ziet: toch nog huizen, meneer; we ontzeggen den naam ‘huis’ daaraan niet, althans niet in absoluten zin! Ik denk, dat de Finnen het een schralen troost noemen zouden. Ik moet alweer waarschuwen tegen het aanblazen van enkele vonkskens tot een vuur, en het omtooveren van enkele resten tot een huis, en het verwarren van een aanknoopingspunt, of een ongeordende verzameling van punten tot een vlak. Er is nog logica en Trigland,Ga naar voetnoot18. die tegen de Remonstranten (inzake het natuurlijk licht) al waarschuwde tegen het aanblazen van enkele vonkskens tot een vuur, is er óók nog.Ga naar voetnoot19. Ik geloof, dat we elkaar moeten waarschuwen: inzake het beeld Gods - in mijn Catechismusverkl. I ging ik er uitvoerig op inGa naar voetnoot20. - heeft reeds iemand de resten van de gaven van het beeld Gods omgevormd tot een rest-beeld.Ga naar voetnoot21. En nu gaat dr de Bondt redeneeren alsof resten van de kerk, een restkerk zijn, waaraan de kerknaam niet ontzegd mag worden! Een ongeluk komt zelden alleen. 11. Ja, er is toch sprake van kenteekenen der kerk, zegt dr de Bondt. Hij ga eens de beteekenissen van het woord kenteekenen na, èn de latijnsche, of fransche woorden, die door ‘kenteeken’ vertaald zijn. Sporen in de sneeuw zijn ook kenteekenen, dat de vos er voorbijgegaan is. Maar de jager zou vreemd opzien, als een goeie vriend aan zijn vrouw berichtte: ga de tafel maar vast dekken, je man heeft de sporen van den vos gezien, ergo de vos was daar aanwezig. Dat is maar één kant van het geval, ik geef het toe; maar als dr de Bondt wil, kunnen we er verder over doorpraten.Ga naar voetnoot22. Sporen, resten, overblijfselen der kerk zijn wat anders dan haar ‘notae’, haar merkteekenen. De resten van doode kameelen in de Sahara zijn geen merkteekenen van de aanwezigheid der kameelen op die plaats. Ik schrijf dit artikeltje buitenshuis, en kan niet nagaan, wat er in de Institutie in 't latijn staat. Maar ik geef dr de Bondt op een briefje, | |
[pagina 141]
| |
dat er niet het woord staat, waarmee de merkteekenen der kerk van Christus worden aangeduid door Calvijn. 12. Dr de Bondt verwijst naar ds J. Dijk (Zevenhuizen), die door mij reeds is beantwoord. Het is helaas koekoek-één-zang. Calvijn zegt: alzoo (sic) ontzeggen wij den naam kerk aan Rome. En ook dr de Bondt maakt er nog weer van: een ontzeggen-met-een-beperking. Een aanduiding van wijze wordt veranderd in een aanduiding van graad. Dat kan er raar gaan uitzien voor de logica. Als iemand zegt, dat dr de Bondt zijn huisvaderlijke plichten zóó en zóó opvat, mag ik dan zeggen: hij vat ze op met een beperking? We zouden, vrees ik, kwade vrienden worden, als ik dat zei. 13. Als ik met de stukken aantoon, dat Calvijn inderdaad den naam kerk Rome ontzei, dan antwoordt dr de Bondt: niet in absoluten zin. Ik zou daar misschien ietwat gewilliger naar luisteren, als eerst erkend was: goed, we geven toe, dat de bewering ‘nooit is de kerknaam ontzegd’, onhoudbaar bleek. Maar neen. Wil dr de Bondt nu eens zeggen, uit welk leerboek van de logica hij het verschil tusschen ontzeggen en niet-absoluut-ontzeggen heeft? We komen dan verder. We vinden nog al eens bij de oude theologen op een gestelde vraag:
A.c.D
Of:
N.c.D.
Dat beteekent:Ga naar voetnoota. ja, maar er moet iets bij gezegd worden; of: neen, maar er moet iets bij gezegd worden, misschien, dat dr de Bondt aan zóó iets denkt. Maar dan komen we geen stap verder, als die nadere onderscheiding (dat, wat er nog bij gezegd moet) in den nevel blijft hangen. Die nevel, waarin b.v. de jaartallen van de Reformatie worden veronachtzaamd, of waarin van het woord ‘kenteekenen’ (overblijfselen, gedeformeerde resten, etc.) een gebruik gemaakt wordt in dier voege, dat men associaties wekt aan het woord ‘kenteekenen’ of merkteekenen der kerk. Over die kwesties sprak dr de Bondt niet. Hij helpt niet. Op de vraag: ontzegt Calvijn den naam kerk? antwoord ik:
A.,
d.w.z. ja. Kan ik iemand er een genoegen mee doen, dan wil ik er wel van maken
A.c.D.,
dat wil zeggen: ja, maar we kunnen nog wel eenig misverstand afsnijden. Dr de Bondt evenwel zegt: | |
[pagina 142]
| |
A.n.a.,
d.w.z.: ja, maar niet absoluut. Dat vind ik niet duidelijk. Ik wacht op de exegese van:
c.D.
En voorlopig troost ik me hiermee, dat het sterke:
N.
(neen! nooit is de kerknaam ontzegd) door dr de Bondt is weersproken, zij het dan ook, dat hij het, ik zou haast ondeugend worden, deed met een weerspreking ‘niet in absoluten zin’. ‘Niet zonder meer.’ ‘Niet absoluut.’ Sic dilabitur aetas.Ga naar voetnoot23. 14. Heeft deze gedachtenwisseling nut?
A.c.D. |
|