Verzamelde werken 1940-1941
(1995)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd10. De z.g. ‘erkenning’ van den doopGa naar voetnoot1.Zoowel prof. Kuyper als prof. Dijk beijveren zich te betoogen, dat een kerkelijk instituut (ook het onze) dat den doop, in een ander instituut bediend, (onder bepaalde condities) niet hernieuwt, in geval de gedoopte van kerkelijk instituut verwisselt, daarmee dit doopende instituut factisch erkent als kerk. Ik verbaas me telkens weer over die redeneering. Zijn soms ook de Roomschen al geneigd, den kerknaam te geven, aan hen, wier doop zij niet herhalen? Op het concilie van Trente, 7e zitting, 3 Maart 1547, is met betrekking tot den doop vastgesteld, dat als iemand beweert, dat de doop, die door ketters in den naam van Vader, Zoon en Geest bediend is mèt intentie, te doen wat de kerk doet, geen ware doop is, hij te veroordeelen is.Ga naar voetnoota. Zoekt men in het register onder ‘haeretici’ naar de beteekenis van den naam ‘ketters’, dan wordt verwezen naar......de Protestanten. Alzoo zou Rome op hetzelfde concilie, dat nog de protestanten aan den doem zou overgeven, hen als kerk hebben erkend? Wat dit concilie van Trente besliste, lag trouwens geheel in de lijn van vroegere besluiten. Toen Koning Leo IV van Klein-Armenië,Ga naar voetnoot2. dat destijds althans in naam met Rome verbonden was, paus Benedictus XIIGa naar voetnoot3. om hulp had gevraagd tegen de Saracenen (Hefele, VI, 569Ga naar voetnoot4.) antwoordde de paus, dat dan die Armeniërs eerst maar eens hun dwalingen moesten herroepen. En er werd meteen werk van gemaakt ook: een synode werd bijeengeroepen, om de dwalingen te formuleeren. Niet minder dan 117 dwalingen werden opgesomd: grondige arbeid! Hoewel, - niet zonder repetities, wat bij zoo ruime fabricage geen wonder is. Tot de gewichtigste, die Hefele vermelding waard keurt, behoort, nr 36 (bl. 571), dat zij allen, die van een andere kerk tot hen overkomen, overdoopen. Daar wil de paus dus niets van weten. Heeft de paus daarmee al die instituten als kerk erkend? De paus is over het geval lang niet te spreken; hij laat zelfs aanteekenen, dat (Hefele 572) enkele lieden, die op armenische manier gedoopt waren, doch later op latijnsche manier waren herdoopt, in Florence van eenige | |
[pagina 94]
| |
Armeniërs te hooren hadden gekregen, dat deze latijnsche doop niet meer waard was, dan een doodgewoon bad, niets meer waard, dan of (de kerkelijke taal in die dagen is niet preutsch) een hond de goede lieden bevuild had. Men is dus op zijn eigen doop ter dege gesteld, wil hem, zelfs als 't herdoop geweest is (hetgeen in bepaalde gevallen noodig geacht werd) niet bespot zien: maar wil men toch niet dat de Armeniërs ieder herdoopen, onverschillig waar hij vandaan komt. De Armeniërs hebben op deze aanklachten prompt met een ‘es ist nicht wahr’ geantwoord (Hefele, 573). Inzake het eerste punt volstaan ze met een eenvoudig ‘neen’; inzake het tweede constateeren ze, dat ze van het incident onkundig zijn, maar nu ook hunnerzijds niet begrijpen, dat wettig gedoopten te Rome soms worden overgedoopt. Ze kaatsen den bal terug (576). Men ziet het: van Armenië tot Italië, van SisGa naar voetnoot5. tot Rome is men het erover eens: niet zóómaar herdoopen, wie uit een andere kerk overkomt. Maar men denkt er niet over, te beweren: het zijn allemaal kerken, die instituten, waar ze vandaan komen. Toen Nicolaas IGa naar voetnoot6. met de Bulgaren, die hem kwamen raadplegen teneinde in hun land met de kerk van Rome in contact te kunnen komen, handelde, kwam o.m. het feit ter sprake, dat een jood, van wien niet vaststond, dat hij christen was, er heel wat gedoopt had. Kon dat maar? De doop, zegt Nicolaas, is toch geldig, als hij maar op de drieëenigheid of op Christus' naam is bediend.Ga naar voetnoot7. Zoo ware meer te noemen. Ging men dit advies van Nicolaas, of het antwoord aan de Armeniërs, of de uitspraak van Trente bewerken op dezelfde manier, waarop bij ons over het advies van Calvijn aan Knox (zie elders in dit nummerGa naar voetnoot8.) gehandeld is, wel, we konden zoomaar concludeeren, dat Róme de sterkste voorstandster is van de pluriformiteit. Het gravamen Buizer was dan heelemaal van de baan. Maar, hoe interkerkelijk-verbindend zulke opvattingen over de weigering van herdoop ook mogen zijn, als men ze doortrekt n.l., we zullen er toch maar geen glossen over maken. Daar is de zaak te ernstig voor. We zullen ze alleen bestrijden, omdat het noodig is terwille van de reformatie onzer kerkbeschouwing. |
|