Elia en Elisa, noch tijdens het leven van Christus op aarde voor het evangelie van de genade heeft willen buigen. In de geschiedenis over de genezing van Naäman wordt duidelijk, hoe God aan het vleselijke Israël voorbij gaat en zich ontfermt over hen die willen leven van soevereine genade.
In het eerste punt van de preek stelt Schilder, dat alleen het geloof in Jezus Christus en die gekruisigd zalig maakt. Maar de prediking van deze boodschap botst op het wezen van het Jodendom, ja, ketst af bij ieder die roemt in eigen kracht en prestatie. Dit voltrekt zich nu ook, aldus Schilder, in de geschiedenis van de genezing van Naäman. Naäman is, als wraak over de ontrouw van Israël, Gods gesel over het volk van het verbond. Hij is de grote generaal voor wie een ieder beeft. Maar deze machtige Naäman presenteert zich louter vleselijk: hij verheft zich op zijn macht, op zijn roem, op zijn prestaties. Hij moet echter leren, dat ook hij heeft te bukken voor de God van Israël. Het Woord van God komt tot hem via de knecht van Elisa met de opdracht, dat hij zich zevenmaal moet baden in de Jordaan. Hier is, zegt Schilder, het Woord des Heren een ergernis voor alle eigengerechtigheid. Maar in die weg maakt de Here alle vlees beschaamd. Tevens licht hier Jezus Christus, de Middelaar der genade, op: bij God is geen aanneming des persoons, mits men niet roemt in zichzelf en van genade leven wil.
Na de ergernis die het Woord van God oproept bij ieder vleselijk mens wijst Schilder op de dwaasheid van de prediking. De opdracht van Elisa is voor Naäman immers een dwaasheid. Hij had toverkrachten verwacht, maar hij krijgt een dwaas middel aangereikt: zevenmaal zich baden in de Jordaan. Elisa, die Naäman dit dwaze middel laat boodschappen, staat hier, aldus Schilder, op een lijn met Christus, die niet door natuurlijke krachten, maar