Een schriftgeleerde aan het Woord. Deel 2
(1996)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd2. Een adventspreek over de omweg van kribbe en kruisHet thema van de preek ‘Het besluit van den Zoon van God om den bliksemoorlog te verwerpen’ kan met recht een vondst genoemd worden. Schilder hield deze preek in de laatste maand van het jaar 1939, toen de dreiging van een naderende oorlog boven Europa hing. Hitler was in september 1939 Polen binnengevallen en had dit land in een zogenaamde ‘Blitzkrieg’ veroverd en bij het Duitse ‘Derde Rijk’ geannexeerd. De term ‘Blitzkrieg’ heeft Schilder aanleiding gegeven tot het formuleren van het thema van zijn preek, waarin hij de vraag stelt op welke wijze en langs welke weg Christus in de wereld gekomen is. In deze preek tekent Schilder de lijn van het komen van Christus tot de wereld van Kerst tot de wederkomst. Dat is het ene komen in genade en gericht. Maar, zo zegt hij, terwijl het in de lijn van Gods rechtvaardigheid lag dat Hij na de zondeval direct zou komen met zijn oordeel, heeft Hij die weg van de ‘bliksemoorlog’ niet gekozen, maar heeft Hij in Christus de omweg gekozen van kribbe en kruis om de mens te brengen tot zijn gemeenschap. In plaats van de bliksemoorlog heeft de Zoon van God zich ontledigd en zichzelf vernederd. Hij is de weg gegaan via de kribbe en het kruis tot zijn Paas- en Hemelvaart- en Pinksterglorie en Hij klimt nog door tot de glorie van wederkomst en oordeel. Het | |
[pagina 22]
| |
gericht komt niet direct, ook al lag dit nog zozeer in de lijn van Gods rechtvaardigheid. Het Kerstfeest is het feest van Gods lankmoedigheid, van het uitstel van het gericht.
De vraagstelling in deze preek is, hoe de Zoon van God tot de wereld komt en of Hij komt om te verderven. Schilder antwoordt, dat Christus, nog voor zijn vleeswording, dit ene met zichzelf heeft afgesproken, dat de bliksemoorlog tegen de wereld niet de methode is die God volgen wil. Schilder leidt deze gedachte met name af uit het woord ‘roof’ - ‘die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht’. Het ‘Gode gelijk zijn’ is volgens hem het naar buiten treden van God almachtig in de majesteit van het gericht en het ‘niet als een roof geacht’ is de mogelijkheid van het over de wereld heenkomen van de jongste dag in een snelle daad. Welnu, Christus kiest niet de kortste weg door begin en eind van de wereld ineens aan elkaar te verbinden, maar Hij kiest de lange omweg van lijden, kruis en dood. Tussen Genesis 1 en Openbaring 22 worden, zo zegt Schilder, kribbe en kruis, Kerst, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren ingevoegd. En tevens wordt ingevoegd de prediking van de kerk, die oproept om het gericht te ontgaan door de genade aan te grijpen. In de eeuwigheid is dit besluit tot de omweg genomen, in de tijd wordt het uitgevoerd. Schilder wijst erop dat het feit dat Christus zich ontledigd heeft, de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen en de mensen gelijk geworden is, nog geen vernedering inhoudt, maar een bewuste machtsdaad is in het neerleggen van zijn majesteit. De Heer komt als Knecht, de Zoon van God treedt in dienstknechtgestalte de wereld binnen. Maar deze menswording is nog geen vernedering. Ontlediging, zegt Schilder, is geen vernedering, maar almachtige daad. | |
[pagina 23]
| |
In enkele zinnen grijpt Schilder hier terug op een oude en ingewikkelde discussie over de vraag of in de menswording van de Zoon van God op zichzelf een vernedering gezien moet worden. In 1887 hadden Abraham Kuyper en Helenius de Cock daarover een debat gevoerd. Kuyper nam hierbij het standpunt in, dat het aannemen van de gestalte van een dienstknecht op zichzelf reeds een daad van vernedering was. De Cock betoogde, dat de vernedering van Christus pas begon, toen Hij reeds mens was. In 1903 ging S. Greijdanus in de inleiding van zijn dissertatie Menschwording en vernedering uitvoerig op deze discussie in. Hij schoof, met veel bewijsmateriaal uit werken van de Griekse kerkvaders, de mening van De Cock naar voren en koos op die wijze positie tegenover Kuyper.Ga naar eind1. In zijn uitleg van Filippenzen 2:7, 8 sloot Schilder zich nauw bij Greijdanus aan. Deze zakelijke overeenkomst liet hij ook zien in het opstel ‘De vleeschwording des Woords’.Ga naar eind2. Daar schreef hij, dat in het ‘zichzelf ontledigd’ nog de majesteit van God straalde en dat het mens-zijn van Christus in zichzelf geen vernedering inhield, maar dat de vernedering zich voltrok in het verkeren in de staat van een verdoemde.
In zijn dogmatische arbeid heeft Schilder zich verder niet diepgaand met deze kwestie beziggehouden. In het collegedictaat Christelijke Religie, dat handelt over de Nederlandse Geloofsbelijdenis, behandelt Schilder bij Artikel 18 wel de vraag of de vleeswording van de Zoon van God is geweest een komen in de zondige menselijke natuur of in de menselijke natuur afgedacht van de zonde. Schilder stelde dat de laatste betekenis hier bedoeld is en hij verwees naar de discussie tussen Kuyper en De Cock. ‘Kuyper poneerde, dat de menswording op zichzelf al vernedering was voor Christus. Hiertegenover stelde De Cock, dat de incarnatie op zichzelf nog geen vernedering was; want zou dit | |
[pagina 24]
| |
wel het geval zijn geweest, dan zou Christus met zijn thans verheerlijkt lichaam ook vandaag nog vernederd zijn. Dit laatste is onjuist. Er is verschil tussen het factum (feit) en de wijze (de modus quo) van de vleeswording. Als een vorst incognito reist, dan is dat voorzeker geen vernedering, omdat hij immers ook in zijn colbertje de rechten op de troon behoudt. Maar een rafelcolbertje zou voor die vorst wel een vernedering zijn! Zo ook bij Christus: dat Hij in het vlees komt, is geen vernedering, want Hij blijft de tweede Persoon, de Logos; maar dat de menselijke natuur, die Hij aanneemt, zo gerafeld en verscheurd en verzwakt is door de gevolgen der zonde, dat is voor Hem wel vernedering. Hij nam de menselijke natuur niet aan in haar gave, maar in haar niet-gave gestalte. Niet dat Hij mens werd, maar dat Hij zó mens werd, was de vernedering.’Ga naar eind3.
In de studie ‘De vleeschwording des Woords’ treft men, evenals in de preek over Filippenzen 2:6-8, de gedachte aan, dat de ontlediging van Christus inhoudt, dat Hij mens en wereld niet heeft willen verdoen, maar dat Hij, in plaats van te komen met het gericht, de omweg gekozen heeft van kribbe en kruis. ‘Waar de lawine van een Gods energie ontladend oordeel verwacht had mogen worden, daar komt in stee hiervan een klein kindje zich leggen in een krib, en zich begeven onder het oordeel; leeg is dat kind, en leeg is die kribbe, leeg straks zijn zitten en zijn staan, zijn hangen aan het kruis. Leeg van de uitstraling van het onmetelijke licht, dat oogen verblindt, van de almogende kracht, die spiesen aan stukken slaat, en bergen rooken doet.’Ga naar eind4. Zijn zijn-als-God heeft Christus niet voor zichzelf aangewend, maar voor mens en wereld. Daartoe heeft Hij zich ontledigd en de gestalte van een dienstknecht aangenomen. ‘En eerst nadat Hij zoo, door deze zijn menschwordingsacte “in houding als een mensch” had kunnen “bevonden” worden, en ook werkelijk bevonden was, | |
[pagina 25]
| |
eerst daarna heeft Hij zich vernederd. Niet in het mensch-zijn, of kreatuur-zijn, maar in het geslagen-mensch-zijn, in het vertrapte-kreatuur-zijn kwam zijn vernedering uit, zijn verkeeren in den staat van een gedoemde.’Ga naar eind5.
Die vernedering van Christus werkt Schilder uit aan het slot van zijn preek. De vernedering hangt samen met zijn omweg van Bethlehem, Golgotha en de hellevaart daarna. Maar heel deze weg staat in verband met het grote besluit, dat de bliksemoorlog is verworpen, het verbond der genade wordt gehandhaafd en God tot deze wereld komt met het vredesoffensief in zijn Zoon. Schilder eindigt zijn preek dan ook met een oproep om amen te zeggen op dit aanbod der genade, dat in de prediking tot de gelovigen komt, daar zij immers weten dat het oordeel weliswaar is uitgesteld, maar niet afgesteld: God weeft het aanbod der genade in in het borduurwerk van de uitgestelde krijg! |
|