die de rechtvaardigheid die uit het geloof is, heeft gepredikt als de enige weg tot behoud voor zondaren. De volgorde van eerst rechtvaardigmaking en daarna heiligmaking is bij Schilder onomkeerbaar!
In de vierde preek, ‘De belofte van den Verbonds-God aan den hogepriester Jozua’, laat Schilder duidelijk uitkomen, dat de kerk altijd kerk heeft te zijn onder het Woord. Wanneer de kerk onder het Woord blijft, zal zij bewaard worden zowel voor bovenschriftuurlijke bindingen als voor roemen in eigen kracht. Schilder waarschuwt in deze preek voor valse schijn in de kerk en hij roept de kerk op in alle delen te leven naar de eisen van Gods verbond.
In de vijfde preek, ‘Het Christelijk gebed en de Drie-Enige God’, roert Schilder het thema van het gebed aan. Het is een preek die iets van de grote diepte van het bidden laat zien. Heilig ontzag en diep vertrouwen klinken erin door. Een theologische notie die van belang is, is om te zien hoe dicht Schilder het werk van de Heilige Geest bij Christus en zijn werk houdt.
In de zesde preek, ‘Het ambt van Jezus om te zijn de Man van Smarten’, behandelt Schilder, aan de hand van het wenen van Jezus bij het graf van Lazarus, de vraag wat dood-zijn is en wat leven is. De dood als gevolg van de zonde en het leven als gevolg van het geloof in het levend-makende Woord van Jezus staan in deze preek centraal. Schilder tekent Jezus hier niet als voorbeeld van menselijke smart wegens het overlijden van een vriend, maar als Ambtsdrager van God die van de dood genezen wil.
In de zevende preek, ‘De eenheid van Christus' lichaam, de