Een schriftgeleerde aan het Woord. Deel 2
(1996)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Illustratie pagina 2:
Preekschets over Jeremia 31:6a: ‘Zo zegt de Heere: Bedwing uw stem van geween en uw oog van tranen’, van een preek gehouden op 31 december 1940 te Rotterdam-Delfshaven in de kerk aan de Tidemanstraat. Vgl. Gedenkt uw voorgangeren, Goes 1952, pag. 23. | |
[pagina 9]
| |
Woord voorafIn 1995 verscheen het eerste deel van Een Schrift-geleerde aan het Woord. Een keuze uit de preken van prof. dr. K. Schilder.Ga naar eind1. Vanuit de drie delen met preken in de Verzamelde Werken van SchilderGa naar eind2. - in totaal honderd-en-drie preken over een periode van bijna veertig jaar, van 1914 tot 1952 - is hier een keuze gemaakt van zes preken, waarvan de eerste dateert uit 1920 en de laatste uit 1935. De keuze mag representatief heten voor de jaren, waarin Schilder de Gereformeerde Kerken als predikant heeft gediend. In die tijd gold hij als een van de meest begaafde en bekende predikers in Nederland. Genoemde publicatie is voorzien van een uitvoerige inleiding.Ga naar eind3. Schilder wordt daarin eerst getekend als man van de kansel, vervolgens als participant in het streven naar exegetische en homiletische vernieuwing binnen de Gereformeerde Kerken in de eerste decennia van deze eeuw, verder als theoloog die zich te weer stelt tegen het subjectivisme, de ethische theologie, de beweging rond Geelkerken en het Barthianisme en tenslotte als initiator van de heilshistorische methode van Schriftuitleg, waarmee hij aandacht vraagt voor de eenheid en de voortgang van de openbaring en een pleidooi voert voor een christocentrische versus een exemplarische prediking. De in deze publicatie opgenomen preken zijn elk voorzien van een korte inleiding en een aantal toelichtende noten.
Ten aanzien van de prediking in de Gereformeerde Kerken zijn de lijnen, die Schilder in de jaren dertig heeft uitgezet, van bijzondere betekenis geweest. De door hem ontwikkelde methode van heilshistorische Schriftuitleg heeft de manier van preken van | |
[pagina 10]
| |
enkele generaties predikanten diep beïnvloed. Zij werkt nog door en blijkt een onopgeefbare vorm van homiletiek te zijn.
Aan het begin van de jaren dertig komt Schilder met fundamentele kritiek op de traditionele manier van preken. Dat is de zogenaamde exemplarische preekmethode over historische teksten uit de Schrift. Mensen die in de bijbelse geschiedenis een rol spelen, worden tot voorbeelden (exempels) voor de gelovigen van nu gemaakt. De Schrift wordt gepreekt alsof deze louter uit losse voorbeeld-verhalen bestaat. Enerzijds bestrijdt Schilder deze benadering, anderzijds vraagt hij aandacht voor de heilshistorische exegese van de Schrift. Daarbij schuift hij in de eerste plaats zijn geschiedenis-opvatting naar voren. God werkt in de geschiedenis van deze wereld verlossend in; dat is de heilsgeschiedenis. In de tweede plaats benadrukt hij dat deze geschiedenis een eenheid vormt. Gods Raad staat daar achter; deze is een eenheid en wordt in de geschiedenis uitgewerkt. In de derde plaats is voor Schilder bepalend, dat er sprake is van voortgang in de heilsgeschiedenis. Door de tijd heen komt God verder met zijn eeuwige plan. Op deze wijze is voor Schilder de Schrift geen verzameling losse geschiedenissen, maar een eenheid, de ene al maar voortschrijdende geschiedenis van God met zijn volk.
Dit eenmaal gewonnen inzicht en ingenomen standpunt heeft wat Schilder betreft consequenties voor de prediking, met name voor de prediking van de historische gedeelten van de Schrift. De bijbelse geschiedenissen zijn voor hem geen voorbeelden voor dogmatische of ethische waarheden. Zij vormen, elk voor zich en elk op specifieke wijze, een onderdeel van Gods ene heilsgeschiedenis, waarvan Jezus Christus het centrum is. Schilder ziet het als de opdracht van de prediking om elk historisch | |
[pagina 11]
| |
verhaal als onderdeel van die ene heilsgeschiedenis te verkondigen en in verband te brengen met het centrum, Jezus Christus. Om dit duidelijk te maken, bedient Schilder zich van bepaalde beelden. Zo kan hij spreken over een punt en een lijn: een lijn bestaat uit punten, die met elkaar samenhangen en waarbij het gaat om de plaats van elk bepaald punt ten opzichte van de andere punten.Ga naar eind4. Hij hanteert ook het beeld van de film, waarbij elke figuur in de film volgens hem bestaat en functioneert bij de gratie van de hoofdrolspeler, die hij ‘het spanningscentrum van de film’ noemt.Ga naar eind5. Een ander geliefd beeld van Schilder is dat van de klok. Heilshistorische prediking wijst op de klok van Gods heilsgeschiedenis aan tot welk uur Gods openbaring is voortgeschreden en verkondigt de gemeente de betekenis van dit tijdstip in het grote geheel van de heilsgeschiedenis.
Samenvattend zegt Schilder het als volgt: ‘Daar loopt, door al “de” dagen heen, één groote dag. Dat is de eene dag des Heeren. De profeten weten er van, en stemmen dat elkaar volmondig toe, dat de dag des Heeren slechts één dag is. Die dag reikt over al de eeuwen heen. Of nog beter gezegd, die dag is de dag van al de eeuwen samen. Een eeuw, een tijdperk, is een onderdeel van den eenen “dag des Heeren”. Wanneer een eeuw verspringt, tikt het uurwerk van den dag des Heeren zijn eenen korten, drogen tik. Of eigenlijk hebben de door menschen kunstmatig en mechanisch ingedeelde eeuwen, en haar komen en gaan, bitter weinig met Gods hemelklok te maken. Gods dag heeft zijn eigen indeeling. Hij rekent met tijdperken, met rijpgeworden processen, met perioden van opgang, blinken, en verzinken, met cultuurverschuivingen en -verdringingen, met reformaties en revoluties, op eigen wijze slechts. Wanneer een tijdperk in de historie van wereld, kerk, cultuur, is afgerond en tot vervulling is gebracht, dan slaat de klok, die op den eenen dag des Heeren de wijzers voort- | |
[pagina 12]
| |
schuift van de oorsprong van Genesis 1:1 tot de voltooiingen van Openbaring 22:21, zijn uurslag, dof, sterk, geweldig. Immers, die dag des Heeren is de dag, waarop God het plan van Zijn raadsbestel uitwerkt. Dit nu is een plan, dat alle eeuwen samenvat in één immens besluit. Die dag heeft zijn morgenschemering in de schepping, zoodra deze maar opklimt tot het niveau der verlossing in de paradijsbelofte van vrouwenzaad en slangenzaad. (Want “dag des Heeren” is de verlossingsdag; “dag van God” is enkel scheppingsdag. De “dag van God” wordt na den val “dag des Heeren”.) Die dag des Heeren heeft zijn ochtendstond in de roeping van Abraham, hij heeft zijn verre morgenuren tijdens de sprinkhanen-plaag van Joël, ten tijde van de ballingschap, den terugkeer uit de ballingschap, den herbouw van den tempel in Jeruzalem. Die dag des Heeren komt tot zijn middaguur, wanneer Christus in de wereld verschijnt, en wanneer hij opgeschoven wordt, in dien onverbiddelijken dwang van het steeds maar tikkende uurwerk Gods, tot aan kruis en opstanding toe. Die dag voldraagt zijn middaguur, als de Pinkstergeest de wereld indavert. En die eene, zelfde, dag neigt tot zijn avondstond gedurende de eeuwen daarna. Hij zal voltooid zijn, wanneer Christus eenmaal graven openscheurt, dooden opwekt, Zijn stoel op sterren sticht, en de wereld, herboren, tot den Vader gaat terugleiden.’Ga naar eind6.
In een voordracht over ‘Christus in de bijbelsche geschiedenis’Ga naar eind7. geeft Schilder een samenvatting van zijn inzichten ten aanzien van de heilshistorische methode van Schriftuitleg. Uitgangspunt van Schilder met betrekking tot de Heilige Schrift is: ‘Alle boeken samen (vormen) één boek, alle woorden samen één woord, alle historie samen één historie, alle verhalen samen één verhaal; namelijk van de groote daden Gods in en om Christus’.Ga naar eind8. In dit verband noemt Schilder de Bijbel een tendensverhaal. Bij het | |
[pagina 13]
| |
preken over historische stoffen, zowel uit het Oude als uit het Nieuwe Testament, is het zijns inziens zaak deze tendens terug te vinden. De Bijbel is het boek van Jezus Christus en als inhoud van de historie van de Bijbel moet steeds weer worden genoemd: God komt naar ons toe in Christus Jezus, in alle verhalen. ‘Geloven we in de Heilige Schrift als Gods Woord, gaan we daarvan uit met het vooroordeel des geloofs, dan zijn alle verhalen één verhaal. Alle geschiedenis is dan één geschiedenis krachtens het geloof dat, indien de Bijbel historisch vertelt, hij slechts één historie vertellen wil: God zich openbarende in Christus Jezus. Daarin komen alle historische stoffen van de Heilige Schrift samen.’Ga naar eind9. Daarom is het geboden, aldus Schilder, uit de historische tekst het eenmalige te halen. In de bijbelse verhalen ziet hij als het allesbeheersende thema dat steeds terugkeert: God komt in Christus naar de wereld toe. Christus heeft tweemaal een advent: de eerste met het Kerstfeest, de tweede met zijn wederkomst ten oordeel. Zo wordt, zegt Schilder, elke bijbelse geschiedenis adventsgeschiedenis. Want het ene thema is en blijft: God komt in Christus naar de wereld toe. ‘Zo komt de Christus (als de Logos asarkos) vanaf zijn eerste advent in het paradijsverhaal heel het oude verbond door. Niet alleen in de zin van zes weken voor Christus' geboorte of twee eeuwen voor Christus' komst, is er advent, neen, heel de historie van het Oude Testament is advent van Christus' eerste komst. Van zijn geboorte tot zijn verhoging schreed de Logos ensarkos in vernedering voort op de Logos ensarkos in verhoging. Dan volgt zijn wederkomst in den Geest met Pinksteren, dan zijn wederkomst in zijn volle mensheid in de dag der dagen. Heel deze adventsgeschiedenis kent verschillende fasen: voor de val was een verschijnen van God in Christus niet nodig; wel is de geschiedenis voor de val reeds getekend onder het aspect van de komende Christus; dat is reeds een tendens-verhaal, waarin alles is voor- | |
[pagina 14]
| |
bereid op Christus' komst. Zowel het scheppingsverhaal als de profetie van het jongste oordeel zijn een tendens-verhaal op Christus.’Ga naar eind10.
In deze voordracht over ‘Christus in de bijbelsche geschiedenis’ herinnert Schilder eraan, dat er aan het begin van de jaren veertig in de Gereformeerde Kerken een polemiek is ontstaan over de vraag of men exemplarisch dan wel openbarings-historisch moet preken. Onder exemplarische prediking verstaat Schilder dat figuren uit de Bijbel voorbeelden zijn voor het religieus leven van vandaag. Hoewel hij niet ontkent dat alles wat in de Bijbel geschreven staat ook tot voorbeeld dient, acht hij het verantwoorder om bij dogmatische en ethische preken mensenlevens uit de Bijbel als voorbeelden aan te halen dan bij preken over historische stoffen. Want bij dit laatste type prediking gaat het om het weergeven van de tendens die in het verhaal ligt, van de grote lijn die God in die geschiedenis trekt. Dat is dus openbarings-historisch preken: in een bepaalde geschiedenis aantonen, wat het aparte daar is, wat deel uitmaakt van het grote proces van het komen van God in Christus naar de wereld. Maar, zo vraagt Schilder, als dus Gods komen in Christus de grote inhoud is van de bijbelse geschiedenis, hoe vindt men Christus daar dan in terug? Omdat Christus in die geschiedenissen niet steeds genoemd wordt, moet men er dus steeds bewust naar zoeken. Niet door het bij wijze van tegenstelling tegenover elkaar zetten van een figuur uit de Bijbel en Christus; niet door in de historische figuur een type van Christus te zien. Maar door na te gaan hoe de personen aan de kerkgemeenschap en deze aan de komst van Christus dienstbaar zijn. Zo is, aldus Schilder, de Schrift te verstaan. Want op het juist verstaan van de Schrift komt het aan! ‘Alle eeuwen der geschiedenis zijn samen één dag des Heeren. Dat is een bijbelsch-technisch begrip, een eeuwen omspannend | |
[pagina 15]
| |
begrip. Deze dag van den Heere-de-Verbonds-God heeft zijn begin in de moederbelofte, zijn middag als Christus in het vleesch komt en zijn avond in het laatste der dagen. Dit bijbelsch begrip, dat technisch begrip wordt, wil nu zelf een typeering zijn van een periode, die de kerk bij het onderhavige probleem een gemakkelijke handleiding geeft: want nu is alles onder één boog gebracht. In dien dag heeft alles zijn plaats; alle feiten en personen in den Bijbel werken in dien dag. Ik kan alles zien in den bedeeling van dien dag: alles voor Kerst is bezig aan de eerste advent, alles na Kerst aan de tweede advent. Voor en na Kerstfeest geeft de Bijbel dus een tendens-verhaal. Alles richt zich op Christus' komst, of wederkomst. Dat de Bijbel het zoo bedoelt is in hem zelf af te lezen. Als de Bijbel het niet aldus bedoelde, maar bedoelde een beschrijving te geven van de geschiedenis van het volk Israël, dan was het een ongelukkig, dwaas, slecht boek: het geeft de geschiedenis van Israël zeer onregelmatig, slaat soms eeuwen over, behandelt het leven van Jezus zeer uitvoerig, enz. Hetzelfde oordeel zou moeten worden uitgesproken voor het geval de Bijbel in het Nieuwe Testament bedoelde de kerkhistorie van het het Nieuwe Testament te geven. Nee, de Bijbel bedoelt uit de reeks van feiten die Israël beleeft naar voren te brengen, hoe God naar een vast plan de komst van Christus in het vleesch voorbereidt.’Ga naar eind11.
In het nu verschijnende tweede deel van Een Schrift-geleerde aan het Woord. Een keuze uit de preken van prof. dr. K. Schilder is een tiental preken van Schilder opgenomen. Zij zijn elk voorzien van een min of meer uitvoerige inleiding.Ga naar eind12. Deze inleiding bij elke preek tracht vanuit het theologisch werk van Schilder iets duidelijk te maken van de achtergrond van iedere preek. Het is opvallend hoe bij Schilder de theologische en homiletische arbeid regelmatig in elkaar overvloeien. Acht van deze preken zijn | |
[pagina 16]
| |
te vinden in Deel II en Deel III van de Verzamelde Werken, Afdeling 1, Preken en stammen uit de jaren 1939 tot 1949. Twee van deze preken zijn nauwelijks bekend. De ene preek, uit 1939, is in 1980 gepubliceerd in Gereformeerde Stemmen. Tijdschrift ten dienste van de leden der Gereformeerde Kerken; de andere preek is in 1947 gehouden voor de radio van de Protestant Reformed Church in Sioux Falls, South Dakota en werd niet eerder uitgegeven. Tevens worden hier verslagen opgenomen van een zestal Kerstpreken, die Schilder gedurende de Kerstdagen van 1937 en 1938 te Utrecht gehouden heeft. Zij werden in 1939 in gestencilde vorm uitgegeven. Ook al is de weergave kort en soms enigszins fragmentarisch, Schilders manier van preken is er voluit in aanwezig. Een aantal gebeden van Schilder, die bij een beperkt aantal preken stenografisch werden opgenomen, sluiten dit boek af; zij laten iets zien van Schilders voorgaan in de dienst der gebeden en van zijn ‘verborgen omgang’ op de kansel. |
|