Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
De mythe, een oordeelsapparaat.Ga naar voetnoot1)En zijn dodelijke wonde werd genezen. Wij hebben in de laatste jaren veel horen spreken van de mythe. Het z.g. derde rijk bediende zich van de ‘mythe’; zijn ‘wonderlijke’ oorsprong - een opstanding van boven ruïnes uit, een herleving na Versailles - hielp den fabulerenden rijkspropagandadienst op gang; de figuur van den heroïschen god, opgekomen uit de ruwe aarde van Braunau, daarna triumfator over den verworpen hoop van machteloze leiders uit ‘den systeemtijd’ werd zo vanzelf in gouden glans gezet. Die éne droom is reeds beschaamd. Maar de gedachte is niet weg. Wat is in Rusland ‘staatsburger nummer één’ anders dan een mythische figuur? Een onlangs verschenen boek, waarin het proces van een ter dood gebrachte Rus beschreven wordt, doet ons een blik slaan in eenzelfde zwoele sfeer van verheerlijking der mythische figuur: staatsburger nummer één is Stalin; en wie niet met hem gelijkgezind is, wie tegen hem gelasterd heeft, die moet tenslotte zelf wel inzien, dat hij geen recht meer heeft om te leven. Als met ‘nummer één’, in welke gestalte hij ook verschijnt, als Führer, of als Opperste Sovjet, het rijk van den Goddelijken Geest is aangebroken, die immers ‘in’ het universum is, dan is een zonde tegen ‘nummer één’ zo iets als ‘lastering tegen den Heiligen Geest’. Dit kwaad wordt niet vergeven......
Nu leert Paulus ons, dat de antichristelijke eeuw o.a. hierdoor wordt beheerst, dat God dengenen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, een kracht van dwaling zal zenden. ‘Zenden’ staat er, niet maar ‘laten begaan’. Doch ‘zenden’. Wat de mensen willen, dat wordt straks hun thuis gebracht. Gods toelating is altijd actief. Het is toe-lating. Binnen het kader van deze goddelijke werkzaamheid treedt ook ‘de mythe’ op. De mensen willen ze; zelfs theologen, die zich Confessioneel hebben genoemd, of met een aan dezen verwanten naam, doen hun best, de schare den lof der mythe te leren zeggen. Zo wordt het woord, hierboven afgedrukt, door het andere - dat van Paulus - transparant gemaakt. Het antichristelijke beest | |
[pagina 259]
| |
beloopt te voren een dodelijke wond; het schijnt den ondergang vervallen. ‘Dokteren’ baat niet meer; een ‘systeem-tijd’ is belachelijk van armzaligheid. Maar die dodelijke wond wordt toch langs paradoxalen weg - zo'n ‘weg’ is eigenlijk geen wég! - genezen. Het rijk der zonde en der mensverheerlijking schéén verloren, en het is toch van zijn dodelijke kluisters bevrijd. Zie toe, zo luidt nu de vermaning, dat gij dit pure wonder niet miskent, het is het bewijs van de goddelijkheid van den heros ‘nummer één’; hoofd der verbonden wereld straks. Wie hem niet te voet valt, die lastert in de derde periode, de laatste; die lastert tegen den Geest. Weg met dén schurftigen hond. - Reeds Daniël zag zich deze wet der mythe, als door God bediende oordeelsapparatuur vervullen in de wereldrijken van vóór dezen. De Openbaring van Johannes zegt ons, dat het wereldrijk der laatste dagen, het wereldrijk-in-wording dus, óók leven zal van deze mythe. Het zal een crisis doorstaan, zó enerverend, dat een elk vertwijfelt: een wereld in het slop! Maar zie, dan komt er redding, ongedacht. En ieder jubileert: we zijn er weer, de toekomst is verzekerd, vraag nu niet meer naar wet en legaliteit, ban dat gemier uit uw gedachten en buk voor de logica der mythe, die van 't wonder der verrijzenis. Feit predikt norm. Indien zelfs een ‘kerkleiding’ zo redeneert (ik spreek in vollen ernst van de synodocratische mythen van de Kamper leiders), hoe zal 't dan met de wereld gaan? Maar wij, die voor den Logos bukken, en niet voor de mythe, wij hebben nu den tijd, dien wij doorleven, te verstaan. De ‘crisis’ maakt ook ons nerveus. Wie spreekt er niet over ‘crisis’? Er is overal ‘crisis’, en zij is zó permanent, en zó algemeen, en zó duizend-koppig, dat óók de marxisten gaan vergeten, dat Marx een crisen-theorie had voorgedragen. Alle echte crisis spot trouwens met haar theorie. Behalve met de goddelijke. Wij hebben óók onze crisen-leer. Ze grondt zich op onzen tekst. Onze dominees mogen eraan denken bij de oudejaarsavondpreek. Lijkt de wereld vandaag niet een hopeloze warboel? Is de wereldmacht-nummer-één, die thans in wording is, - een kind kan 't zien - niet te voren belast met den doem van dódelijke zwakte? Ja zeker. En dan zeggen heel wat christenmensen, ook bij ons: die crisis, dat is 't oordeel! Ik zeg: het is veel erger: 't is Gods pad tot het | |
[pagina 260]
| |
verblindings-oordeel. Als de boel straks weer overeind staat en het beest is genezen, en de Wederopbouw is er, en de Sanering, en het Herstel, en in dit alles is er niet het ‘God de ere geven’, dan is DAT het oordeel. De oordeelsboetgezanten roepen vaak: de dodelijke wond - de crisis: Maranatha! Maar God roept: de genezing, de wederopbouw: Maranatha! Wie heeft mijn prediking geloofd en aan wien is, niet in de mythe van den vergoddelijkten mens, doch in den Logos van den mens geworden God, de arm des Heeren geopenbaard? |
|