Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdConcentratie.Ga naar voetnoot1)Waarheen brengen zij de efa? Om haar een huis te bouwen in het land Sinear. Het is een wonderlijk visioen: Risj'a, de goddeloosheid, in de efa. De profeet Zacharia ontvangt in ons hoofdstuk een gezicht omtrent den eindtijd. In de laatste lagen, in de eindperiode, zal de Heere zijn kerk reinigen. Tempelreiniging is de inzet en de slotakte van den messiaansen handel, zolang de Messias op aarde is. En zij zal ook, en des te intensiever, zijn ambtsverrichting wezen, als Hij ten hemel opgenomen is. Zoals Ezechiël het hoogtepunt der kerkgeschiedenis daarin vindt, dat Israël zijn eigen doodgraver wordt, m.a.w. dat de kerk haar eigen terrein schoonveegt, door de resten van de dode lichamen, die de lucht verpesten, weg te ruimen, zó ziet ook Zacharia in den eschatologischen heilstijd de goddeloosheid weggedaan uit het heilige gebied. Plastisch is zijn tekening van de Goddeloosheid. Ze wordt voorgesteld onder het beeld van een vrouwspersoon, die opgesloten is in een efa, de grootst bekende inhoudsmaat. Men heeft ze gevangen kunnen nemen, ze is in een kooi opgesloten, waaruit geen ontsnapping meer mogelijk is. De profeet mag even in die efa een blik werpen; het deksel wordt daar- | |
[pagina 174]
| |
toe even opgetild. Maar zodra hij genoeg gezien heeft, valt het deksel weer neer; de vrouw blijft opgesloten in haar kooi. En daarna komt het visioen tot zijn slotakte: twee andere gevleugelde vrouwspersonen komen voor den dag, die de efa opnemen, en haar door de lucht wegdragen: de wind Gods is onder haar vleugelen; ze volbrengen immers zijn wil? En waar gaat de reis naar toe? Naar het land Sinear; daar moet Risj'a voortaan maar blijven; is ze dáár eenmaal aangekomen, dan mag ze weer uit de kooi, en een ‘huis’ bewonen. Een huis in het land Sinear. Daar kan ze dan weer ‘inen uitgaan’, zoals ieder, die een woning ter beschikking heeft. Sinear wordt dan het werkterrein der goddeloosheid; haar operatiebasis; haar concentratiepunt. Nu is Sinear hetzelfde als Babylon. En Babel is het Gode vijandige wereldrijk. De zin van dit visioen is dus: dat de zonde zal geconcentreerd worden in Babel; dat tegenover de doodgraversactie der kerk zal staan het steeds verder gaande zedelijk-geestelijke ontbindingsproces der wereld. Het is in pakkende beeldspraak hetzelfde motief als in den canon van de laatste bladzij der Schrift verneembaar wordt, wanneer het daar heet: die onrecht doet, dat hij nóg onrecht doe, en die vuil is dat hij nóg vuil worde, en die rechtvaardig is, dat hij nóg gerechtvaardigd worde, en die heilig is, dat hij nóg geheiligd worde. Concentratie der gehoorzaamheid in Israël, concentratie der ongehoorzaamheid in de wereld.
Nu is Zacharia een profeet van het Oude Testament. Hij tekent den eindtijd in de voorstellings- en denknormen van den ‘ouden dag’. Tot dien ‘ouden dag’ nu behoorde de wet der geografische centralisatie. Dat is te zeggen: de kerk was gebonden aan een ruimtelijk bepaald middelpunt. Er was één bepaald land (Kanaän), waar de kerk woonde. Er was één bepaalde natie (Israël), waar ze in opgenomen was. En de eredienst was gecentraliseerd: Jeruzalem was daarvan het aardrijkskundig middelpunt. En al waren ‘de volkeren’ rechts en links ‘de wereld’, toch was die wereldmacht, die in verschillende perioden de hegemonie veroverd had, meteen voor elk van die perioden de haard van den gecentraliseerden tegenstand. In Mozes' dagen was het Egypte, in Zacharia's tijd Babel, oftewel Sinear. Dit alles is veranderd in het Nieuwe Testament. Daar is niet meer de centralisatie, doch de décentralisatie regel voor de kerk | |
[pagina 175]
| |
geworden. Niet meer één moederstad, niet langer één land, niet meer één natie, doch een kerk, die uit alle natie en uit alle volk en uit alle tong verzameld is, en dan ook uit álle natie, álle volk, álle tong. Voor de kerk valt dus de geografische centralisatie weg. En dewijl de ware kerk geen ambtsdrager over den anderen ambtsdrager, en geen plaatselijke kerk over de andere plaatselijke kerk laat heersen, en niet aan een mens hangt, doch aan Christus, daarom zal zij, in onderscheiding van de valse kerk, blijven bij die principiële afwijzing der centralisatie-gedachte. Met het desbetreffende artikel der Gereformeerde Kerkenordening (84) staat of valt de ware kerk: het is zo zuiver nieuw-testamentisch gedacht tegenover Rome, dat in zo veel opzichten den kerkwagen terugrijdt naar het Oude Testament: van het offer, den priester, den clerus, de hiërarchie, de centralisatie, de metropool. Ook ‘de wereld’ kent principieel de geografische centralisatie niet meer. Maar omdat zij wereld is, zal zij wel zich tenslotte vergapen aan een mens (vandaar de Antichrist), en zal zij dus om dien énen mens de zondemacht zich doen samentrekken. Ze eindigt zo toch in de centralisatie: het oecumenisch bedrijf der zonde eindigt in de despotie, en dus in de centralisatie. Want die de zonde doet is een slaaf der zonde. Vandaar dat wel niet de Deugd, doch wél de goddeloosheid in een efa besloten worden kan en naar Sinear gedeporteerd kan worden in den eindtijd. Maar Sinear zal dan niet meer het oude Babylonië zijn, doch het operatieterrein van den mens der zonde. In de Openbaring van Johannes is het Babel der toekomst reeds getekend met de kleuren van het toenmalige Rome; en Rome is zelf weer prototype van het wereldrijk der laatste dagen. Het Rijk van de antichristelijke metropool, de residentie van het Beest. Zo vormen zich niet op aarde twee middelpunten, één van de kerk en één van de wereld. Er zijn straks inderdaad twee middelpunten, doch het éne is in den hemel, het andere op de aarde. Het ene is de troon van Christus, het andere de troon van den Antichrist. Het éne centrum is al gevormd, het tweede formeert zich nu, al weten we niet, waar het zal zijn, definitief. Want twee zijn er weggevoerd op de vleugelen van den wind. De éne is Risj'a, de Goddeloosheid. Zij gaat naar Sinear, het Babel van den eindtijd. De ander is de Zoon der vrouw, het Zaad der vrouw. Dat zaad is weggerukt tot God en zijn troon (Openb. 12). | |
[pagina 176]
| |
Zo blijft ons tegenover de centralisering der ongehoorzaamheid alleen de intensivering van de gehoorzaamheid te stellen. De intensivering van de gehoorzaamheid óók aan artikel 84 der kerkenordening, dat geen kerk over andere kerken, geen dienaar over andere dienaren zal heersen. Wel de goddeloosheid, doch niet de gehoorzaamheid moet in de efa der centralisatie. Tegenover de centralisatie der machtswellustigheid plaatst God alleen de intensivering van geloof en hoop en liefde. |
|