Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdSlaat dapper op de vlucht!Ga naar voetnoot1)Wanneer zij u dan in deze stad vervolgen, vliedt in de andere. De laatste bladzij der Heilige Schrift bedreigt de lafaards (de ‘vreesachtigen’) met het oordeel der eeuwige excommunicatie. Maar is wat Christus tot zijn twaalf apostelen (vs. 2) blijkens onzen tekst gesproken heeft, daarmee niet in volle tegenspraak? Hun wordt bevolen de vlucht te nemen. ‘Als ze in de éne stad u vervolgen, vlucht dan in de andere’. Die uitspraak is één van de ‘cruces’ geworden d.w.z. één van die bijbelplaatsen, waarmee velen geen raad wisten. En dat dateert niet pas van den laatsten tijd. De eerste christenen hebben het zwaar gehad onder vele systematische vervolgingen. De vraag, of een christen vluchten mocht, kwam dus onophoudelijk in discussie; ook wij zelf hebben in den bezettingstijd met het vraagstuk ons bezig moeten houden. Tertullianus, tegenover hem Athanasius, en vele anderen hebben zich uitvoerig met het vraagstuk bezig gehouden.
Wij voor ons vragen echter niet, of wel dit woord van Christus | |
[pagina 95]
| |
in overeenstemming is met dat andere op de laatste bladzijde der Schrift. We vragen het niet, omdat we van de overeenstemming der Schriftgedeelten onderling van te voren ons verzekerd plegen te houden: een geloofsvooroordeel. Trouwens, wat wil men hier anders? Wie meent, dat vs. 23 de lafheid niet maar aanbeveelt, doch zelf beveelt, die bedenke, dat onmiddellijk daaraan voorafgaat de belofte: ‘Wie volstandig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden’. Hoe zou wat zich daarbij aansluit, een bevel tot prijsgeving van ‘volstandigheid’ kunnen zijn? Het is bij voorbaat dus ons duidelijk, dat ons vlucht-bevel een opdracht tot dapperheidsbetoon is. Trouwens, het vluchten als akte van lafheid kán hier niet aangeprezen zijn. De Heiland spreekt hier tot zijn apostelen, die tot de ontrouwe kerk gezonden worden, teneinde haar, vóórdat zij definitief verlaten wordt, alsnog op te roepen tot bekering. Op dien bekerings-kruistocht zullen zij vervolgd worden. Maar 't zal vooralsnog blijven bij plaatselijke vervolgingen. Er zullen steden zijn, waar men hen achterna rijdt. En wat dan? Moeten zij dan maar den arbeid opgeven? Luidt de opdracht: vlucht dan naar het platteland? Of - houdt u verder stil? Neen: de opdracht luidt: als de éne gevaarlijke plek u het verblijf voor actief optreden daar onmogelijk maakt, zoekt dan de andere gevaarlijke plek op. Want de éne stad werpt u uit, en in de andere kan dat spel van voren af aan weer beginnen. Gij moet die andere stad niet opzoeken om den vervolgingsdemon speels uit te dagen. Neen - maar ge hebt ze te zoeken als de plaats, waar een opdracht te vervullen is, waar uw werk u wacht. Die steden zijn door Mij u ter visitatie aangewezen, en het zijn er vele - ge zult niet eens de lange lijst kúnnen afwerken vóór de volgende openbarings- en heilshistorische ommekeer zal ingetreden zijn (vs. 23, b). En als ge dus uit het feit van de vervolgingen kunt concluderen, dat ge in de éne stad zijt gekomen aan het eind van uw werk (want de stadsautoriteiten hebben de macht, en gij gaat als ongewapenden), welnu, vlucht dan niet in de stilte, en ook niet in de werkeloosheid, maar neemt dan de wijk naar de volgende werkgelegenheid. Dan neemt ge het kruis weer op u. Niet wanneer ge staakt. Het bijltje er bij neerleggen? Vlak omgekeerd: met de bijl in de hand, den volgenden boom opzoeken: de bijl worde gelegd aan den wortel van alle bomen. Het Centrale Bosbeheer komt dan er bij te pas om met u af te rekenen. | |
[pagina 96]
| |
Gaat dus naar de volgende stad. Naar de naaste locale concentratie van vleselijken onwil. Op die manier zult ge in uw werk volharden, en straks niet voor plaatselijke autoriteitjes, doch voor koningen en stadhouders geleid worden (vs. 18) en voor het Sanhedrin. Hier wordt dus niet ‘gevlucht’ in de vlucht. Hier wijkt alleen maar de naar het vlees ongewapende voor den alzó gewapende, doch dit, om aanstonds zijn geestelijke wapenen (dat zijn de zijne) te keren tegen wie in 't wezen der zaak met de vervolgers één zijn. Heeft de éne stier u omver gesmakt? En is hij u voorbij gestoven? Dadelijk opstaan, - en den volgenden stier aanpakken. De wijk nemen voor wie vleselijke macht hebben, voordat zij uw mond voor altijd sluiten kunnen, en dan weer dadelijk her-beginnen, dat is de dappere vlucht. Want buiten zullen zijn de lafaards. |
|