Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
De bezwaarde, die maar niet gehoorzaam werd.Ga naar voetnoot1)Nu woonde er in Bethel een oud profeet, wiens zonen hem heel de handeling kwamen vertellen, welke de Godsman dien dag in Bethel had verricht......Toen ging hij den Godsman achterna......Toen zeide hij tot hem: ook ik ben een profeet, zoals gij, en een engel heeft tot mij door des HEEREN ingeving aldus gesproken: Laat hem met u terugkeren naar uw huis en laat hij brood eten en water drinken. Dat loog hij hem voor. Daarop keerde hij met hem terug. Bethel. De naam betekent: huis van God. Maar het was Beth-awen geworden (Hos. 4:15 etc.) d.w.z. een afgodshuis. Koning Jerobeam had, hoofdzakelijk ter bewaring van zijn machtspositie, er een hiërarchie ingevoerd, een machtsapparaat, dat de zonen Abrahams knechtte, en had, met algehele verkrachting van 's Heeren uitdrukkelijke bevelen, te, Bethel den stier-kalverendienst ingericht; de openbaring des Heeren aangaande den eredienst derhalve in den wind geslagen; de mensen afgetrokken van Jeruzalem, d.w.z. afgetrokken van de goede kerkenordening; en alzo de eigenwilligheid ten top gevoerd. Het was heel erg mis. Hij zondigde en DEED ook Israël zondigen. Iedereen moest zich de facto conformeren: de wil was zó. Dat het mis was, begrepen duizenden mensen. Ze waren bezwaard. Geen wonder: ze waren heel anders grootgebracht. Ze hadden het honderdmaal anders geleerd, en ook anders gezegd. Maar tussen bezwaard-zijn en gehoorzaam-zijn ligt vaak een lange afstand. Jerobeams Kerk-formatie duldde wel de bezwaarden: de koning was veel te slim, dan dat hij het bezwaard-zijn niet met veel ‘begrip’ zou tegentreden. Maar al was er in ‘zijn’ kerkformatie plaats voor bezwaarden, er was géén plaats voor gehoorzamen. Bevel was bevel. Wil was wil. De ‘orde’ - dáár tegen mocht niemand ‘de facto’ ingaan. Ook niet, als hij vond, dat de orde van Jahwe anders beval dan de orde van den koning. De hiërarchie bediende de machtsapparatuur. En dat het mènens was met die macht, dat liet de koning ter dege iedereen voelen. De koning zelf liet een groot feest aanrichten, het feest van den N.E.E., den Nationalen Eigen Eredienst. Zelf zou Zijne Majesteit | |
[pagina 21]
| |
het altaar bestijgen, d.w.z. optreden als N.E.E.-hogepriester, als pontifex maximus.
Overwon Jerobeam snel de bezwaarden? O neen. Er bleven vele bezwaarden. Hij moest zelfs aanvankelijk voor den N.E.E. zich behelpen met priesters ‘die hij gemaakt had’; natuurlijk had hij liever levieten gehad, evenals Micha de Efraïmiet (Richteren 17). ‘Maar de beter gezinden onder hen wilden toch van Jerobeams kalverendienst niets weten’ (v. Gelderen 39). ‘Speciaal te Bethel moest Jerobeam zich met niet-Levietische priesters behelpen’ (idem 36). De bezwaarden waren zelfs georganiseerd geweest. En hadden zelfs publiek geprotesteerd. Flink? Ja. De stukken waren er afgevlogen. Ze hadden de hiërarchie goed de waarheid gezegd; soms zelfs iets gedaan. ‘Uit alle delen van Israël trokken de priesters en Levieten naar Judea; blijkbaar wilden zij aan Jerobeams heiligdommen niet dienen (uitzonderingen daargelaten)’. (36). Maar niet alle bezwaarden worden gehoorzaam. Het blijven-protesteren loopt vanzelf ten einde. Het bij-protesteren-blijven ook. Zo was het ook met dien man, die, hoewel ‘godsman’, in Bethel woonde. Waarschijnlijk was hij ‘voortgekomen uit de profetische kringen, die zich sedert Samuëls dagen zeer hadden uitgebreid.........en waartoe ook Ahia de Siloniet behoorde. Maar niet alle profeten uit deze kringen stonden zo pal voor den zuiveren dienst des Heeren als Ahia......Er was een degeneratie ingetreden, waardoor de opkomst werd voorbereid van een beweging, die wij kortweg “valse profetie” kunnen noemen. Een degeneratie, die zich openbaarde in slapheid tegenover Jerobeams beeldendienst. De oude Betheliet is nu echt zo'n gedegenereerd profeet. Zijn enige protest tegen den stiercultus is, dat hij zelf er niet heengaat. Verder zou hij vermoedelijk alles op zijn beloop hebben gelaten, wanneer de man uit Juda niet was opgetreden’. (v. Gelderen, 52). ‘De man uit Juda’? Ja. Op het juiste moment d.w.z. juist op den dag, dat Zijne Majesteit publiek zal paraderen als Opperpriester van den N.E.E., als eerste lid van het Rijks-moderamen van den H.C., den Hiërarchischen Cul- | |
[pagina 22]
| |
tus, komt daar ineens in Bethel, dat voor de gelegenheid feestelijk is uitgedost, een profeet uit Juda binnenstormen. Uit Juda, niet uit het tienstammenrijk dus van Jerobeam, doch uit het twee-stammenrijk, waarvan Jeruzalem met zijn wettigen Eredienst het centrum was. Deze profeet slingert zijn banvloek tegen het altaar van den N.E.E. van Jerobeams politieke grootheid. En dadelijk nadat hij zijn opdracht heeft uitgevoerd, trekt hij zich terug, gaat, zonder ergens te logeren, zonder een restaurant zelfs binnen te lopen, die goddeloze omgeving verlaten. Ook dat immers behoorde tot z'n prediking. Hij moét van den Heere zo haastig vertrekken. Die zinnebeeldige handeling behoort tot z'n opdracht; met woorden, maar ook met de illustratieve dáád moet hij preken. Dit vertrek-in-ijltempo wil zo kras mogelijk zeggen: een goed bezwaarde houdt het hier niet langer uit; van bezwaardzijn moet het komen tot gehoorzaamheids-betoon. Met deze hiërarchie kan een trouw knecht Gods zich niet associëren; hij moet het tafellaken doorsnijden. Wie het tafellaken doorsnijdt tegenover degenen, die - als Jerobeam - het tafellaken doorsneden tegenover de getrouwen, die herstelt de tafelgemeenschap met en van de getrouwen. Jerobeam, gij zijt schismatiek: gij hebt de scheur gebracht; gij hebt de geboden des Heeren verworpen; gij hebt de afspraken geschonden. Als ik - profeet uit Juda - dus met u en uw stad en uw N.E.E.-apparaat geen gemeenschap onderhoud, ben ik niet schismatiek, doch dan is mijn weigering-van-samenwoning met u een positieve daad van kerkelijke eenheid met hen, die des Heeren wet getrouw bewaren.
Natuurlijk voélde de oude man uit Bethel dien zweepslag. Deze collega-godsman snijdt alle compromis openlijk af; doch hij zelf heeft praktisch van het compromis geleefd...... Hij voelt den zweepslag.
Maar hij bekeert zich niet. Hij wordt het typisch voorbeeld van alle bezwaarden, die, eenmaal geplaatst voor de keus van radicale gehoorzaamheid-met-de-daad, ja of neen, den moed missen voor de keuze van het ja, en daarna - ze willen zich een houding geven - de felste opponenten worden: ze zijn wel bezwaard, máár: ‘men moet niet breken’. Ze bedoelen: niet breken met de omgeving. En om dit onschriftuurlijk advies te kunnen volhouden, zeggen ze straks óók: niet | |
[pagina 23]
| |
breken met de zonde. Wel bezwaard zijn, maar - als 't er op aan komt - niet met-de-daad-gehoorzaam worden. En om dát onschriftuurlijk advies te kunnen volhouden, redeneren ze straks zó: het radicaal-breken-met-de-zonde is zelf ongehoorzaam; het is: breken-met-het-gebod, het gebod der eenheid. Ze vergeten, dat de eenheid zaak van gehoorzaamheid is. En ze stellen zich aan, alsof God het momentele gegeven getal dergenen, die ergens samen-wonen stelt boven de acute gehoorzaamheid. Zo ontsteekt Satan in het hart van den ouden Betheliet het vuur der valse profetie. Hij laat inspannen, rijdt den judesen collega achterna en zegt tot hem: ga maar gerust mee met mij, om toch in Bethel te logeren, want de Heere heeft zijn u gegeven verbod-van-logies-aldaar in een gesprek met mij gewijzigd: het anti-verbroederingsverbod is opgeheven, ga mee. Het eind van de historie is, dat de judese godsman zich laat bepraten. Hij gaat mee. Ze gaan samen souperen. En dan werpt de Geest Gods z'n vlammen tegen hem: omdat gij dit gedaan hebt, en uw mooie preek hebt krachteloos gemaakt, en door uw ongehoorzaamheid uw bezwaren-inbrengen hebt ontkracht, daarom wordt ge niet bij uw vaderen begraven. Spoedig is dat oordeel ook voltrokken. Op den terugweg verslaat een leeuw hem, die hem evenwel niet verslindt. Zijn lijk wordt door den Heere publiek tentoongesteld, opdat ieder wete, dat God uit dode profeten nog de preekstof weet te halen, die de levenden hebben veronachtzaamd en dat Hij het heel erg geméénd heeft met zijn anti-verbroederings-gebod. Het gebeente van den judesen profeet komt dan ook ná dien nogmaals ter sprake ten dage van Josia's reformatie (2 Kon. 23:18). Het treedt dan aan het licht, dat de Heere zijn anti-verbroederings-gebod gered heeft uit de nivelleringspogingen zijner zwakke knechten. En dat Hij het na vele jaren nog herhaalt en accentueert.
En dit is dan één der vele bijbelse gegevens nopens bezwaarden, die niet voortvaren tot de gehoorzaamheid; protesterenden, die niet komen tot de vrijmaking van zonden, die hen meeslepen; die om het getál in de hand te houden ook maar de zonde aan de hand houden. Laat zulk een dwang voor u niet nodig wezen. Vrijmaking schept de ware eenheid, en redt het verband. |
|