Schriftoverdenkingen. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling II)
(1957)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 368]
| |
Een energie van dwaling.Ga naar voetnoot1)En daarom zal God hun zenden een kracht van dwaling. Erasmus, de humanist, heeft in zijn ‘De Lof der Zotheid’ zijn speelse pen ook in den bijbel allerlei plaatsen doen aanstrepen, als geschikt voor zijn elegant ‘betoog’, dat in deze vreemde wereld de zotheid, de dwaasheid, den hoogsten lof verdient. In zijn bekende geschrift tracht hij in drie afzonderlijke pericopen getuigenissen óók uit de Heilige Schrift bij te brengen; en wie speelse gedachten ook in deze omgeving verdragen kan, zal veel ‘waarderen’ kunnen, schoon hij doorlopend vals waardeert. Dat de geciteerde Schriftplaatsen door Erasmus vrijwel alle verkeerd uitgelegd zijn, en bij hém zonder uitzondering álle in een onschriftuurlijk raam worden geplaatst, zal den kenner der Schriften duidelijk zijn reeds bij eerste lezing. Maar dat Erasmus - zover wij hebben nagegaan - het woord van Paulus uit 2 Thess. 2:11 geheel en al heeft laten liggen, dat mag ook op zijn eigen ‘standpunt’ wel het allermeest verwonderlijk heten. Heeft misschien de majesteit van dit woord zelfs hém nog afgeschrikt? Hoe dit zij, - verschrikkelijk is dit woord van oordeel wél. Met name voor wie let op die twee woorden: ‘zenden’, en ‘energie’ (kracht). God zal zenden, of gelijk sommige handschriften lezen: God zendt. Als Hij zendt, dan is daar een almachtige, alomtegenwoordige kracht losgebroken. 't Is zijn kracht. Als Hij zendt, wie houdt dan terug? Niet één! Gelijk Hij onweders zendt, en zijn Woord, en zijn Geest, en gelijk Hij in die alle zijn raad volvoert, en nooit met lege handen weer ziet komen wat eenmaal door Hem uitgezonden is, zó is het ook hier. Als Hij een kracht van dwaling zendt, dan houdt ook niemand die kracht ergens tegen. Niemand, ook de kerk niet. Ook de Schrift niet. En vooral - God zelf niet. Waar Hij die kracht zendt, daar zal ze ook werken. Er is niets tegen te doen. En dan - het is, zoals er in het Grieks staat, een energie van dwaling. Geen voorbijgaande vlaag. Geen gril. Geen bevlieging. Niet maar iets, dat aan ‘anhauchen’ doet denken. Maar een energie. | |
[pagina 369]
| |
Dat woord krijgt in dit (aan den Antichrist gewijde) hoofdstuk des te sterker coloriet, nu het ook in hetzelfde verband met satanische en antichristelijke machten in verbinding wordt gezet. Satanische ‘energie’ zal den Antichrist stuwen. Nu is satanische energie groot. Maar ze staat tenslotte nog altijd onder de toelating Gods en kan niets buiten zijn wil. Maar als God zelf rechtstreeks een energie gaat zenden, een energie, die instrument wil wezen van Gods oordeel, dán is er met recht geen houden meer aan. De energie van dwaling moge aan den satan en aan den Antichrist de duizenden in de armen voeren, zodat zij in een ommezien bij grote drommen achter het antichristelijke vaandel áán beginnen te lopen, niettemin voltrekt zich in die ópstuwing van geestdriftige leerlingen van den Antichrist een hen zélf vóórtstuwend gericht van God. Een gericht, dat sterker is dan zij, ook al verloochenen zij het nog zo grandioos. We belijden van de kerk, dat zij onder het aspect der genade niet alleen coetus (vrije samenkomst), doch ook congregatie is (d.w.z. een van hoger, en van sterker hand bijeengebrachte menigte). Hetzelfde geldt onder het aspect van den toorn straks, en ook reeds heden, van de enthousiastelingen, die den Antichrist gaan volgen. Ze zijn een coetus, want ze bewonderen de ‘tekenen en wonderen der leugen’, die tekenen, waarin de energie van satan haar ‘parousie’ heeft. Maar ze zijn ook een congregatie; een hogere, sterkere hand drijft ze dynamisch op één hoop. Dat is de dynamiek der door God gezonden dwalingsenergie. Ze kúnnen niet blijven bij het oude, het pakt hen niet. Ze kunnen het niet láten, dan dézen, dan dién kant uit te kijken. Ze dwalen rond, ‘waartoe zij ook gezet zijn’.
Coetus, maar ook congregatie. Maar als wij die beide termen hanteerbaar achten zowel voor de door den doop tot Christus' leerlingen gemaakte gelovigen, ‘in hun vergadering vereend’, als ook voor de antichristelijke scharen, dan is er toch één albeheersend verschil tussen beide op te merken. In het eerste geval (de kerk) is het woord congregatie gebruikt in eigenlijken zin. In het tweede daarentegen slechts in oneigenlijke betekenis. ‘Congregatie’, daar zit het woord kudde (grex) in. Een congregatie is een kudde schapen. Bijeengebracht onder één Herder, door de energie van den Oppersten Herder en Eigenaar der schapen, van wien de Herder, die hen rechtstreeks weidt, gezonden is. Alweer ‘gezonden’. Zo is het in de kerk. Maar in de gecomprimeerde ‘wéreld’, die den Antichrist zal toebehoren, zal geen kudde zijn te | |
[pagina 370]
| |
zien. 't Zijn schapen, die in bokken zijn veranderd. Of - naar een ander beeld - slachtschapen, op een hoop bijeengedreven ‘tot den dag der slachting’, al noemen zij zelf hun samentreffen ook een krachtige, vrolijke vergadering voor het feest der uiteindelijke bevrijding.
Zo gezien, is het volkomen verstaanbaar, dat de antichristelijke bewegingen, die in de wereld opkomen, steeds bewuster van twee woorden zich gaan bedienen. Dynamiek. En: mythe. Dynamiek - een krachtige, zich baanbrekende wil, die de duizenden ontsteekt in oer-rassische drift, - ze heet alsdan meer waard dan een weloverwogen systeem. Mythe - ze heet vruchtbaar, en pedagogisch effectief, - meer dan begripsmatige wijsheid. De dynamiek der mythe verklaart zich dan ook autonoom; ze redeneert niet, en ze richt geen parlementen in, grote niet en kleine evenmin, ook schrijft ze geen in paragrafen verdeelde vonnissen met restricties en ‘althansen’, één en andermaal. De bewéging is haar alles, de partijen gelden voor haar niet. Dynamiek - daarmee correspondeert het tekstwoord: zenden. Coetus. En ‘congregatie’. Mythe - daarmee correspondeert het andere tekstwoord: dwaling. Heen en weer schommelen tussen de ‘termen’ der ‘problemen’. En dan in de mythe de polariteit der tegendelen beleven! Coetus. Maar ook ‘congregatie’. Vrije wil - coetus, zelfverharding. Maar ook rechtvaardig oordeel, - ‘congregatie’, verstokking van des Heeren kant.
Nu moge de kerk scherp toezien, opdat zij geen ‘theologen’ van de mythe dulde, geen leer, die theologie in ‘prediking’ en ‘getuigenis’ op doen gaan, en belijdenissen slechts als historische aktestukken kunnen respecteren. De kerk ontdekke met schaamte, hoezeer de theologie der mythe reeds is voortgeschreden. En de staatkunde der mythe. En de pedagogie der mythe. En de religiositeit der mythe. Want ofschoon het oordeel van het vallen in déze dwaling aan de ontrouwe kerk, evenmin als aan de verslapte christelijke politieke partij, of oudervereniging, of hogeschool, of propagandaclub, niet | |
[pagina 371]
| |
bespaard kan blijven, het zal voor wie gelooft een spoorslag zijn, om des te scherper de energie der dwaling te onderscheiden van de energie van 't Woord van God, den Joden wel een struikelblok, en den Grieken wel een dwaasheid, doch hun die geloven, krácht zowel als wijsheid Gods. Energie van wijsheid, en genade, - zó energiek, als de kracht geweest is, die Christus optrok uit de doden. |
|