Schriftoverdenkingen. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling II)
(1957)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdStemmen uit de staatscreatuur.Ga naar voetnoot1)Toen zond Amazia, de Priester te Beth-El, tot Jerobeam den Koning Israëls, zeggende: Amos heeft een verbintenis tegen u gemaakt in het midden van het huis Israëls; het land zal alle zijn woorden niet kunnen verdragen; | |
[pagina 363]
| |
Den naam ‘staatscreatuur’ hebben we vaak gegeven aan de door Willem I aan de Nederlandse kerk opgelegde bestuursinrichting. Wij vrezen, dat tháns het drijven van centralisatie-propagandisten ons links en rechts gaat afzetten met staatscreaturen. Voordat wij door de macht der met ons in oorlog zijnde mogendheid worden gedwóngen, lopen zij, al of niet na een onderhoud met een niet nader verantwoordelijken secretaris-generaal; de één nerveus, de ander weloverwegend, allerlei bestuursinstanties af, zeggende: laat uw organisatie toch mee-centraliseren, want anders vist ge straks achter het (staats)net. Breng de jeugd onder staatsbemoeiing. Breng de pers, ook de kerkelijke, daaronder. Breng de verenigingen eronder. Zo willen zij ons murw maken, opdat de oorlogvoerende mogendheid straks kunne zeggen: het is al staatscreatuur wat ik zie: deze natie van slappelingen heeft zichzelf geruisloos klaargemaakt voor de gelijkschakeling: haar geschiede naar haar versuften wil........ Staatscreatuur: hier een weinig, daar een weinig, binnenkort overal. Nu, Amos wist er óók al van. Er was in het tienstammenrijk, waar hij zijn profetische werkzaamheid verrichtte, een koning gekomen, een echt ‘verlicht despoot’, die veel van gelijkschakeling hield: ze was het grote machtsmiddel voor een alleenheerser, die de theocratische gedachte miskent. De man heette Jerobeam; hij had dat grote, lastige ding, dat kerk heette, ingeschakeld in den staat, de priesters staatsambtenaren gemaakt, dan werden ze vanzelf wel zoet, en de spits afgebeten van de pijlen der religie. Die waren elders zo ongelofelijk scherp. Religieuze autarkie! Sedert dien was er een golf van afval heengegaan over het tienstammenrijk. En nu zendt de Heere tot het in zóverre gelijkgeschakelde tienstammenrijk een man uit het nog niet gelijkgeschakelde tweestammenrijk. Die man is Amos, onze profeet. Hij durft nog opponeren tegen koningen, ook tegen koninginnen, ook tegen zulke absolutistische als Jerobeam. Hij durft nog voor den tempel het recht vindiceren om zelfstandig te spreken, ook al zouden de ‘princen’ ertegen zijn. Vandaar, dat Amos in conflict komt met de stromannen der staatscreatuur. Daar hebt ge b.v. Zijne Eminentie Amasia. Eerste Rijks-Priester te Bethel. Een man ‘in bontjas’, zou iemand zeggen in 1940, maar bij de overheid van Samaria uiterst welkom, want hij is Staatsambtenaar, en daarna Religieus Warenbezorger. Bis- | |
[pagina 364]
| |
schop van de niet zozeer ‘belijdende’, als wel ‘Nationale’ Tien-Stammen-Rijkskerk. Rijksbisschop, helemaal ván en vóór het régime, moet u weten. Residentie heeft hij te Bethel: want daar heeft de Grondvester van het Rijk, Jerobeam I, den staatseredienst ingesteld. En de huidige Jerobeam II volgt staag het spoor van zijn groten voorganger. Maar nu is daar juist te Bethel die lastige tweestammen-boeren-profeet Amos binnengekomen, en houdt daar redevoeringen tegen afval, en meer van zulke affreuze thema's van Reactionairen. De man móét weg, liefst met een zoet lijntje; anders wordt het volk wakker, en volksinstincten kunnen lastig zijn. Daarom gaat er vanwege Rijksbisschop Amasia, Hoofd der Rijkskerk, en Leider van den Centralisatiedienst, afdeling Religie, een boodschap naar Jerobeam II: die dweper uit de Belijdeniskerk van het Tweestammenrijk wordt staatsgevaarlijk: zijn woorden zijn tegen onze Staatscreatuur gericht, en dus tegen den Staat; hij moet voor het Rijksgerecht gedaagd worden, want zulke kankeraars zijn even gevaarlijk als samenzweerders (‘verbintenis’, vs. 10, = samenzwering). Het land zal zijn woorden niet kunnen dragen: hij verstoort onze rijkseenheid en haar ideologie. Het is niet minder dan ‘hoogverraad’ (Prof. van Gelderen). Deze lastige volksmenner heeft Jerobeams ondergang voorspeld, aldus rapporteert de Rijksbisschop. Het was wel niet waar, want Amos had slechts den ondergang van Jerobeams dynastie aangekondigd. Maar bij snel recht worden de aanklachten wel eens meer onnauwkeurig geformuleerd. Ook heeft hij de deportatie der bevolking aangekondigd, die Amos. Hij breekt daarmee het moreel der burgerbevolking: men moet haar beschermen tegen die deprimerende berichtgeving. Wég met den man: laat men van hoger hand hem het zwijgen opleggen. Aldus Amasia: dat later alles precies zo kwam als Amos heeft voorspeld, weten wij. Hij wilde het niet weten. Naast deze officiële actie bij de Autoriteiten komt er nu een officieuse, beter gezegd: een semi-officiële, die particulier blijft. Dat is altijd makkelijk als men met lastige lui te doen heeft: ze weten dan nooit precies, waar ze aan toe zijn. Dat laatste is trouwens de bedóéling: onzekerheid in de bewegingen van uw tegenstander maakt hem murw. Zonder daarom de officiële beslissing van de Rijksregering zelf af te wachten, geeft Amasia, die immers met haar in verbinding staat, na korter of langer tijdsverloop (v. Gelderen) Amos een niet onduidelijken particulieren wenk: Amos moet | |
[pagina 365]
| |
er maar op rekenen, dat zijn zogenaamde reformatiewerk tóch verboden wordt door de Autoriteiten, laat hem de wijste partij kiezen, en zelf het oppositiebijltje er bij neerleggen. De heer Amasia neemt zelfs allures van Autoriteiten aan: te Bethel zult ge niet meer profeteren: men heeft in uw optreden aanleiding gevonden tot een spreekverbod. Luister naar een goeden raad (de strenge man kan ook weer gemoedelijk zijn): neem de wijk naar het tweestammenrijk, waar ge trouwens thuis hoort, en zet dáár uw arbeid vóórt, eet dáár, Judees profeet, uw brood. Zo luidt het advies. Profeten, die brood eten, - men kent de spreekwoordelijke uitdrukking. Amasia neemt eenvoudig aan, dat profeteren een kwestie van broodwinning is; zo redeneren wel meer de mensen, die u waarschuwen, vooral niet tegen den stroom der vermeende of verwachte meerderheid op te roeien: anders zou men zichzelf maar ‘vernietigen’. Welnu, Amos, hier gaat de grond onder uw voeten branden, want hier is het een koninklijk heiligdom, een RIJKStempel Van Gelderen), of STAATStempel (Ridderbos). U hebt in feite majesteitsschennis bedreven: dat ziet er kwaad voor u uit. Wat eenmaal in het staatsleven ingeschakeld is, wordt met den stérken arm daarin gehóúden. Maar Amos blijft het antwoord niet schuldig. Hij was van huis uit geen profeet, en geen profetenzoon, d.w.z. niet krachtens geboorte behorende tot het profetengilde (Ridderbos). Hij was geen lid van de Nationale Judese Corporatieve Profetenkamer, zoals al die betaalde, de staatsleiding álmaar naar de ogen ziende valse profeten het wél zijn in de Israëlietische,......die huurlingen, die áltijd zeggen, dat de staatsleiding gelijk heeft, en er ‘een bontjas’, en meer, mee verdienen, juist zij! Zijn herdersbedrijf kan hem best onderhouden; ‘en staan hem niet, wanneer hij van Juda's hoogland afdaalt, de vruchten ten dienste van de sycomoren, welke de Seféla in menigte oplevert (1 Kon. 10:27)?’ (Van Gelderen). Neen, niet uit winstbejag, maar krachtens goddelijke roeping treedt Amos op. Zó iemand laat zich niet intimideren, om de wijk te nemen. Juist omgekeerd: hij valt aan. Maar dan met het zwaard van het Woord, dat hem zijn God weer geeft. Amasia is kwaad, omdat Amos tegen het syncretisme spreekt, d.w.z. tegen het vermengen van den dienst van Jahwe met dien der Baäls, wat de profeten steeds ‘hoererij’ genoemd hebben, een afhoereren van den Heere! Maar Amasia's eigen vrouw zal straks letterlijk afhoereren: de schande van het hoereren zal men straks aan Mevrouw van den Staatspriester waarnemen, en ieder zal er het zijne van denken. Het zal publiek zijn (‘in de stad’). | |
[pagina 366]
| |
Het kán een hoereren uit armoede wezen, om (Ridderbos) in haar levensonderhoud te voorzien als haar man is gedeporteerd naar het concentratiekamp in het buitenland, delende in de door Amos gedreigde straf over de geestelijke hoererij. Reeds dán is deze daad van wanhoop een bewijs van corruptie in de hoogste kringen. 't Kan ook nog anders wezen: ‘het is bij de inname van steden wel voorgekomen, dat de vrouwen der overwonnenen zich maar al te gewillig toonden jegens de overwinnaars’; en aan ‘zo iets’ denkt Prof. v. Gelderen hier. Het prestige van Amasia zal in elk geval wég zijn: want er was geen geestelijke weerstand meer bij wie de smeer likt van rijkskandelaren, zelfs al is het ten koste van het Woord des Heeren, en van de waarheid. Bij het naderend oordeel zal Amasia zijn kinderen verliezen. Zijn grondbezit valt in vijands handen dan, en wordt verkaveld en verknipt. Hij heeft geen erfrecht meer. En zelf wordt hij gedeporteerd. Hetzij bij de inneming van Samaria, hetzij bij de deportatie van een deel van het volk onder Tiglath-Pileser (Ridderbos), hetzij op nog anderen tijd is deze profetie vervuld aan Amasia, den profetenjager......uit winstbejag, uit staatsoverweging allicht ook, in elk geval uit den geest van corruptie, die altijd in het syncretisme werkt, en in den ogendienst, die ook de religie uitlevert aan staatsgeweld. Parallellen, parallellen, denkt iemand. Ja, zeker, ze zijn er: de wereld staat altijd voor dezelfde conflicten, en het is zeer goed, dat te weten. Maar parallelkunst grijpt den zin niet. Hier is de worsteling van Judea (tweestammenrijk) tegen Israël (tienstammenrijk). Minder slordig uitgedrukt: van de orthodoxie, die in ‘belijdend’ Judea (met Jeruzalem) nog langer stand gehouden had, en in Amos een naar buiten tredend getuige had ontvangen, tegen het staatsabsolutisme en syncretisme van Israël. Van het ware heiligdom, waar de belofte van Messias aan gegeven was, tegen het valse van Bethel (en Dan), het staatscreatuur van Jerobeam I. En nu wordt het conflict Amasia - Amos een conflict van Antichrist tegen Christus. Christus wil komen uit het onvervalste Israël, d.w.z. uit dát Abrahamszaad, dat ‘naar den Geest’ geboren is, uit het overblijfsel-der-verkiezing. Uit het volk, dat zich het hárt door Amos laat besnijden. Dat volk heeft deze Amasia vergiftigd, en verbasterd; toen hij het Woord liet wijken heeft hij met al zijn pochen op Abrahams ‘ras’ venijn gespoten in zijn aderen. En nauwelijks komt de tegenslag, en grijpt een buitenlandse macht zijn | |
[pagina 367]
| |
ras naar de keel, of de weerstand is weg; de innerlijke corruptie treedt aan den dag: in een schandaaltje eindigt de geschiedenis van the first lady van Bethel. Jahwe gebruikt dat schandaal bij voorbaat als symbool; zó hoereert in dit Rijk mijn bruid, het volk, af van zijn God, haar Man, - denk aan de vrouw van Hosea, denk aan de vrouw, meteen, van Lot. Familie-geschiedenis, - maar dan tevens staats- en kerkgeschiedenis. Waarom mócht Jerobeam den priesterdienst niet inschakelen in de staatsmachinerie? Omdat, zoals men te Jeruzalem nog wel weet (al is ook daar straks het syncretisme ingedrongen), omdat Jahwe wil, dat de ambten van profeet, priester, koning, niet in één man zijn verenigd. Ze worden één in Christus; maar die zal dan ook, belast met dit drievoudig ambtsgezag, drievoudig dienaar zijn: knecht, in slavengestalte, die zijn leven geeft, niet één, die dat van anderen neemt. Om Hém af te beelden, moet in Abrahams volk de profeet geen priester, de priester geen koning zijn: wie als Saul, dan wel Uzzia toch dien kant uitgaat, wordt met een nederlaag, dan wel met melaatsheid gestraft. De verwerping van de gelijkschakelingsmethode onder Israël-Juda was van 's Heeren wege een openhouden van de baan voor Christus, den theocratischen Priester-Koning-Profeet. Opdat zou blijken, dat alle gezag heeft te dienen, wil het zegenen; dat de heerschappij van 't Woord zich niet laat bedoezelen, maar vrij ook tot de staatsmacht komt; en opdat de kerk zou weten, dat haar theocratische Koning haar Archeeg, haar Leider is, ook al zijn de mandamenten der princen nóg zo daartegen. In dit licht bezien we ook heden ons bezet gebied. En bidden voor ons koningshuis, opdat het aan de kerk een stil en gerust leven moge kunnen bieden in alle godzaligheid en eerbaarheid; opdat Christus hier zijn plaats behoude, en alle corruptie, die religie, Woord en kerk wil uitleveren aan wat vreemd is, getroffen worde met den ban, die over Amasia kwam. Wij bidden dit. Wij bidden niet tegen personen. Wij bidden wel tegen zaken. Wij bidden hardop, Boerenzonen en profetenzonen. Over volk en ras de heerschappij van 't Woord! |
|