Schriftoverdenkingen. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling II)
(1957)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdVerwarring.Ga naar voetnoot1)En ik zal jongelingen stellen tot hun Vorsten, en kinderen zullen over hen heersen. Wij spreken nogal eens over de gerichten Gods, die over ons land komen. Maar dit ons spreken is lang niet steeds gelovig, diep, getrouw. 't Is soms niet meer waard, dan het aantrekken van den profetenmantel. De scherp analyserende, en concreet op de dingen ingaande profetie, - die moet dan nog kómen. Ze blijft vaak weg. ‘Het volk, dat van kermen verstand heeft’, is met den mantel al vaak content. Ik geloof, dat de Heere Zich zeer vertoornt over velerlei christelijk gebazel. Formele gezindheidsethiek is het: kermen, verootmoedigen, zuchten, bidden. Maar materieel zeggen: zó en zó moet gij vandaag dóén, dat ontbreekt maar al te veel. We krijgen dan ‘verstand van kermen’. Maar geen kermen van verstand. Zulk gekerm vergroot het gebrek aan leiding. En waar blijkens Jesaja 3 dit gebrek aan leiding een oordeel is, wordt het oordeel in | |
[pagina 356]
| |
zúlk gekerm alleen maar vergroot. Slechts in de bekering wijkt het; want die is ook altijd van A tot Z concreet; geen formele gezindheidsethiek, doch materiële werk-ethiek vindt dan erkenning voor haar voorschriften. Scherp wordt dit belicht door Jesaja. In hoofdstuk 3:1-11 tekent hij, hoe ‘Juda van zijn leidslieden beroofd’ isGa naar voetnoot2). Hoe dit bedoeld is, zegt prof. Ridderbos: ‘Men vergelijke 2 Kon. 24:14, waar door Nebukadnezar de aanzienlijken, de helden en de handwerkslieden uit Jeruzalem worden weggevoerd’. Vreemd geweld had de leidende instanties buiten werking gesteld, en wat er overbleef, onder zijn directe controle geplaatst. ‘Het aldus ontblote staatswezen’, aldus weer prof. Ridderbos, ‘wordt een speelbal der grillen van halfrijpe jongemenschen, die de heerschappij weten te bemachtigen, vgl. Pred. 10:16. Grenzelooze verwarring is het gevolg.’ ‘Kindergrillen’ zullen over hen heersen, alzo vertaalt deze exegeet vs. 4b. Dat is natuurlijk geen leeftijdskwestie, hier wordt zákelijk gewogen en te licht bevonden. Diepere ernst ontbreekt. Bijgelovigheden van den één. Onbeheerst geëxperimenteer van den ander. Onbegrepen ideologieën bij den derde. De glijbaan als route naar snel succes bij den vierde. Nervositeit tot heroïsme omgedoopt door den vijfde. De bezonkenheid van het oordeel weggespot door de mythe der dynamiek door een zesde. Kindergrillen. Over zóveel jaar is er weer stabilisatie. Maar o, de inmiddels aangerichte schade, de schade, als God zijn toorn ontlaadt in al zulke dynamiek. In dát ontzaglijke geval wordt de anarchie, zelve reeds een ogenlust der zonde, tot haar gestrenge straf. Een straf, die niet door gewelddadige oppressie van hoger ménsenhand kan worden bezworen; want toen Nebukadnezar kwam, moest hij juist de tuchtroede Gods zijn over Judese koningen, die dictatoriale allures hadden aangenomen, en hun theocratischen, naar Christus Jezus heenwijzenden ambtsdienst hadden miskend en nagelaten. Neen, alleen door terugkeer naar de wet is die straf te verbreken. Ontbreekt deze, dan wordt de toestand verergerd. Individualisme doodt dan de individualiteit: man tegen man, ieder probeert, hoe ver hij met zijn polsstok springen kan; lukt het, dan heeft hij het getroffen; lukt het niet, - waar is de rechter? Hij heeft hem immers door? Gevestigde posities betekenen niets meer, ouderdom evenmin. Men kan koningen | |
[pagina 357]
| |
horen uitschelden en raadslieden der kroon horen beledigen door wie al bij een eerste steekproef als intellectueel bezwijkt. En straks kan niemand meer orde brengen in den chaos: ‘wanneer twee broeders samenkomen in het ouderlijke huis, dan vraagt de een den ander, de hoogste macht te aanvaarden - niemand zou zich ertegen verzetten! - en de zorg voor het tot een puinhoop geworden staatsgebouw op zich te nemen; de vrager gaat uit van de veronderstelling, dat de ander nog een mantel heeft om zich behoorlijk mee te kunnen vertonen. Maar deze wijst den voorslag heftig af; hij wil en kan niet de arts zijn, die het uit duizend wonden bloedend lichaam van den staat (vgl. 1:6) heelt: immers is hij even arm als de anderen’ (Ridderbos). ‘Deze aanstoot’, - deze puinhoop, ziedaar wat er overgebleven is. Wat in Judea het staatsbestel overkomen was, is ook grotendeels voor het onze tot ramp geworden. God weet, voor hoelang. Maar met het trekken van een parallel hebben we dit Schriftwoord niet tot zijn recht doen komen. Judea was een staat, doch het was in de staatsorganisatie tevens, en dan wel primair, kérk. In zijn staatsbestel was het veelszins afhankelijk van vreemde staatsmacht; en straks is dat proces van afhankelijkheidsverlies doorgegaan tot in de ballingschap. Het is een proces, van God Zelf geleid, - de ontmanteling van den stoel van David, opdat straks Davids Zoon verschijnen zou naar eigen wijze: zonder uiterlijke gedaante, zonder wereldlijke heerlijkheid. Inzoverre deze ontkledingsprocedure ook voor de hedendaagse kerk van Christus geldt, opdat zij straks ongewapend en ontbloot haar geloofsglorie, en die alleen, zal mogen demonstreren aan God en aan zijn engelen, inzóverre heeft de ontbloting van het staatsbestel, die in de laatste jaren hand over hand toeneemt, ook daar waar men er niet van weten wil, haar parallel in ons leven. Doch iets anders houdt ons bezig. Judea's staatsbestel wordt ontbloot, opdat Judea's kerk weer leren zou, dat die militaire en politieke ontmanteling een te-recht-brenging is van de kerk, die primair is als organisatie van de kinderen van Abraham. De plaats der politieke te-recht-stellingen in de dagen der anarchie is meteen de plaats der kerkelijke te-recht-brenging in dezelfde periode der bekering tot de gehoorzaamheid aan Gods geopenbaarde Woord. Tenzij de kerk zich verhardt, ontrouw wordt, zwijgt, knoeit, laf wordt, smakeloos zout. Zo is het ook voor ons. Geen groter steun voor de geesten, die thans verwarring stichten, dan een laffe kerk, die met haar eisen van | |
[pagina 358]
| |
formele ethiek, b.v. ‘wees correct’, heel correct den preekstoel voorbijloopt. Althans den preekstoel die concreet spreekt. Maar als de anarchie, die heden ons bedreigt, wordt opgevangen door een kerk, die helemaal zichzelf durft zijn, omdat zij móét, dan zal het oordeel schiften in het huis van God, en dus ook daaromheen. De tucht van 's Heeren Woord, die worde erkend, nu de dagen anarchistisch, en daarin wel zeer boos zijn. |
|