Schriftoverdenkingen. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling II)
(1957)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdGrenssituatie en Grensverkeer.Ga naar voetnoot1)En van Hem werd gezien een engel uit den hemel, die Hem versterkte. Een filosoof van den laatsten tijd heeft met opmerkelijke voorliefde het begrip der grenssituatie ingevoerd. Wat hij daarmee bedoelt, doet hier niet ter zake. Genoeg zij voor ons, dat het woord, naar algemeen gebruik, bezwarende situatie aanduidt; bezwarend, in dien zin, dat onze vrije beslissing als vrije wordt aangetast, en de spanning smartelijk gaat worden; de vrijheidsdrang ontmoet een kracht, die tegenwerkt. Grenssituaties zijn die, waarin we aan het uiterste van ons kunnen, van ons vermogen, van onze vrijheid en van onze zelfbepaling komen. Zolang we in het afgepaalde gebied, dat het ‘onze’ is, nog in het centrum verkeren, bepalen we (naar onze maat) onszelf, beleven we onze vrijheid, zijn we onszelf. Maar aan de grens van dat gebied stuiten we dan op machten, die anders willen, die óók een gezagswoord mee willen spreken, en die het dan ook metterdaad dóen. Vaak tegen onzen wil in. Altijd buiten onzen wil om. Vaak tegen onze verwachting en onze berekening in. Altijd daar buiten om. Aan de andere zijde van onze grens staan machten, die ons willen ‘aangorden, en brengen, waarheen we niet wilden’. Zo heeft de grenssituatie altijd haar bezwaren Twee ‘werelden’ ontmoeten elkaar daar, twee machten, twee willen, twee krachtenvelden. Zolang de éne van die grootheden zich kan handhaven naast de andere, of er tegenover, zonder dat de andere daardoor tot wijken gedrongen wordt, is er in de grenssituatie ook grensverkeer. Wordt daarentegen de ene de andere te sterk, dan houdt het grensverkeer op; de grenssituatie is dan deze, dat de macht van den énen speler de paraatheid van den tegenspeler op non-actief gezet heeft.
De filosoof, dien we op het oog hebben, noemde meer dan één | |
[pagina 328]
| |
van die grenssituaties. Lijden, dood, schuld, ‘toe-val’, strijd (‘agoon’). In den nacht van Gethsemané zien we ze alle optreden. Lijden - ‘Mijn ziel is geheel bedroefd’. Gehéél - de grens is bereikt. Dood - ‘Mijn ziel is bedroefd tot den dood toe’ - Ik ben aan de grens van mijn krachten. Schuld - die drinkbeker van zoëven was het nieuwe testament in mijn bloed; mijn offergang wordt dra de uiterste, die in den dood gaat eindigen, den zoendood. Ik ben tot zonde gemaakt -, de grens is bereikt; terstond zal Zich de Vader definitief in mijn betalingsdood verheerlijken (Joh. 13). ‘Toe-val’, dat wil hier zeggen: het optreden van machten-vanbuitenaf, waaraan niet valt te ontkomen. ‘Nu is het de ure en de macht der duisternis’. Zij is onder Gods toelating ‘bevoegd’, op mijn bestaan in te dringen met de brutale feiten van wat Mij vreemd toch is naar mijn aard. De grens is bereikt, de vijand komt er overheen. Mijn vrijheid is niet meer erkend, al mijn grenzen worden in dit uur geschonden. Strijd - ‘agoon’. ‘In zwaren strijd (“agonie”) zijnde, bad Hij te ernstiger. En zijn zweet werd gelijk grote droppelen bloeds’. De grens is bereikt.
In deze zeer gecompliceerde grenssituatie dreigt nu het grensverkeer van den Mensenzoon ontijdig te worden afgebroken. Zie, hoe Hij is gebracht tot het uiterste van zijn krachten. Hij is mens, van gelijke beweging als wij; en daarom dreigen zijn krachten Hem te begeven. De spanning van de grenssituatie heeft dan haar climax bereikt; ze slaat dan over in de ‘ontspanning’ der bezwijming. Wie bezwijmd is, vertoont den ernst der grenssituatie in zijn machteloosheid. Maar hij is meteen van het grensverkeer uitgesloten. Hij bewijst den ernst der grenssituatie passief. Niet langer actief.
Dit laatste nu, indien het in den Christus werkelijk geworden wezen zou, ware voor ons een ramp geweest -, een verlies der zaligheid -, wij spreken ‘naar den mens’. Want bij Jezus Christus moet de grenssituatie zowel in actieven als in passieven zin haar ernst aan Hem bewijzen. In passieven zin - Hij is het offerlam; op Hem rust de plicht tot lijdelijke ge- | |
[pagina 329]
| |
hoorzaamheid. In actieven zin - Hij is, behalve offerlam, ook offerpriester. Zijn eigen priester, die Zichzelf heeft op te offeren, opdat Hij sterve, niet door ‘toe-val’, doch door eigen wil, als die het offer brengt. Hetgeen Hem ‘toe-komt’, Hem ‘toe-valt’, Hem ‘óver-valt’, en ‘over-vált’, dat mag geen zódanige pressie op Hem oefenen, dat ze Hem te zwaar zou worden, en Hij daartegenover zelf niets zou kunnen stellen zijnerzijds, geen eigen beslissing, en geen eigen daad. En dus hangt alles daarvan af, dat bij Christus Jezus de grenssituatie nimmer omslaat in beëindiging van het grensverkeer. Is dat voor Hem verbroken, is Hij uit-geschakeld gedurende die periode, waarin Hij Zichzelf nog steeds moet in-schakelen in den loop der gebeurtenissen, is zijn dood geen daad, maar een lot, en alleen maar dat, dan heeft de kracht van den Priester het afgelegd tegenover de zwakheid van het Lam; dan is zijn ambtelijke activiteit verslonden door den zwaren druk van de overzijde. Dan is zij verteerd vóór haar ure gekomen zou zijn. Dan is meteen God als Rechter uitgeschakeld in het gesprek van den Middelaar met den Vader; dan wordt er niet meer mét en dóór den Zoon gehandeld, doch alleen óver Hem beschikt.
En dus heeft Gods voorzienigheid, die almachtige en alomtegenwoordige kracht, tijdig ingegrepen op de zwakke menselijke natuur van den Heiland, opdat het grensverkeer van den Zoon met God niet zou worden afgebroken onder de verterende pressie der grenssituatie, die over Hem gekomen was. God zendt een engel, die den Borg opnieuw ‘uithoudingsvermogen’ schenkt. Zijn tijd wordt Hem verlengd, opdat Hij onder het oordeel door zou kunnen gaan, totdat de eindstreep was bereikt. De hogepriester beklom de trappen van het altaar, maar toen zijn knieën knikten, en zijn hand begon te beven, toen werden zijn knieën gesterkt en gestrekt, en zijn hand is weer verstevigd, opdat die hand het Lam zou kunnen leggen op het altaar, en het mes zou kunnen hanteren, dat zijn eigen leven af zou snijden. Zijn levenstijd is Hem verlengd, want anders zou het oordeel zich niet kunnen keren tegen Hem. Zijn verdere tijd is voor Hem dan ook geen genade, doch mogelijkheid van oordeel. Doch zijn getrouw gebruiken van de spanne levenstijd, die Hem gelaten wordt, die opent ons de poorten der genade, gelijk zij ook voor wie den Zoon daarin verwerpt, verzwaring van het oordeel aan zal brengen. |
|