Dat wil niet zeggen, dat Christus bang is, die beambten tegen te spreken, of hun misnoegen op te wekken. Want het woord ‘ergeren’ betekent hier: tot val brengen. Ziedaar dus het motief. De penningen moeten worden ingeleverd, opdat die mensen daar niet op den weg tot God zouden struikelen en aldus verhinderd worden, in het rechtuit en ongestoord gaan tot God.
Maar hier juist ligt de moeilijkheid voor ons. Wij zouden zo denken: als de Christus deze ernstige waarheid verzwijgt, als Hij verzwijgt, dat Hij de Zoon is, de vrije is, dán verhindert Hij toch eigenlijk de mensen, de waarheid te zien, en daardoor rechtuit te gaan tot God? Nu worden wij haast vrijpostig. Wij zouden nu willen zeggen: Hij moet de ambtenaren niet in een verkeerden waan laten; het is zijn plicht, manmoedig rechte lijnen te trekken, en niet te betalen; opdat men wete, wie het is, die hier op aarde wandelt onder hen.
En toch hebben wij alles mis gezien, als wij zo spreken. Natuurlijk heeft iedereen gelijk, wanneer hij zegt, dat iemand, die noodzakelijke waarheden verzwijgt, inderdaad schuldig wordt aan den val van zijn medemens. Alleen maar, - van zó iets is hier geen sprake bij den Christus. Want, juist omgekeerd, van die gedachte gaat de Christus uit; en eigenlijk rust zijn gehele optreden op deze grondgedachte. Christus wil aan die belastinginners wel de waarheid zeggen, maar op zijn tijd. Hij doet dat niet voorbárig; want alle voorbárigheid legt iemand een struikelblok op den weg. Ook deze belastingambtenaren staan immers onder de geboden van de overheid? Daarom moet Christus eerst die overheid gezegd hebben, wie Hij is. Straks dóet Hij dat dan ook; als Hij n.l. zijn eed zweert voor Kajafas en Pilatus.
Zó wordt zijn daad doorzichtig. Hij wil dezen belastinginners de kleine ergernis besparen, opdat zij straks te rechter tijd voor de grote ergernis geplaatst kunnen worden: het kruis van Golgotha. Als deze ambtenaren van Hem vandaag zouden moeten rapporteren, dat Hij onwillig was, de wet te gehoorzamen, dan kunnen zij straks niet verstaan, dat Hij als ook tegenover ‘Mozes’ rechtvaardige aan het kruis komt hangen. Indien Christus vóór Golgotha, vóór Pasen, vóór Pinksteren, in een kleinen kring, en niet in de grote wettige gemeenschap, of als Hij op een bepaald onderdeel, en niet ten overstaan van heel de Schrift, zich als de Vrije aandient, als Hij dus van zijn vrijheid zulk een particularistisch gebruik maakt, zulk een incidenteel gebruik, dán zegt Hij wel ‘een’ waarheid, maar niet