En tussen deze legers kan dan geen vrede meer komen, tenzij zij elk voor zich terugkeren tot Hém, die als de Middelaar Gods en der mensen ons komt leiden en voortdurend bekeren, en daardoor onze onjuiste probleemstelling komt verlossen van de zonde der eigenwilligheid. Want Christus, die zijn ambt bedient onder de mensen, verbindt het éne, de heiligheid, de gehoorzaamheid, aan het ándere, de eenheid en de gemeenschapsgedachte. ‘Wie den wil mijns Vaders doet’: ziedaar de heiligheid, het leven bij den zuiveren maatstaf, dat is: de wét. ‘Die is mijn broeder, mijn moeder, mijn zuster’: dát is de eenheid, de gemeenschap. Slechts waar de eenheid is gevormd door de gehoorzaamheid, is zij duurzaam. En omgekeerd: alle gehoorzaamheidsbetoning vormt haar eigen eenheid, en bewaart ze.
Laat ons hier wel aan denken. Ook in onzen tijd. In de ‘spanning’ tussen het vooropstellen van de heiligheidsgedachte én van de gemeenschapsgedachte, zijn ook wij vandaag, of wij het willen of niet, opgenomen. Daar is een ‘broederlijkheid’, die niet meer in de eerste plaats vraagt naar de gehoorzaamheid. Maar déze ‘broederlijkheid’ brengt bij elkaar de ‘broertjes’ van ons zelf, doch niet de ‘broeders’ van den Heere Jezus Christus. Zij sticht de kerk niet, maar zij vormt een club, al is het dan mogelijk een ‘stichtelijke’ club. En aan de andere zijde zijn er óók, die ál maar door hun inzicht omtrent de heiligheid der kerk naar voren schuiven; zij gaan voor hun eigen uitlegging van den maatstaf van de heiligheid der kerk door het vuur, en spitsen al meer hun menselijk-gemáákte tegenstellingen toe. Doch zij vergeten daarin de eenheidsgedachte, en begrijpen niet, dat het volgen van deze eenheidsgedachte behoort bij het doen der wet, en dus óók valt onder den eis der heiligheid zelf. Zo lopen zij wél warm voor hun eigen persoonlijke opvattingen, maar hun gemeenschapskringetje wordt straks óók een sekte, ook een clubje; het goddelijke gebod begraven zij intussen onder menselijke, al te menselijke inzettingen.
Er zou in alle gezinsverband, vriendschapsverband, maatschappijverband, óók in alle kérkverband, een radicale omkeer komen ten goede, als men weer eens bukte voor de Majesteit van Christus' woord: die den wil des Vaders dóet, die is mijn broeder. De heiligheid én de katholiciteit der kerk zijn één; en er is geen waarachtige gemeenschap, die duurzaam blijft, tót in den hemel toe, tenzij dan naar dit woord.