óngelijken, die alsdan treden in een verbond. Reeds daarin ontvangt dan ook de bloedstraat, die Abraham legt, evangelische betekenis.
Doch er is nóg een tweede wonder, dat uit dit eerste opkomt, en daaraan op zijn beurt weer getuigenis geeft. Immers, bij een gewone bondssluitingsakte tussen twee mensen bedoelde het slachten en delen der dieren te komen tot een volgende ceremonie: de beide verbondssluitende partijen gingen dan achtereenvolgens door dien eng-pas van dood en bloed heen, om daarmede symbolisch uit te drukken, dat zij, die zich alzo ten overstaan van elkander confronteerden met den dood, dan ook in het aangezicht van dien dood zich bij voorbaat bereid verklaarden te sterven, indien ooit het verbond door hen verbroken worden mocht. Te sterven, - als die beesten.
Maak nu de som op. 't Is niet een medemens, niet een gelijke, niet een mede-zondaar, die met Abraham de verbonds-akte passeren komt. Neen, het is God, die hem de bloedstraat beveelt te leggen. Hierin voltrekt zich het eerste wonder, gelijk we zagen: dat de souvereine God zich met den knechtelijken mens in verbintenis zet.
Maar het tweede wonder, beantwoordende aan het eerste, ligt hierin, dat desondanks in het ceremonieel toch dat gewone moment der dreiging over den verbondsbreker niet uitdrukkelijk uitgesloten wordt voor dézen keer. Ach ja, ál wat in Abraham ‘vroom’ is, dat vraagt: hóe zou Gód kunnen liegen, bondsbreker ooit kunnen zijn? Het is een ongerijmdheid, dat God zou heengaan door de straat van bloed. Laat door dezen pas-van-den-dood passeren, wie in staat is tot de leugen. Maar verwerp bij voorbaat alle gedáchte aan zó iets bij den rechtvaardigen God!
Ja, ja, zo spreekt de ‘vroomheid’, die zich zelf tot maatstaf neemt. Maar intussen beveelt God toch maar: bereid de bloedstraat. De ceremonie néémt dan ook haar aanvang straks. Maar Abraham weet voorlopig niet meer, dan dit éne, dat God óók nu den gewonen vorm der bondssluiting schijnt te willen. Ze schijnt zélfs dezen keer in de lijn van Gods verheven raad te liggen: die oude, vertrouwde ceremonie!
De bloedstraat gelegd, - zo is dan in elk geval dit het teken van den volstrekten ernst van het verbond. Het verbond is ernst: het gaat om leven en dood; het gaat er óp of er ónder. Men confronteert zich dan ook immers met den dood? 't Verbond is geen contract, waarbij men rekenen mág en móet met de mogelijkheid van ontrouw. Het is en blijft verbond. Men dúrft zich met den dood confronteren, omdat men uitgaat van de zékerheid der trouw.