Schriftoverdenkingen. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling II)
(1957)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
Christus, Heer van den tijd.Ga naar voetnoot1)En op den eersten dag der week...... Op den dag des Heeren...... Christus verschijnt aan Johannes op den ‘dag des Heeren’, d.i.: ‘op den dag van 's Heeren opstanding, den eersten dag der week, onzen Zondag’ (Greijdanus). Op den dag des Heeren leert Hij dus het lied van Christus als den Heer van ons en al het onze zingen. Hij laat op zijn eigen dag zijn heerlijkheid ons zien. Een heerlijkheid, ‘van den eniggeborene vanwege den Vader’? Ja, ja, - maar ditmaal toch wel meer bepaald als van den ‘eerstgeborene onder vele broederen’. Een heerlijkheid, als van den eersteling, die uit de doden opstond, en die dit hier deed, hier in onze woonplaats, onder ons. Hij laat ons zien de glorie van den paasvorst Jezus Christus. Nu, vooreerst: wie is er koning, tenzij dan die regeert over de dingen-van-den-dág? De dingen-van-den-dag, dat zijn de dingen van onszelf, zolang wij mensen-van-dagen zijn. Dus kan de Christus dán slechts koning over ons zijn, indien Hij Heer werd van den ‘Alltag’, de alledaagse dingen, én ook de dágen-van-de-dingen. Onze ‘belijdenis’ van zijn koningschap heeft eigenlijk geen zin, ze wordt ons nimmer duidelijk en concreet, ze is feitelijk geen belijdenis, tenzij wij het aldus zien, en hartelijk geloven: dat Hij de koning is, niet slechts der dingen-van-den-dag, maar ook der dagen-van-de-dingen. Welaan, - op den dag-des-Heeren wórdt de boodschap tot de kerk gebracht, dat Hij de koning is van alle dágen. Zó volstandig is Hij in deze heerlijkheid bevestigd, en zó onbetwistbaar daartoe gerechtigd, dat Hij voortaan zijn eigen tijden heeft: Hij brengt zijn eigen dag mee: den dag des mensen.Ga naar voetnoot2) Want op den eersten dag der week, als het begon te lichten, scheurde de God van alle vlees de wolken, en riep den mensenzoon weer tot het leven, ook naar het lichaam. En dat Hij op den eersten dag het deed, dát is bewijs van Christus' glorie als de menselijke koning van den tijd. Als koning naar mensenmaat. Want God is een rechtvaardig rechter. Hij maakt een mens slechts koning naar de mensenmaat, pro mensura humana; Hij geeft zijn eer van koningschap naar Gods ón-meetbaarheid een schepsel | |
[pagina 69]
| |
niet. Maar Hij geeft dan ook dien mens de mensenmaat, de volle maat, naar de orde van elken zeer bepaalden dag. Toen Christus op den Goeden Vrijdag het woord van Psalm 31 op de lippen nam, zeggende: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest’, toen was dit lied zijn lévenslied, zijn dóórtochtslied.Ga naar voetnoot3) Dit blijkt wel uit hetgeen onmiddellijk in dien psalm op deze woorden volgt: ‘Gij bevrijdt mij, Heere, Gij God der trouw!’ Toen Christus dus die eerste woorden sprak als laatste in de dagen-zijner-schande, toen wist Hij, in de bevrijding nu te komen. De geest toch, dien Hij in de hand van Vader toen beval, was geest van den volkomene-in-gehoorzaamheid, de geest van den volmaakt-rechtvaardige. Dus kómt Hij nu ook in bevrijding. God hoort Hem, nu de verlating aan het kruis doorleden is, een maatloos lijden in de maat der dagen. God hoort den Zoon. En zie, Hij hoort Hem aanstonds, als Hij, na dit woord gesproken te hebben, den geest geeft. Dat ogenblik was feitelijk het moment van aanvang voor de hemelvaart van Jezus Christus, zegt de Schrift. Dit brengt dan ook de vrolijkheid, en het feest-moment er in, als Jezus Christus op elk ogenblik, nadat de helse pijn in dagen-duur door-leden is, ook dat andere woord uit dezen zelfden eenendertigsten psalm voor zich neemt: in uw hand zijn mijn tijden (vers 16). Mijn ‘tijden’ - d.w.z. de dingen-van-mijn-dagen mét de dagen-van-mijn-dingen. Mijn lotgevallen, hier en ginds. Mijn lotgevallen, zus en zo. In uw hand zijn al mijn dagen en termijnen; mijn tijden, én de cesuren in mijn tijd. Dus wordt den Christus heden naar dit woord gedaan. Hem wordt in ruimte en in tijd nu récht gedaan. In ruimte: Hem wordt gegeven alle bevoegdheid in hemel en op aarde: Hij noemt de landen naar zijn namen. In tijd: Hij wordt de koning van den tijd: Hij noemt de dagen naar zijn dagen: er komt een ‘hèmera kuriakè’: een dag des Heeren, een dag van Christus-Kurios. Hem wordt nu recht gedaan door dien God, die Christus' tijden houdt in zijn eigen souvereine hand, maar die dan ook met eigen hand Hem maakt tot Heer, óók van den tijd. Want aldus is beloofd van de oudste tijden aan, dat God zou noden tot de Sabbats-heerlijkheid, niet slechts zichzelf, maar ook den mens, die aan het recht voldaan zou hebben in een volle dagenmaat, de maat eens mensen. | |
[pagina 70]
| |
Wij zeiden daar, dat het ogenblik van Christus' sterven aanvangsmoment was van zijn hemelvaart. Zo zegt het ons de Schrift, wanneer zij (Openbaring 12) ons verhaalt van het kind der vrouw, die den mensenzoon gebaard heeft naar het vlees, de kerk dus. Dan zegt de Schrift ons, dat het kind, hoewel geboren onder satans dreiging, daarna werd weggerukt tot God en tot zijn troon. Dit nu was hemelvaart, en deze hemelvaart begon alzo op Goeden Vrijdag. De hemelvaart van Jezus Christus geschiedt niet pas op dien bepaalden dag, dien wij bijzonder noemen naar dit feit, doch zij vangt feitelijk aan op Goeden Vrijdag. Dit ‘wegrukken’ immers van ‘het kind’ tot ‘God en zijn troon’ wijst op een snel, met kracht, wegrukken, om aan den draak te ontrukken. Het ziet allereerst op wat aan het kruis geschied is. Toen onze Heiland uitgeroepen had, het is volbracht, Joh. 19:30, riep Hij daarna met een grote stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest, Luc. 23:46. Toen stond de draak gereed, zijn ziel te grijpen. Maar God rukte haar als voor zijn ogen weg, en nam haar op in het Paradijs, Luc. 23:43. Principieel was dat onzes Heilands rechtvaardiging door God, en vormde zij het begin van zijn hemelvaart, en plaatsneming op den troon ter rechterhand Gods. En daarom worden die twee zonder overgang met deze wegrukking zijner ziel bij zijn kruisiging verbonden: alle drie hangen onlosmakelijk samen en vormen één geheel. Het is daarom niet juist, wanneer men nu alleen van 's Heeren hemelvaart gesproken acht, en meent, dat alleen zijn geboorte, en opvaart naar den hemel, voorgesteld worden, doch dat geen melding gemaakt zou worden van 's Heeren verlossende werkzaamheden. Allereerst wordt nu gedoeld op 's Heeren kruislijden en sterven. Slechts daarbij kan deze sterke uitdrukking van wegrukken gelden. Bij zijn hemelvaart steeg de Heere omhoog vol majesteit.Ga naar voetnoot4) Het is goed, hieraan zijn aandacht wél te geven. Want immers, hieruit blijkt, dat hetgeen op dien eersten weekdag-paasdag is geschied, niet alleen een voorbereiding is van de volkomen hemelvaart op ‘hemelvaartsdag’, doch óók vervolg en vrucht van de aanvankelijke hemelvaart op ‘Goeden Vrijdag’. De tweede Adam, die rechtvaardige, komt om zijn loon: de apodosis. ‘Apodosis’ is immers: uitkeren van wat naar recht verschuldigd is. En God is aan den tweeden Adam schúldig. Hij is Hem schuldig, wat Hij in den aanvang aller tijden vrijwillig heeft beloofd als loon voor een | |
[pagina 71]
| |
mensenleven, dat in het aan den mens gezette continuum van tijd de offerande der gehoorzaamheid zou brengen zonder breking of onderbreking. En daarom kómt op Pasen die ‘apodosis’. Zij komt, en zij is zó volkomen goed en gaaf, en zó beantwoordt zij aan het recht van God, dat Christus zelfs tot Heer wordt van den tijd. Hij mag de Heer zijn van zijn dagen. En van de onze. In Gods handen wáren zijn tijden; zij blijven het ook. Hij komt in het licht op dezen zijn eigen dag, den eersten dag der week.
Hieruit vloeit voort - en het is geloofs-vóóroordeel, dat hier spreekt, dat de keuze van den dag, waarop Christus op zal staan, bepaald is door het recht, en tevens daaraan uitdrukking geven wil. Het was dat récht van God, dat Christus op liet staan, niet op den sabbat van de Joden, noch op den Vrijdag van zijn dood, maar op den eersten weekdag, als het begon te lichten. De Joden strekken zich weer tot hun arbeid: hun wérkdag is er weer, ze zullen werken zonder den gehaten Nazarener. Maar God de Vader kondigt nu de rust af; de werkdag van de Joden van gister - de kinderen van Abraham alleen als vader van hun vlees - wordt tot rustdag voor de christenen van morgen - de kinderen van Abraham als vader der gelovigen. Zo is het op dien eersten dag der week, die paasdag heet. En van het toen den mensen gegeven recht, om de dagen te noemen naar den mens, den Zoon des Mensen, is nu op Patmos verkondiging geschied: de Kurios Christus komt op zijn heerdag, zijn heir-dag tot het leren en tot het strijden. Ik kijk mijn kalender nog eens aan: mijn Heer en God en - Broeder heeft hem ingericht. |
|