Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdVan lankmoedig uitstel tot genadig afstel.Ga naar voetnoot1)Die den dood heeft te niet gedaan en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het evangelie. Rijk maakt ons de dode en verrezen Christus, want Hij beslist voor immer tégen den dood en voor het leven. Wat wil de tijdelijke | |
[pagina 216]
| |
dood? Is hij enkel straf? Dat de ziel uit het lichaam scheidt, is dat alleen maar gericht? - Neen! De instelling van den tijdelijken dood, hoe verschrikkelijk ook, en hoezeer alleen bestaanbaar in een gevallen en strafwaardige wereld, is toch een middel van genade. Toen God den paradijsmens plaatste voor den eis van volstrekte gehoorzaamheid, heeft Hij gezegd: ten dage, als gij eet van den verboden boom, zult gij den dood sterven. Den dood, zegt God; en dat is de volle dood, die het ganse wezen van den mens losrukt uit Gods gemeenschap, hem prijsgeeft aan de verlating en zo in al de vezelen van zijn bestaan voor eeuwig hem de ellende laat toevallen. En, nu hééft de mens gezondigd en gegeten. Voltrekt God nu aanstonds aan dien mens den vollen dood? Neen, dat doet God niet. Was het wel gebeurd, dan zou God hem niet eens meer opgezocht hebben; dan ware de mens aanstonds in de hel verzonken. Maar in de plaats daarvan zegt God iets anders. ‘Tot stof zult gij wederkeren’. Dat vernedert ons zeer. En toch is het óók genade. God stelt het volle vonnis van den eeuwigen dood uit. Tussen de eerste zonde en de volledige straf schuift God een tijdperk in. Al is het maar één minuut, het is al lankmoedigheid; want zonde verdient aanstonds den eeuwigen dood. Maar die minuut wordt een dag, een jaar, een mensenleven, een wereldgeschiedenis. Zo stelt God den tijdelijken dood in, om daardoor den eeuwigen dood uit te stellen. Dit uitstel van het wereldgericht is de geschiedenis. Het is duidelijk, dat hierin grote genade lag. Want door dit lankmoedig uitstel der straf kan er een Vrouwenzaad opkomen ten strijde tegen de Slang. God geeft de vrouw haar zaad; en aan dat vrouwenzaad een plaats in de wereld. En straks komt hèt Grote Vrouwenzaad. En daartegen ontwaakt de volle, waarachtige, eeuwige dood. Duizend jaren nu zijn voor God als één dag. Dat de eerste Adam zondigde, en de tweede grondig stierf, is voor God op één dag geschied. Maar voor ons, die in den tijd bevangen zijn, is er een uitstel van straf, dat groot van goedertierenheid is, omdat het Christus de mogelijkheid schiep, ons te verlossen. Het uitstel was hier geen gevaar, doch zijn afwending. De tijdelijke dood was Gods moratorium, een uitstel van de straf. Christus' dood maakt straks daarvan een oratorium, een lofzang onzen God. - Ja, ons graf is wel donker. Maar het is toch de dam geweest, waartegen God de wateren, die Satan ons naspuwt, heeft doen oplopen, dat ze ons niet konden verzwelgen. En Christus heeft den dood doorleden. De dreiging is op Hem verhaald. Toen kon de eeuwige dood | |
[pagina 217]
| |
worden afgesteld voor wie in Hem begrepen zijn; toen kwamen leven en onverderfelijkheid aan het licht. Christus' dood heeft van Gods lankmoedig uitstel van het vonnis van den dood een genadig eeuwig afstel gemaakt. |
|