Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdBewustheid van den eeuwigen dood.Ga naar voetnoot1)En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken, maar Hij nam dien niet. Nu gaat Jezus sterven. Aanbid Hem nu: Hij heeft den vollen dood bewust gesmaakt. Ook den eeuwigen dood. Toen men Hem kruisigde, bood men Hem wijn, met mirre vermengd; want die drank moest de pijnen verdoven; het was een bedwelmingsdrank. Drink nu maar, vermoeide Heiland; drink en doe de ogen toe. Maar Jezus drinkt niet. Niet zodra bemerkt Hij, dat die dronk bedwelmen zal, of Hij weigert. Het is een drinkbeker der duivelen. Eens heeft de duivel Jezus verzocht met de spijze; dat was in het begin, in de woestijn. Thans, aan het einde, verzoekt hij Christus door den drank. De tweede verzoeking is erger dan de eerste. In de woestijn had Christus honger; dat is erg. Maar nu heeft Hij dorst; dàt is erger. In de woestijn moest Hij het brood zelf bereiden door een opzettelijke wonderdaad; maar thans behoeft Hij niets te doen, zijn drank wordt Hem zo maar aangeboden. Maar Christus zijn des duivels listen niet onbekend. Hij drinkt niet. De dronk ware een zonde. Tussen den rand van dezen beker en Jezus' van dorst gekloofde lippen, ligt de eeuwigheid. Want - Jezus moet niet alleen lelijke Joden zien. God is met Hem bezig: de Rechter van hemel en aarde bezoekt aan Hem de zonde van het ganse menselijke ge- | |
[pagina 189]
| |
slacht. Wie zal God in de ogen zien en een nevel scheppen, dien Hij niet zelf zich kiest? Rondom God zijn wolken en donkerheid; wie zal dan nog donkerheid maken? Als God slaat, wie zal dan zonder gevoel mogen willen zijn? Als Jezus gedronken had, dan zou zijn geest beneveld zijn geweest, toen Hij, klagende over de algehele verlating vanwege zijn God, ‘nederdalen moest ter helle’. Om dat zielelijden gaat het nu tussen God en den duivel. De drank, dien men Jezus biedt, zou niet dadelijk gewerkt hebben; want dat het nog een tijd duurde, eer hij werkte, kunt ge aan de moordenaren zien, die naast Jezus hingen en wel den drank aanvaardden; let maar eens op, hoe lang ze nog met elkaar spreken en zelfs disputeren. Neen, dadelijk verdooft de drank niet, maar langzamerhand. Als Jezus hem genomen had, Hij zou in den dood niet gegaan, maar weggegleden zijn; Hij zou niet van God verlaten zijn, maar zelf voor God de ogen hebben toegedaan; zijn dood ware geen daad geweest, maar een daadloosheid. En dan ware Hij geen middelaar; want tot het middelaarschap behoort ook de volle wetenschap van die helse pijn, die de straf is op onze zonde, de wezenlijke, grondeloze dood, de verlating van God: de eeuwige dood. Door den verdovingsdrank te weigeren, heeft Christus ons het vierde kruiswoord gelaten: Waarom, o God, verlaat Gij Mij? Had Hij wel gedronken, Hij zou zèlf God verlaten hebben; en wij waren nog in onze ellende. Maar door den drabbigen wijn der hel te weigeren, heeft Hij zich den nieuwen wijn veroverd, dien Hij met u drinken wil in de hemelse bruiloft. Aanbid hier: het offer is geschied met open ogen; en God en Satan beiden heeft Jezus voor u recht in de ogen gezien. |
|