Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdGeen anecdote maar gericht.Ga naar voetnoot1)De koningin van het zuiden zal opstaan in het oordeel met dit geslacht en het veroordelen; want zij is gekomen van de einden der aarde om te horen de wijsheid van Salomo. Prompt gaat de regel op, dat een stervend volk zich afmaakt van zijn grote mannen. Een glorierijk verleden legt verplichtingen op voor de toekomst: personen en volkeren, die gestaan hebben in het eerste gelid, moeten hun stand ophouden. Zolang een volk zijn grootheid bewaart, kent het zijn geschiedenis, en eert zijn grote mannen. Maar komt de inzinking, dan wil men de strenge ver- | |
[pagina 153]
| |
maning van het verleden liefst niet horen. In zulke dagen verkleint men dezelfde wonderen waarop men eenmaal gestoft heeft; men maakt de geschiedenis belachelijk en haalt zijn grote mannen naar beneden, opdat de kromgegroeide kinderen zich vooral niet zouden schamen als het beeld van de grote, sterke vaderen hen wenkt. Dit is ook Israëls tragedie, ten dage van Christus. Israël zonk weg, het begroef de ware wijsheid onder gebeuzel van rabbijnen en peuteraars. Daarom werd Salomo met zijn grotesken bouw van de leerzaal der zuivere rede een lastpost voor het volk; peuteraars willen niet graag aan de architectuur van Gods zeer wijzen herinnerd worden. Toen hebben de Joden dat verhaal van de koningin van het zuiden, die uit Salomo's wijsheidsbron kwam drinken, naar beneden gehaald. Ze hebben haarfijn uitgerekend, over welke gewichtige vraagstukken Salomo en de vreemde vorstin wel zouden geredekaveld hebben. En het zou volgens hen niet veel anders geweest zijn dan een aardig raadselspelletje. De koningin van Scheba gaf raadseltjes op en vroeg om aardige kunstjes, waarvan we nu nog lezen kunnen, en och ja, Salomo stond voor alle vragen klaar. Dat Salomo type van Christus, dat zijn wijsheid profetisch was, dat zijn ziel met de verhouding van natuur en genade, van stof en geest, van tempel en Libanon geworsteld heeft, daaraan dacht men niet meer. Men maakte van den Reus een knussen pluizer; zo doet Salomo de dwergen geen zeer. Maar Christus leert zijn hoorders weer den bijbel lezen. Hij toont hun, dat de ontmoeting van Salomo en Scheba's vorstin een worsteling geweest is om geestelijke goederen. De ogen van het heidendom zochten het licht van Israëls profetie. Israël weet dat nu niet meer. Salomo's wijsheid heeft men ondergebracht in het notitieboekje van den stichtelijken raadselredacteur. Maar meer dan Salomo is hier. Jezus de Nazarener laat Gods wijsheid weer lichten; heden zijn Salomo's oordelen in hun oren vervuld. Zo onderwijst Christus de heilige geschiedenis; zij is geen anecdoten-verzameling maar heilige ernst. De koningin van het Zuiden doet de ogen open voor de schemering; wee hem die ze sluit op den middag! Waar geprofeteerd wordt, zijn geen beuzelingen; daar krijgt alles betekenis. Lakse. onvrome geesten vervlakten Gods openbaringsgedachte tot een anecdote; Christus' ijver haalt er de profetie, die oordeelt, weer uit. Scheba's vorstin wordt een oordeel. Men roept tot ons uit Scheba: Jezus is meer dan Salomo. Want Salomo ziet, doch Christus mààkt, dat alles wat te zeggen heeft. |
|