Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdIets goeds uit Nazareth?Ga naar voetnoot1)En Nathanaël zeide tot hem: kan uit Nazareth iets goeds zijn? Niet alleen schimpers, maar ook discipelen hebben gezucht: kan uit Nazareth iets goeds komen? Ook Nathanaël vraagt: klopt dat met de profetie? Wel Judea, maar niet Galilea is immers aangewezen als het land, dat het grote licht zal uitzenden over de wereld? En dan - Nazareth is Nazareth......Kan het wel? Nathanaël vindt, dat Nazarenerschap en messiaanse waardigheid met elkander bezwaarlijk in overeenstemming te brengen zijn. Dat- | |
[pagina 108]
| |
zelfde is door de Joden volgehouden, heel Jezus' leven door; en het is aan het kruis een formule geworden: Nazareth en de Messias horen bij elkander niet. En toch: er is verschil. Nathanaël tracht, de feiten, die voor ogen zijn, in overeenstemming te brengen met de profetie, met het Woord van God. De Joden echter proberen, de feiten, die aan elks oog zich opdringen, te plaatsen in het licht van hun eigen vooropgezette mening. Nathanaël vraagt het aan het begin; maar zodra hij ‘komt en ziet’ verstaat hij, dat Christus niet verklaard wordt door zijn woonplaats, maar dat de woonplaats moet verklaard worden uit Christus. Maar de Joden roepen het contrast tussen Nazareths vernedering en messiaanse hoogheid uit aan het eind. Niet aan het begin: de Nazarener krijgt ook zijn beurt in de synagoge, en men wil hem wel koning maken ook. Maar aan het eind, als zij niet meer vragen willen, dan snerpt de naam Nazareth, Nazareth, door de lucht. Zij krijgen met de ergernis en de dwaasheid van een Messias-uit-Nazareth heel erg te doen, nadat zij hebben ‘gehoord en gezien’. Het Nazarenerschap is bij den discipel een bezwaar, maar hij hoopt er van verlost te worden. Het is bij de haters een argument, en zij hopen het nooit zich uit de hand te laten slaan. Waar Nathanaël last mee heeft, daar zijn de vijanden blij mee. Nathanaël zegt: mijn waarneming klopt niet met wat ik versta van de Schrift; ik moet dus óf beter waarnemen, óf beter de Schrift lezen, óf beide doen. De vijanden zeggen: mijn waarneming klopt niet met de Schrift; maar ik neem zuiver waar en de Schrift heb ik goed begrepen; dus: Jezus klopt niet met de Schrift. En de uitkomst? Nathanaël begreep straks: achter Nazareth ligt Bethlehem; en van toen aan heeft hij ‘de engelen zien op- en nederdalen op den Zoon des mensen’. En de Joden hebben gezegd: hij is in Nazareth geweest en wat ze van Bethlehem lazen, hebben ze haastig vergeten. Van toen aan hebben zij gezegd: hij heeft den duivel. Want de één lijdt onder ‘de dwaasheid der prediking’, zij is hem Goddelijke openbaring: een last. De ander lacht erom, zij is in zijn zelfhandhaving een menselijke vondst: een lust. Dat de boodschap zo dwaas klinkt is voor het geloof een aanklacht tegen dien, die hoort, voor het ongeloof een bezwaar tegen Dien, die spreekt. De een voelt zich daar onder een aangeklaagde voor, de ander een advocaat tegen God. |
|