Preken. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling I)
(1955)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |||||
Het raadsel van Christus' smarten.Ga naar voetnoot1)Tekst: Johannes 11:35. ‘Jezus weende’. Gebed:
Heere God, Vader van onzen Heere Jezus Christus! Wij danken U, dat wij een Heiland hebben. Die weet, dat Gij Hem altijd hoort, maar Die dat zegt om der schare wil, die rondom staat. Vandaag zijn wij die schare. Het waren eenmaal de Joden, die waren toen de kerk. Vandaag zijn wij de kinderen Abrahams en zijn wij de kerk. De Heiland van toen staat in ons midden. En als wij dan zeggen: zou Hij het wel kunnen, zou Hij een kans hebben? dan wordt Hij zeer grimmig in den geest om onze zonden en dan dankt Hij hardop, dat de Vader Hem altijd hoort. En Hij zegt dit tot den Vader om der schare wil met luide stem, opdat wij eindelijk zouden zien, dat Hij de heerlijkheid Gods laat verschijnen op het gebed en dat de heerlijkheid daar is, waar Hij was voor ons. Laat ons zien vandaag de heerlijkheid, die niet alleen zich vertoont in een blinkend wonder, maar die hierin uitkomt, dat wat er nodig is, ook gebeurt. En wanneer wij er in betrokken zijn en wanneer wij doden zijn, die weer gaan leven en als wij niet verder kijken dan dat, dan gaat Hij, Die Profeet is, verder schrijden; dan is de H. Geest in Hem gegeven, als de kerkmensen nog niet weten, wat dood-zijn eigenlijk is. En als wij dan kinderen mogen zijn des levens, uit de doden opgetrokken, allemaal Lazarussen, dan kan geen mens dat zijn zonder wederom geboren te worden door de stem van het Woord, dan zullen we lachen om de vreugde des heils en Zijn Naam vertellen aan wie het horen | |||||
[pagina 161]
| |||||
wil en ook hardop gaan zeggen om der schare wil, dat Gij ons waarlijk in Hem altijd hoort. En de stem van den een zal gepaard zijn aan die van den ander. Heere, laat ons zo vanmiddag hier zijn, dat wij zo verkwikt worden naar den geest, dat wij blij zijn, omdat dit hier gebeurt in de kerk. Wij bidden dat, Vader, om Jezus' wil. Amen. Een man schreit niet graag en wanneer het een keer gebeurt, doet hij al z'n best om het te verbergen. Hij probeert zijn stem te bedwingen, hij keert zijn gelaat af. En wanneer wij het zien, doen wij hem een dienst door te doen alsof wij het niet zien. Een man schreit niet graag. Hij vindt het eigenlijk een teken van zwakheid en hij wil graag een man van kracht wezen. Nu, onze Man, met een grote ‘M’, heeft wèl geschreid; en de H. Geest, Die Zijn leven verteld heeft, voorzover nodig is, heeft Zijn best gedaan, dat wij dat goed zouden weten. Hij heeft al de tranen van Hem in een fles vergaard en gezegd: Kijk, daar heb je tranen van den Mensenzoon, van den Man, die al de heidenen met een scepter van ijzer gaat regeren. Waarom doet de H. Geest wat Hij kan, om ons allemaal te doen zien, dat Jezus schreide? Omdat ook die tranen van Christus geschreid zijn met een doel. Hij is ambtelijk in Zijn spreken van vreugde; Hij is ook ambtelijk bezig, wanneer Zijn ogen nat worden en wanneer ge zeggen kunt: kijk. Hij schreit. Trouwens, wanneer het het ambt van Jezus is om te zijn de Man van smarten, dan kan zijn man-zijn het in smarten-zijn niet ontberen. Ik spreek u vanmiddag over:
| |||||
I.Eerst gaan we spreken over het wonderlijke feit, dat Jezus geweend heeft. Men zou zo zeggen: och, dat Hij schreit, is toch geen wonder. Een vriend van Hem is dood gegaan, dat pakt een mens toch aan? Hij is toch echt mens? Bovendien zijn de twee vrouwen, die Hem vaak thuis ontvingen, ook zeer bedroefd. Ook komt er de spanning bij van de toeziende schare. Er is luid geschrei en geklaag van de vrouwen, die bij de begrafenis horen, het graf riekt al naar den dood. Wanneer een mensenkind ziet, dat zijn | |||||
[pagina 162]
| |||||
boezemvriend gestorven is en al die smart valt op hem aan, zou hij dan niet schreien? Inderdaad, wanneer gij het zó ziet, is het vanzelfsprekend, dat Jezus schreit. Ik zou zeggen: als Hij het niet deed, liet het Hem koud, en een Priester behoort toch met de schare medelijden te kunnen hebben, een Priester hoort niet hoog boven de mensen te staan. Zijn medeleven betekent sympathie. Dat woord is bij ons vaak van kracht ontbloot. Wij zeggen: we hebben sympathie voor iemand. Maar de Bijbel bedoelt wat anders, n.l. dat men hetzelfde ondervindt. Als wij benauwd zijn, is Hij benauwd. Alles in gemeenschap. En zo zeggen we: wat Jezus doet is sympathiek. Dat Hij schreit is toch geen wonder, daar is Hij toch Priester voor? Inderdaad, we kunnen het allemaal van dien kant benaderen en dan zeggen: dat Jezus weende, is een heel gewoon verschijnsel, juist in Zijn Messiaansen strijd. Johannes weet er ook alles van; die is ook vol van de gedachte, dat Jezus Christus onze Middelaar is, om ons tel bewogen, en dus, wat dàt aangaat kan Johannes ook zeggen: Hij schreit, want Hij is onzer één. Die man heeft gezegd; Het Woord heeft onder ons gewoond, een Man van gelijke beweging als wij. Dus ook die man kan zeggen, dat Jezus, als met ons inderdaad één, schreien kan. Maar nu komt er iets, wat ge nooit vergeten moogt. Johannes 11 doet z'n best om Jezus te laten zien als anders dan wij zijn. Er hangt om het hele hoofdstuk een waas van geheimzinnigheid. Ge voelt: de man, die hier is, is net anders dan iedereen denken zou. U zegt: het zijn vrienden, Lazarus en Hij. Maar hier staat: al waren ze vrienden. Hij kwam liever niet. Ze hadden een boodschap gestuurd: Hij is doodziek, Jezus kom gauw. Hij krijgt dat bericht en dan staat er, dat Hij er nog twee dagen bleef. Later lezen we, dat Lazarus al vier dagen in 't graf lag. Hoe lang de reis geduurd heeft, weten we niet, maar een feit is: twee daqen wacht Jezus opzettelijk. Toch staat er: het was een intieme kennis, Hij kwam er vaak thuis. En Hij gaat bij voorbaat zeggen - wat schijnbaar een leugen is -: deze krankheid is niet tot den dood, maar tot Gods heerlijkheid, Nu kan men zeggen: wie van krankheid spreekt en zegt ‘deze krankheid is niet tot den dood’, die vergist zich in een geval als dit, want de patiënt ging wel dood. Dan kunt ge dus zeggen: Hij is een slordige Profeet geweest, helemaal geen ziener en ook helemaal geen profeet en geen vriend. Of ge zegt, als Hij wel een Profeet is en ook een Ziener en als Hij weet: Lazarus gaat dood en Ik laat | |||||
[pagina 163]
| |||||
hem dood gaan en Ik zeg toch: die krankheid is niet tot den dood, dan moet het woord ‘dood’ dezen keer wat anders betekenen. En wanneer we weten, dat Jezus expres wegblijft en dien man laat sterven, dan zeggen we; Johannes, wat wilt ge eigenlijk? Gij zegt elders: Hij wist precies wat in een mens is; Hij heeft Nathanaël zien zitten onder den vijgenboom. Ik durf zeggen, wat Johannes niet zegt: Hij zag Lazarus op z'n bed liggen en wist, nu gaat hij sterven om zo laat. En als Hij dan zegt: de ziekte is niet tot den dood en wanneer ik dan weet, dat Hij zich niet vergist, dan voel ik: het woord ‘dood’ is hier bedoeld als een raadselspreuk. Ik moet tasten, wat Jezus wil met Zijn woord ‘dood’. Wat is eigenlijk dood? Dat mijn pols stilstaat en mijn hart niet meer klopt? Of is dood wat anders? Kan men dood zijn, waar geen graf in de buurt is te bekennen en soms leven, waar een graf is?
Het tweede raadsel. De discipelen zeggen: ga naar hem toe, ze hebben U nodig. Zijt Gij een Herder, die de schapen tobben laat? Dan komt de duivel er tussen en zegt: Ja maar, als Ge gaat, is het gevaarlijk. Want ze zijn kwaad op Hem en het sanhedrin wil Hem uit den weg ruimen, misschien kan Hij beter wegblijven. Dan zeggen ze: Rabbi, wilt Ge heus dien kant uitgaan? Ja, zegt Jezus, in een dag zijn. twaalf uur en je moet ook twaalf uur werken en in het volle licht gaan staan om te werken die twaalf uur. En dat zegt Hij, die twee dagen wegbleef en hem sterven liet.
Dan komt het derde raadsel. Onze vriend Lazarus slaapt, maar Ik ga hem wakker maken, zegt Christus. Dan zeggen de mensen in dokterstaal: Laat hem slapen, dan wordt hij beter. Het woord ‘dood’ is hier een probleem geworden; het woord ‘slaap’ ook. Wat bedoelt Hij er mee? Kan men slapen terwijl men bezig is? Wat is dood-zijn? Wat is twaalf uur werken, als je stil zit?
Dan komt Thomas en zegt: Als Hij gaat, gaan wij mee om te sterven. Maar Jezus Christus, die het hoort, laat hem spreken en zegt: we zullen gaan, want de tijd is nabij en mijn Vader roept.
Dan komt het bericht: Hij is eindelijk in de buurt. Dan komt Martha en zegt: Heere, als Gij hier geweest waart, was mijn broeder niet gestorven. Een verwijt en tegelijkertijd een belijden van vreselijke onmacht. Als zij zegt; Heere, als Gij hier geweest | |||||
[pagina 164]
| |||||
waart, dan ware de dood niet gekomen, dan betekent dat: Heere, Gij zijt hier om ons van den dood te bevrijden. Van welken dood? Den lichamelijken dood? Martha, wat is eigenlijk dood-gaan? Als het betekent, dat onze pols stilstaat en ons hart niet meer klopt, nu is dan Jezus daarvoor gekomen? Als dàt Zijn ambt is om het hart des mensen te verhinderen stil te staan, is Hij een ongenoegzame Zaligmaker. Want van de grote kerk van Abrahams kinderen had Hij dan maar een paar leden gemaakt in dien zin. Als dàt Zijn ambt is, dan wordt het maar slecht bediend.
En wanneer het dood-zijn wat anders moet zijn, Martha, beproef Hem dan daarin. Martha, Ik ben geen kunstenmaker en Ik ben geen vriend, die een kerkje heb in de kerk. Ik ben Ambtsdrager Gods, Die den satan binden moet en hem zijn buit ontroven ga. Wat is zijn buit? Niet de pols, die slaat en het hart dat klopt of niet. Dood is vijandschap tegen den Heere. Dood is: voor eeuwig helse pijn, dood is: in de schuld liggen. En ‘slaap’ is: niet weten, wat doodgaan eigenlijk is. En als Ik Maria en Martha en Lazarus en allemaal van dien dood genees, heb Ik daarin Mijn doel. Martha, gelooft ge dat? Ik zeg u, als gij gelooft - niet kijkt of het graf open gaat - als gij gelooft, de belofte Gods aanvaardt van leven en dood, dan zult gij zien de glorie Gods. Dan zegt Martha: Ja Heere, ik geloot het best - ik ben een goed orthodoxe vrouw - dat Lazarus straks in den jongsten dag, weer leven gaat. Wij zijn goed in de leer. Dan zegt Martha, dat ze gelooft, dat het dus echt waar is. Het artikel van de opstanding der doden is een zaak van den laatsten dag. Dat kan de duivel ook geloven en die gelooft het ook met z'n verstand. Maar als Jezus zegt: de belofte geloven en dan Gods heerlijkheid zien, dan is dat nooit bedoeld voor later. Later komt de waarheid voor den dag; het dogma, dat de doden levend worden. Want ‘geloven’ is geen praten over het feit, dat een ander straks lichamelijk opstaan zal. Geloof is: zeggen: ik ben er bij betrokken, ik ben dood en ik ga leven. Martha, uw Heiland is geen wonderdoener, die er hier en daar een paar uitpikt, om hen van lichamelijk dood lichamelijk levend te maken. Dat is een teken, van wat anders. En dat andere is dit, dat de dood, dien de Bijbel noemt: eeuwige schuld, door het recht van Christus' genade wordt opgeheven. Dàt moet ge geloven, Martha. En als dan Martha met de vraag in het hart, wat ‘dood’ is en wàt ‘slapen’ is, naar huis komt en tot Maria zegt: Hij is er, kom | |||||
[pagina 165]
| |||||
eens gauw mee, dan gaat ook Maria, die wij zo graag tegenover Martha uitspelen; Martha, die in de keuken troont, Maria niet. Maar we horen Maria hetzelfde zeggen: Heere, als Gij hier geweest waart, was het niet gebeurd. Gij zoudt ons wel hebben beschermd in onzen angst en den dood hebben geweerd, maar Gij zijt te laat. Als ook Maria, die zoveel van Jezus gehoord had, hetzelfde zegt en ook een Jezus kent, die wonderen doet, dan zegt Jezus: Gij ook al? Hebt ge ook een Jezus, die wonderdoener is; iemand die wonderen doet, die men zien kan en registreren? Zijn dat vrienden van Mij, waartegen Ik gepreekt heb en die nog niet verstaan, wat ik een paar weken later zeggen ga: Zalig zijn zij, die niet hebben gezien en toch hebben geloofd!? Over een paar weken is Jezus dood geweest en weer levend geworden, want van dit uur af aan gaat Hij sterven. Lazarus' dood, lichamelijk gezien, is de eerste aanleiding tot Jezus' eigen dood. De Farizeën zeggen: Nu wordt het ernst, en Kajafas zegt vanaf dit uur, dat het beter is, dat Hij sterve dan dat het gehele volk verloren ga. Dit wonder van Lazarus uit den dood terugroepen, is de aanvang van Jezus' eigen sterven. En na dat sterven zegt Hij tot Thomas: Zalig is hij, die niet gezien en nochtans geloofd heeft. Martha, ge moet geloven, de belofte geloven, het Evangelie geloven. En als ook Maria zegt: Heere, als Gij hier geweest waart, ware het niet gebeurd, dan is ook Maria, één van Zijn beste leerlingen, blijkbaar niet in staat het woord te ontvangen, dat niet het zien op een geopend graf, maar het horen naar het verklarend Woord, verklaart wat ‘dood’ is en wat ‘slaap’ is en wat twaalf uur dag-zijn betekent.
En daarom schreit Jezus! Wij denken zo vaak: Hij schreit vanwege de vriendschap, Hij schreit van de weeromstuit. Ze schreien allemaal. Zou Hij van de weeromstuit schreien? Ik zeg: Neen! Er staat: Hij ontroerde zichzelf. Elk woord heeft het volle accent. Hij ontroerde, dat is één. En Hij deed het zelf, dat is twee. Als wij ontroerd worden, worden we ook zenuwachtig. Dan gaan we schreien allemaal, die tranen zijn echte tranen. Maar als u en ik ontroerd worden, worden we ontroerd. Dat doen we niet zelf. Als we het zelf zouden doen, zouden de mensen zeggen: wat een kunstenmaker, wat een toneelspeler. Jezus ontroert zichzelf; Hij is echt ontroerd, maar Hij houdt Zijn geest in bedwang. En als zodanig weent Hij. | |||||
[pagina 166]
| |||||
Hij is anders dan wij. Wij zijn ontroerd van de weeromstuit, het wordt ons aangedaan. Maar Hij heeft Zijn eigen geest ook in de verwarring, onverward in de hand. Als zo Jezus Christus zichzelf ontroert, strijdt Hij met ons mee. Hij is sympathiek, maar Hij kan Zijn sympathie met vrijen wil ontladen, met ambtelijke daad. Ik zeg bij die tranen hier, die Hij zelf verwekt heeft: Mijn Heere en mijn God. Niemand kan zichzelf ontroeren dan Hij alleen. En nu ik dàt weet, nu ben ik meteen toegekomen aan punt twee. | |||||
II.Als hier zo staat, dat Hij een ander is dan ik ben en nochtans mij gelijk in het schreien, dan zeg ik: Mijn Heere en mijn God zijt Gij, een totaal Andere; en mijn Heiland, mijn Middelaar, mijn Broeder, aan mij verwant, in alles mij gelijk, uitgenomen de zonde. Er staat echter ook nog wat anders. Wat ik zoëven zei blijft staan: Hij ontroert zichzelf. Maar er staat eerst dit: Hij werd zeer bewogen naar den geest. Eigenlijk staat er: Hij werd grimmig, Hij werd kwaad. Hij werd bijzonder boos, 't kookte van binnen van verontwaardiging. Hij is ontroerd in den geest. Het zijn geen tranen van de weeromstuit. Het zijn afweertranen. Hij weet, dat ze allemaal kijken. Zou Hij hem levend kunnen maken? Kan Hij kunsten uithalen? En geen mens vraagt: Heere, hebt Gij den dood voor mij verjaagd? Welken dood? Den dood, dien Gij bestrijden gaat vanwege mijn zonde. Het zijn allemaal kijklustigen en de naaste familie komt zeggen: Als ge maar weet, dat 't niet gebeurd was, als Gij hier geweest waart. Maar wanneer ze zeggen dat Zijn lichamelijke aanwezigheid een middel tegen het kwade is om den lichamelijken dood van het lijf te houden zolang het duurt, dan zeggen wij allemaal wanneer we nadenken: wat een armoedige Heiland. Als Zijn lichamelijke aanwezigheid 't doen moet, dan kan Hij dan hier dan daar eens wat doen, maar nooit allemaal tegelijk redden van den dood. En als het gaat om Lazarus van de koorts af te helpen en den dood een paar jaar uit te stellen, dan is Jezus een uitsteller van den dood in lichamelijken zin zolang het duurt, want hij komt immers toch terug? Een Heiland, die een dood verjaagt, die toch terug komt, is een dwaas. De Joden zeggen: Kijk, Hij is weggebleven; Zijn naaste vriend is gestorven. Als Hij gezegd heeft: wie gelooft zal Gods werken zien, dan weent Hij van kwaadheid, omdat Abrahams zaad zó reageert. Als Hij als Profeet komt om met Zijn striemen ons te genezen, zeggen zij: het kwaad kan Hem niet schelen. Alsof | |||||
[pagina 167]
| |||||
Hij geen striemen hebben moet om onzen rug te genezen en onze ziel! Het ware niet gebeurd, Heere. Ze hadden de theologie in hun zak. Jezus van Nazareth is een Trooster. Dat Hij komt om centraal aan het kruis in het lijden van den eeuwigen dood ze allemaal te bevrijden, wie denkt er aan hier? Dat is nu Abrahams zaad! De besten die er zijn. Het overblijfsel der verkiezing! De discipelen zeggen: als Hij gaat, is het toch een mislukking; Hij gaat om te sterven. De anderen zeggen: als Hij hier geweest was, was het nooit gebeurd. Dat is de desolate kerktoestand. De kerk schreit, omdat Jezus geen succesnummer is. Ze zien niet, dat Hij de Heiland is, die den dood tot in den wortel verslaat. En wanneer dat zo blijft, dat ze zeggen: dezen keer heeft Hij de kracht Gods gekregen om Lazarus uit het graf te halen, dan is dat nog van Lazarus' graf een wonderplaats maken. Dan zal het nog voor niets zijn. Want een wonder is een teken van wat anders. Hij heeft tot Martha gezegd: Wie in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven. Leven is mogelijk, al ga je den dood in. Leven is mogelijk, al ben je in het graf. Leven is: staan in de gunst Gods en dood is: staan in de ongunst Gods. Je kunt een gezonde kerel zijn en morsdood zijn, en in het graf liggen en leven. Ik heb gezegd, Martha: als gij gelooft, zult gij vandaag zien de glorie Gods. Zijn beste kinderen en leerlingen, Maria en Martha, die Zijn woorden ingedronken hebben, zeggen nog: Heere Jezus, wonderdoener, waarom bleeft Gij weg? Hij is kwaad, omdat een kerk zo steriel kan wezen. En Hij lijdt er onder; Hij schreit van lijden, Hij gaat nu al een beetje dood. Hij gaat nu sterven, want Hij staat voor een muur. Welke muur? De muur van verkiezing en verwerping. Hij kan Lazarus het graf uit halen; Hij heeft macht om de pols van Lazarus weer aan den gang te maken. Maar al heeft Hij macht daartoe, den muur van ongeloof moet God breken door den H. Geest en anders blijven ze dood in zonden en misdaden. Hij kan Lazarus beter maken en Hij kan ook doden, die geestelijk en eeuwig dood zijn, door Zijn Geest genezen van den dood en doen leven in eeuwigheid. Maar dat wonder is gebonden aan den Raad Gods. Het heeft God vroeger behaagd, Jesaja te sturen naar een kerk, die verhard was (Jes. 6). Ziende zagen ze niet, en horende verstonden ze niet. En nu Hij is aangewezen op het spreken in gelijkenissen, nu staat Hij voor een muur. Wie zal verkiezen, als God verwerpt, wie verwerpt, als God verkoren heeft? De steriele kerk zal binnen een paar weken zeggen: kruis Hem, kruis Hem. | |||||
[pagina 168]
| |||||
Hij zal Lazarus levend maken en zelf gaan sterven. Hij schreit. Gethsemané is aan den gang. Bij een wedstrijd zijn spelers en toeschouwers. De spelers spannen zich in tot het uiterste, de toeschouwers kijken toe. Nu, onze Heere Jezus Christus, wat is Hij eigenlijk hier, speler of toeschouwer? Je zou zeggen: toeschouwer, want Hij weet immers alles, Hij weet hoe het gaat. Nu kom ik helemaal in het raadsel te staan. Hij bleef twee dagen weg; Hij schouwde toe. Laat hem maar dood gaan, dat komt wel in orde. Hij gaat tenslotte op reis. Thomas zegt: Heere, dat gaat mis. Antwoord: Ik moet twaalf uur werken op een dag; Mijn ure is gekomen. Wanneer dan de Joden wenen en zeggen: wat jammer, dat Hij te laat komt, dan komt Hij bij het graf en weet wat Hij zelf zegt: Vader, het gaat allemaal goed. Ik wist, dat Gij mij altijd hoort, Vader, en ook nu ben Ik er van overtuigd. Het is al gebeurd, Vader. De schare moet weten, dat Ik met U in contact ben. Ik vraag geen antwoord. Dat gaat vast en zeker door, Vader. Nog nooit hebben wij een afspraak gemaakt, die niet uitkwam. En waar de Vader zegt: laat Lazarus doodgaan tot teken van die andere victorie over den anderen dood, daar moet Hij het Woord over het andere leven brengen aan de schare. De Joden zeggen: Hij is toeschouwer. Bij de Farizeën is spanning: als het niet lukt, is Hij weg. Jezus weet: dat kan Ik. Die man komt er uit en Mijn Vader zal Mij niet beschaamd maken. Het programma is afgewerkt, prompt op tijd en naar Zijn eigen vaste orde.
Ja maar, als wij een Heiland hebben, die een rol speelt, die onaandoenlijk Zijn programma afwerkt, punt voor punt, die een vriend laat doodgaan en er koud en onaandoenlijk onder blijft, dan missen wij zijn sympathie. Een priester moet met ons mee kunnen schreien. Ik moet voelen: die man is er ook kapot van, hij is vlak bij: de priester, de dominee, de ouderling, de vriend. En nu mijn Heiland, Hij staat rustig als toeschouwer, die weet: het gaat zo en zo en het komt allemaal uit, omdat Hij nooit twijfelt of het mislukken kan. Hij zegt: ziet toe, Gereformeerde Kerken, dat gij ook niet steriel wordt als Abrahams zaad hier was. Inderdaad, Hij is zo objectief en zozeer toeschouwer als de man die weet: het gaat zo en het komt uit. En toch, Hij is helemaal van den kook. Hij is grimmig om uw ongelovigheid; Hij is kwaad om uw dwaze probleemstelling van dood en leven en Hij schreit | |||||
[pagina 169]
| |||||
Zijn ogen nat. Hij is er helemaal gebroken van. Er staat in het Grieks: Hij schreit al maar door. Geen droge snik, zo even, gauw weer weg, neen Hij schreit almaar door, krampachtig, ze horen Hem snikken. Wat dacht ge, dat ge een toeschouwer had als Heiland? Hij is de enige man, die bij eiken patiënt radikaal meeleven kan, de Enige bij Wien toeschouwer èn speler volkomen harmonisch zijn. Want Hij werkt het programma af, vrij en onverveerd en tegelijk bewogen, sympathiek. In al uw benauwdheden was Hij benauwd. En nu ik dàt heb gehoord, heb ik den klank van Jesaja opgevangen. Nu kan ik geloven. Daarom, gemeente van Christus, laten we niet als de Joden zijn, die Hem grimmig maken en zeggen: och kunt Ge vandaag een wonder doen; als Gij hier geweest waart, was het niet gebeurd. Kunt ge een Heiland hebben, die den antichrist ons van het lijf houdt, in concentratiekampen ons niet laat gaan en zorgt, dat de Russen wegblijven? Ik zeg vandaag: wegblijven? Hij heeft Lazarus dood gemaakt, Hij laat hem sterven. En Hij laat de Russen komen of ik weet niet wie. Eén ding weet ik: als de dood straks komt in het concentratiekamp, dan heeft Hij ons laten sterven en Hij zegt tot ons: dat is nu tot des Vaders heerlijkheid. Wij zijn zo dwaas, dat we zeggen: het teken, het teken!
Als Mozes bij het brandende braambos staat en zijn staf een slang wordt en zijn hand melaats, gaat het om het teken niet, maar om wat anders. Het teken is nooit wat op zichzelf. Zo ook hier. Het gaat er niet om dat Lazarus uit de doden opstaat. Wie aan het graf van Lazarus staat en zegt: ik ga ook dood, heeft het niet begrepen. Jezus zegt: Als gij gelooft, zult gij vandaag Gods glorie zien. Geloven, niet dat de graven opengaan in den jongsten dag - dat ook wel -, maar dat gij nu dood zijt en dat gij gaat leven. Als gij gelooft, zult gij vandaag in de kerk zeggen: Heere, ik heb nù verstaan wat dood en slaap is. Dood-zijn is niet: in het graf gaan, en slapen is niet; je ogen dicht doen en lekker uitblazen. Maar dood en leven zijn vragen van schuld en van zaligmaking. Heere, maak mij levend door Uw Woord. In het licht wandelen betekent niet: in de zon lopen, maar waar Hij het licht is, betekent dat: in Hem wandelen. Als ik wederomgeboren ben, ben ik meer dan Lazarus. Als de schare, die rondom ons staat, dat zien kan, hebben wij het teken van Lazarus vervuld. Zij zien dan, dat de echte dood overwonnen is door het echte leven. | |||||
[pagina 170]
| |||||
Martha en Maria kwamen thuis. Ze hebben het kruis kunnen verdragen straks, en Hem gehouden aan dat woord: Wie in God gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven. En het wordt Pasen, mede door de kracht van hun geloof. Amen.
Gebed:
Laat ons allen leren wat dood is en wat slapen is en wat is wandelen in het licht der levenden. En als de raadselspreuken van Jezus bij het graf moeilijk zijn, leer ons, Heer, onze gedachten gevangen geven onder de gehoorzaamheid van Jezus Christus. Amen. |