Preken. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 308]
| |||||||
De boodschap die God aan Achaz laat brengen in oorlogstijd.Ga naar voetnoot1)Tekst: Jesaja 7:3 en 4a, ‘En de Heere zeide tot Jesaja: Ga nu uit, Achaz tegemoet, gij en uw zoon Schear-Jaschub, aan het einde van den watergang des oppersten vijvers, aan den hogen weg van het veld des vollers; en zeg tot hen: Wacht u, en zijt gerust, vrees niet, en uw hart words niet week vanwege die twee staarten dezer rokende vuurbranden’. Wij leven, broeders en zusters, sedert enkele maanden in oorlogstijd. Elken dag houdt de oorlog onze gedachten bezig. Wij hebben dien oorlog aan den lijve gevoeld en nog steeds houdt hij onze gedachten in beslag. Wij volgen met spanning den afloop der gebeurtenissen, en het oorlogsnieuws wordt verwacht met verlangen en beving. Het is good dat wij onze oren spitsen naar het goede nieuws, dat is: naar het ware nieuws. De kerk van Christus kan niet geloven en tegelijk zich onttrekken aan de werkelijkheid, die God gemaakt heeft. Hoe kan ik Christus zien, anders dan in Zijn bestuur der feiten? Maar zal ik Christus zien in de feiten van de geschiedenis van elken dag, ook in de gebeurtenissen van dezen oorlog, dan moet mijn oog gescherpt zijn voor een anderen strijd, die nooit in dozen oorlog op kan gaan, en er toch ook niet buiten staat. De volkerenstrijd is verleden jaar voor Europa begonnen; en 10 Mei voor ons. Dat is nog maar kort geleden. Die andere oorlog, dien we eerst moeten zien, ving lang tevoren aan en zal ook nog lang duren, lang nadat de vrede van den tegenwoordigen krijg is gesloten. Dat is de strijd, dien de kinderen van de Zondagsschool kennen in een enkelen tekst. Dat is de strijd die in de Adventsweken gepredikt wordt; de strijd van vrouwenzaad en slangenzaad. Hier is de scheidslijn: wie gelooft staat tegenover wie niet gelooft. | |||||||
[pagina 309]
| |||||||
Die strijd heeft zijn eigen grenzen en zijn eigen frontvorming. Die strijd heeft andere fronten getrokken dan welke oorlog ook: hij heeft zijn eigen wegen. Geen mens is in staat waar to lezen, of hij moet zijn ogen open hebben voor dien strijd. Jesaja sprak ook van dien strijd. Niet als zeggende: Och, die is voor den Zondag; maar Jesaja gaat naar den koning en zegt overal ronduit, dat de HEERE een anderen strijd strijdt. Zulk een indringen van Jesaja in den kring van hen die bezig zijn de oorlogen van de kraut te voeren, wordt bier getekend. Jesaja komt zeggen wat God wil in oorlogstijd. Wij spreken over: De boodschap die God Achaz laat brengen in oorlogstijd.en wij zien:
| |||||||
I.De tijd van Jesaja's boodschap. Ge moet nu Diet zeggen, dat die vraag er niet op aankomt. Als God spreekt, is niet alleen de boodschap van betekenis, maar ook de tijd waarop die boodschap gebracht wordt. Als de mensen een brief schrijven komt het er op aan, welke datum er boven staat. Zo ook met God en de kerk. De mensen spreken te vroeg of to laat, zij spreken maar hoogst zelden een woord op zijn pas. Eon woord op zijn pas is in de wereld erg moeilijk. Daarom moot de kerk vragen: wanneer sprak God? Ook nu nog. Daarop geeft onze tekst een antwoord. De tijd wordt in onzen tekst aangeduid. Want de profeet moet den koning ontmoeten, als hij is aan het einde van den, watergang des oppersten vijvers, aan den hogen weg van het veld des volleys. Als de koning daar is, moet Jesaja zeggen: Ik heb 's HEEREN Woord aan u, o koning. Jesaja geeft ons de tijdsaanduiding in den vorm van een plaatsaanduiding. Ik weet niet precies welk jaar of welken dag of welk uur, dit is niet precies te noemen; en toch weten we nauwkeurig wanneer de profeet den koning de boodschap moot brengen. De plaatsaanduiding is onzeker en onduidelijk als men met een plattegrond zou willen werken. Als ge zoudt zeggen: Waar was | |||||||
[pagina 310]
| |||||||
het, dan zou ik moeten zeggen: Ik weet het niet. De ene geleerde zegt: In het Oosten, en de andere zegt: in het Westen van de stad. Dat kan niemand nauwkeurig zeggen. Ik heb geen kalender of kaart bij de hand, en al zou ik die hebben, dan zou ik er niets mee opschieten. Alleen als gij den Bijbel openlegt, kan ik de plaats aanwijzen. Er is in den Bijbel nog op twee andere plaatsen sprake van deze plaats. Daaruit blijkt dat het een punt van militair belang was. Wat nu een punt van militair belang is, weet ge. Als spoorwegen elkaar kruisen, is daar een punt van militair belang. Als er een spoorbrug is of opslagplaatsen van graan of boter of iets anders, dan zijn daar punten van militair belang. In Jeruzalem was dit nu een punt van militair belang. En waarom? Omdat daar water was, en omdat vandaar de watervoorziening van Jeruzalem geregeld werd. Er is in onzen tekst tweemaal van water sprake. Er is sprake van het kanaal van den bovenvijver, en er is sprake van een bleker. En waar een bleker is, daar moet water zijn, dat weet iedereen. Daar kon je vrij de was doen. Dit nu was een punt van militair belang. Het was een punt vanwaar Jeruzalem van water werd voorzien. In Jeruzalem zelf was heel weinig water. Als de toe, standen nu gewoon waren, ging alles best. Maar in oorlogstijd niet. Als de vijanden dat punt de baas werden, konden ze er rustig bij gaan zitten en de stad door het onthouden van water dwingen zich over te geven. Zonder beleg kon de stad gedwongen worden zich over te geven. Als het oorlog is komen de legers daar. Ook vandaag. Binnen een paar weken kan hier de vijand komen. Achaz zorgt op tijd voor de punten waar het om gaat. Hij gaat inspecteren. En als de koning in dienst is van het leger en de maatregelen neemt tegen het oorlogsgevaar, dan moet Jesaja zeggen: De HEERE heeft een boodschap aan u, o koning. Het yolk des Verbonds is aan u toevertrouwd. Gij moet eerst weten wat de Heere van u vraagt. Wat was dat dan voor een oorlog? Oorlog dreigde van twee buren aan den noorderkant: het tien-stammenrijk en het rijk van Syrië. Twee rijken: tien-stammenrijk en Syrië; twee hoofdsteden: Samaria en Damascus; twee koningen: Pekah en Rezin. Waarom waren die twee zo gram op het twee-stammenrijk? Waarom zo grote toorn tegen het rijk en de stad van David? Omdat Juda onder Jesaja's leiding niet wilde meedoen met een bond tegen Assyrië. Assyrië had een koning die voor niets week, Die was stuk voor | |||||||
[pagina 311]
| |||||||
stuk landen gaan veroveren. Een Lange lijst van steden kon hij aantonen: die viel voor mij, die gaf zich over, die en die......enz. Voor mijn macht bestaat geen tegenkracht. Toen dat grote rijk die lijst liet aanwassen, kwam er een pogng tot verzet. Er kwam een bond van kleine staten die samen zich alliëerden tegen Assyrië. Geweld tegen geweld. Zo zou men den strijd winnen. Zij probeerden meer staten aan hun kant te krijgen. De vraag kwam ook tot Juda. En toen begon voor Achaz de moeilijkheid. Ofschoon hij de belofte had, was hij twijfelmoedig. Telkens weer ging hij inspecteren en berekenen. Hij vroeg niet wat de belofte waard was. Zijn ministers zeggen: doe in Gods naam mee, doe mee tegen Assyrië en wees pro-gealliëerd. Maar Jesaja zei: Niet doen. Zijt gij soms een verrader, Jesaja? Een verrader van het yolk? Neen, zei Jesaja, dat ben ik niet. Ik ga niet zeggen: neem die wapens weg. Een wettigen strijd ga ik niet verbieden. Maar één ding zeg ik: zijt gij een herder uit het huis van David? Is hier alleen maar een staat of is hier in den staat ook nog de kerk? Wat is dat yolk hier? Dat is niet een troep soldaten, maar dit yolk is hier allereerst de kerk. De Messias zal hieruit geboren worden. En als dit yolk zijn Messias aanklampt, dan zal er stilheid en vertrouwen zijn. Het is niet zo: Ik de kerk, gij de wapenen, maar het is zo: naar de gebedskamer gaan, is dat men den strijd gaat voeren. De gebedskamer is tegelijk de, kruitkamer. Als men niet in het geloof den strijd gaat voeren, dan baat het niet alleen niet, maar het schaadt ook. Men kan den duivel nu eenmaal niet uitbannen door Beëlzebub, den overste der duivelen. Het tienstammenrijk en Syrië gaan samen Assyrië bestrijden. Als de ontrouwe kerk van het tien-stammenrijk op een heiden steunt om een heiden te bestrijden, doet zij dat op ongelovige wijze. Dan hangt het aan de wapenen wie het wint. Het tien-stammenrijk is ook kerkvolk. Dat mag ook niet meedoen. Als het gaat steunen op heidenen dan gaat het ten gronde. Jesaja zegt: Er is een andere strijd, die niet over dezen oorlog heen loopt, die er niet naast staat, maar een oorlog die zich voltrekt ook in dezen strijd. Die oorlog zegt: de kerk mag nooit met een stuk van de wereld meegaan om een ander stuk te bestrijden. Ik kan de kerk en de wereld niet in stukken knippen. Ofschoon men voor een tijd misschien de twee fronten aan elkaar kan koppelen, ofschoon voor een tijd elk front mensen heeft die den Heere dienen of niet dienen, toch zal het zo zijn, dat eens de twee fronten onvermengd | |||||||
[pagina 312]
| |||||||
tegenover elkaar staan. Daarom is het niet de vraag: hebt ge wapenen en macht, want de kerk zal eens vast en zeker ontwapend worden. Als straks Christus komt, dan zijn alle emblemen weg, dan is er niets meer over dan een afgehouwen tronk. Toch zal uit dien afgehouwen tronk een rijsje opschieten, en dat zal de ware koning zijn. En daarom, als ge dit niet voorop plaatst, dan kunt ge vechten wat ge wilt, dan helpt het niet, maar wat meer zegt: dan strijdt ge tegen uw eigen Messias in, en gaat ge ten verderve. Zo meet Jesaja den koning zoeken daar, waar het middel van het militaire geweld gezocht wordt. Dat is lang geleden gebeurd. En daarom pa ik die zaak niet overbrengen. Al zijn wij misschien in staat, tien, twintig punten van overeenikomst te vinden, we vinden er minstens evenveel van verschil. Ofschoon die plek zeer vet weg is, toch hebt gij, kerk van Kampen, er mede te maken, met wat hier gebeurt. Gij hebt at mee te maken. Want wie marcheert hier voorbij? Achaz; misschien morgen de Syriër. Doch er komt nog iemand voorbij. Dat is Jezus Christus, want Achaz heeft Christus in de lendenen. Als Jesaja hier tegenover Achaz staat, dan stat hij tegenover Jezus Christus. De Geest heeft het van tevoren betuigd. Profeet en generaal staan hier tegenover elkaar. Jesaja, de profeet die het Woord des Heeren brengt en Zijn plaats bereidt in het blekersveld en in de kribbe, en Achaz, wiens vlees door het on,geloof niet in staat is de heilige lijn door te trekken, tenzij door de besnijdenis van zijn geest. Nu is het spannend. Daar staat Jezus Christus Zijn eigen plaats te bereiden. Hij bereidt zijn eigen plaats door middel van het Woord. Nu, uw soldaten van den GrebbebergGa naar voetnoot2), en van Rotterdam, hebben alien to maken met dit plekje grond. Jezus Christus kwam daar langs en zei; Ik meet daar voorbij, langs Bethlehem naar Kampen, naar BrunnepeGa naar voetnoot3). Vergeefs bouwen de bouwers, als Ik niet kom langs mijn eigen wegen. Alzo behaagt het God in Christus, geloof te brengen in de stervende soldaten. Nu heb ik Jesaja en Achaz niet gezien, maar ik ken Hem in Wien ik geloofd heb. Het gaat om Hem. Zo komt de dag des Heeren. Dit is vandaag het nieuws. Christus komt tot Zijn eerste komst èn tot Zijn tweede komst. Als de kinderen van Zijn kerk uitgaan om Zijn wil te doen, daar | |||||||
[pagina 313]
| |||||||
waar de middelen tebaat genomen warden, dan zegt Hi): de oorlog is des Heeren. Door alle fronten heen loopt het front van gelovigen en ongelovigen. Ge kunt nergens iets van begrijpen, tenzij ge Christus ziet korner op de wolken des hemels en aan alle plaatsen van Zijn heerschappij. Gelooft ge dat? Dat is het a-b-c van de kerk. Wie dat heeft gezien vraagt niet: hoe was het teen en teen met den oorlog, want het was er hopeloos. Er was een aanslag op den troon van David. Men wilde Davids huis afdammen. Maar dan strijdt Jezus Christus door Jesaja veer Achaz, opdat gij uw Herder en Profeet en Priester en Koning zoudt krijgen. | |||||||
II.En als de plaats bekend is, dan kan ik ook de manier van die boodschap verstaan. Als wij bij de koningin audiëntie zouden vragen, zou dat niet zo erg gemakkelijk gaan. Nu is daar Jesaja en hij meet naar den koning toe. Hij komt daar zo maar aan, buiten het paleis, en dat terwijl de koning in dienst is. Bovendien moet hij zijn jongetje meenemen. Dat lijkt oneerbiedig. Maar de Heere zegt het. Waarom moet die jongen mee? Omdat de profeten des Heeren op twee manieren werken. Soms alleen met nuchter proza, zoals de eigenlijke boodschap, soms komt een zinnebeeldig gebaar daarbij. Ezechiël lag dagenlang op zijn rug, alleen om de achteloosheid van het yolk aan te duiden. Zo moat Achaz Jesaja zien komen met Schear-Jasjub. De naam zegt waar het op aankomt. De jongen hao dien naam niet gekregen naar oom of tante of opa of opoe, maar om des Heeren woorden te zeggen. Jesaja had twee zonen.De een heette Maher-Schalal, Chaz-Baz. De andere heette Schear Jasjub. Daze namen zijn moeilijk te verklaren. Schear betekent: overblijfsel. Als er van tien soldaten vijf terugkomen, dan zijn die vijf het overblijfsel. Als ik van tien pond boter er één overhoud, dan is dat ene pond het overblijfsel. Jasjub betekent letterlijk: keert terug. Ik kan vertalen: een rest keert terug. Er wordt straks oorlog gemaakt, maar at komen nog mannen terug. Zo is de vertaling goad. Ik kan echter ook nog anders vertalen. Als ik van Kampen naar Zwolle loop, dan kan ik dat doen langs den goad en weg en langs den verkeerden. Ik kan lopen op het pad der zonde. Korn ik dan terug, dan is terugkeren gelijk aan bekeren. Wie alleen maar denkt aan den oorlog die in de krant komt, zegt: prachtig, een overblijfsel | |||||||
[pagina 314]
| |||||||
komt terug. Wie dien anderen strijd kent zegt: een kerk die in verval is, een koning die twijfelde - hier valt er een af, daar valt er een het tien-stammenrijk bij - het is niets. Maar God zegt: Ik ben er óók nog: Vrees niet; zie het maar: Schear-Jasjub, het overblijfsel bekeert zich. De kerk gaat nooit helemaal onder. Ofschoon er verbondskinderen zeggen: ik doe het niet, toch blijft de kerk, Als de een valt, bekeert zich de ander. De één worth gestaald in het geloof, de ander verhardt zich. Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe, en die vuil is, dat hij nog vuil worde, en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde, en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde. Dan is die kerk niet als een kerk in de kerk, maar als Achaz zich bekeren gaat en zijn hart laat besnijden en des Heeren Woord erkent, dan zal die kerk door tucht de bondsgrenzen elken dag herzien, dan zullen de grenzen der kerk worden de grenzen der verkiezing. Dat overblijfsel is maar niet een armzalig getal vluchtelingen, maar het is de mensheid Gods. Als ik zwak ben, dan ben ik machtig: dat geldt ook voor de kerk. Jesaja predikt hier evenals in 4:3 niets anders dan dit: een overblijfsel is ten leven opgeschreven. Er zijn er, die (mag ik het zo eens zeggen) op den Grebbeberg er nog net hun ‘hachje’ niet bij ingeschoten hebben, die ‘wederkeerden’, maar die toch voor eeuwig verdoemd zijn. Doch er zijn er ook, die gevallen zijn, en nu juichen voor Gods troon. Toen Jesaja het visioen van zijn roepirig kreeg, vroeg hij: wat moet ik preken? De kerk wordt dikhuidig, de massa valt af. Maar de eik brengt nog leven door een scheutje. Zo is er een overblijfsel, en dat bekeert zich. Dat overblijfsel is Gods gesloten getal; dat is de kerk; dat is de mensheid Gods, van eeuwigheid verkoren. Zij heeft garanties van den levenclen God. Daarom moet die knaap mee naar Achaz. Als die koning alleen generaal is en geen herder, zal hij zeggen: prachtig, het komt best in orde; de kroon en verdere attributen blijven nog wel: een overblijfsel keen weer - en hij zal onbekeerd doorgaan. Maar als Achaz zijn hart laat besnijden, zegt hij: ik kan verslagen terugkomen, Davids huis kan ontbladerd worden, het volk kan in ballingschap gaan, het kan allemaal en het komt eenmaal zeker: maar als ik mij bekeer, dan komt alles goed, dan wordt het toch Kerstfeest. Kom, Heere Jezus, besnijd mijn hart, dan wordt alles goed. Als | |||||||
[pagina 315]
| |||||||
hij het zó vertaalt, is hij behouden. Er zijn er, die door de vuurlinie heenkomen en die verloren gaan. Er zijn er, die sterven en behouden worden. De eindcrisis heeft nog niet uitgeschift. | |||||||
III.Nu kunnen we ook verstaan den inhoud van die boodschap: ‘Wacht u en wees gerust!’ Dat betekent niet: zorg voor dat kanaaltje, of: berg je hachje, maar het betekent: denk er aan, God ziet streng toe. Als het niet langs Gods weg gaat, is alles verloren. Blijf in des Heeren lijn! Hij zegt ook: ‘wees gerust’". Hier is een bevel van geloof en bekering. Deze twee moeten samengaan. Het gaat streng toe. Geloof is niet een zaak, die je kunt hebben of laten liggen. Men kan niet volstaan met te zeggen: wees gerust, de beloften zijn klaar. Wie alleen maar één van de twee hoort, die heeft verkeerd verstaan. Die maakt een nieuwe wet, en dat mag hij niet doen, òf het evangelie is voor een kerkje in de kerk. Maar wie het samenvat in één boodschap, het scherpe mes van het tweesnijdend scherpe zwaard, die gaat naar huis met een hart vol evangelie. Dan mag komen wat wil, elk front is het voorlaatste. Het front van dien enen strijd is maar tijdelijk en wisselend; maar het front van dien anderen strijd is het eerste én het laatste. Wie dit aanvaardt met al zijn consequenties, die vindt zijn Heere bij zich. Hij legt den Bijbel naast de krant en de profetie naast het gemengde nieuws, en zal zalig zijn in dezen zijn Heere. Hij zal langs dezen weg zijn ziel bezitten in lijdzaamheid. De jongen van Jesaja is al lang gestorven. Hij is niet blijvend. Maar...het Woord gaat mee; en het teken aan alle knapen die geloven, het teken van den Doop en het Avondmaal is er nu. En dat is een beter teken - het is de voile boodschap. Amen. |
|