Preken. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 294]
| |||||||
De prediking van Christus aan de geesten in de gevangenis.Ga naar voetnoot1)Tekst: I Petrus 3:19, 20a. ‘In Denwelken Hij ook, henengegaan zijnde, den geesten, die in de gevangenis zijn, gepredikt heeft; Wij zouden haast vergeten gaan vandaag dat wij zijn in den tijd tussen Pasen en Hemelvaart. Hetgeen van de week in de wereld, in Europa gebeurd is, heeft onze gedachten zo in beslag genomen en z verrast en misschien z bang gemaakt, dat wij haast geneigd zijn, vandaag met de krant in het hoofd te zitten en niet met het evangelie in het hart. Dat mag begrijpelijk zijn, maar het is niet goed. Want wie vandaag alleen zou zien op de instrumenten van dood en verderf en dan ook nog eens near aanleiding daar van God zou willen zien, heeft alles verkeerd aangelegd. Ik moet niet God zien naar aanleiding van den nood der tijden, maar den nood der tijden moet ik zien in het licht van God Zell. Die orde is de enige die goed is, die altijd ons leven ordelijk houdt en die, wat ook gebeurt, ons het vaste punt in handen geeft, van waaruit wij de aarde kunnen bewegen in het gebed. Ik wil daarom vandaag niet den oorlog en de narigheid vergeten, maar op hun pleats laten, als ik den Zondag op z'n pleats, z'n eigen plaats, laat staan. Het kerkelijk jaar, dat gaat ook nu vandaag voort van Pasen naar Hemelvaart en Pinksteren. En ook nu hebben wij die orde vast to houden en ons door het Woord Gods to laten zeggen, hoe 't staat niet Christus Jezus onzen Heere, Die verhoogd is aan 's Vaders rechterhand op den dag van Hemelvaart, Die dearin de Paasvrucht, geplukt op den eersten Zondag van het Nieuwe Testament, in den hemel ingedragen heeft en Die nu komt ten gerichte | |||||||
[pagina 295]
| |||||||
over de hele wereld, ook over de geesten, die in de gevangenis zijn. Laten we vandaag tot onzen troost verstaan mogen: De prediking van Christus aan de geesten in de gevangenis. We zien drie dingen:
Ps. 47; 1 en 3. | |||||||
I.In de eerste pleats willen we spreken over den tijd, waarin Christus heeft gepredikt aan de geesten in de gevangenis. Die tijd wordt aangeduid door m'n eerste tekstwoorden: ‘In Denwelken Hij ook, henengegaan zijnde,......’.Dat heengaan van Christus, dat hier bedoeld wordt, was de tijd, het ogenblik, waarin Hij predikte aan de geesten in de gevangenis. Daarom is de vraag natuurlijk onmiddellijk, wat dat heengaan dan zelf is. Wat voor heengaan is hier bedoeld? Deze vraag heeft reeds in den loop der eeuwen heel wat denkers bezig gehouden en ook wel de meningen verdeeld. En met name de opvatting is vaak verdedigd, dat hier bedoeld zou zijn het heengaan van Christus Jezus naar de hel. Men heeft gedacht dat hier sprake was van Christus' hellevaart of nederdaling ter belle. En men dacht dat de Heiland, toen Hij aan het kruis gestorven was, niet near den hemel gegaan is, zoals wij allemaal geloven, maar is gegaan naar de hel of naar een voorportaal van de hel, wear dan zouden opgesloten zijn geweest de vaderen, die geloofden onder het Oude Verbond; of ook near de hel zelf, waar de duivelen zijn. En dan denkt men vaak, dat Christus bedoeld heeft, hetzij de gelovigen van het Oude Verbond uit het voorportaal van de hel wag te halen, of den duivelen in de hel zelf bekend te maken, dat Hij den strijd aan het kruis gewonnen had, den vrede voor Zijn volk had gekocht en nu recht had op het, eeuwige leven, ook voor Zijn yolk. Maar deze gedachte verwerpen wij ten enenmale. Als hier van heengaan sprake is, is het geen heengaan van Christus naar de hel. Want in de eerste pleats: de Bijbel zegt ons nergens, dat de gelovigen van den ouden day in een voorportaal van de hel zouden zijn opgesloten geweest. Al hebben Abraham, Jesaja en elle heiligen van het Oude Verbond nog niet ten volle | |||||||
[pagina 296]
| |||||||
alles gezien, al zagen ze maar schaduwbeelden en typen en offeranden, ze hebben toch in den Messias geloofd en Gods Woord geloofd. Door den Heiligen Geest waren ze we.dergeboren en toen ze stierven in Christus door het geloof in God, zijn ze niet opgespaard in een voorportaal van de hel, alsof nog niet betaald was; want, ofschoon de betaling nog moest volgen, God heeft reeds de, vrucht van Christus' dood bij voorbaat hun toegerekend. Christus' offer heeft reeds gevolg voor het gebracht werd en alle gelovigen, de ontelbare schare van het Oude Verbond, zijn den hemel ingegaan. Ook voor hen reeds was het sterven geen voorportaal van de hel en ook geen plaats van voorlopige uitsluiting uit den hemel, maar een doortocht naar het eeuwige leven. En wat de duivelen betreft, om naar hen toe te gaan was volmaakt overbodig. Dat Christus gewonnen had, dat mist satan zelf reeds; den kop had Christus hem reeds vermorzeld. Daarom is hier geen sprake van nederdaling ter helle, die trouwens in onze kerken ook anders wordt verstaan dan in dezen zin. Wat voor opvaart, wat voor heengaan was het dan? We keren het om en zeggen: het was een heengaan, niet naar de hel, maar naar den hemel! Geen hellevaart, maar de Hemelvaart is hier bedoeld. En het heengaan van Christus in onzen tekst is het gaan in Paasglorie van den Olijfberg af, toen een wolk Hem wegnam. De Hemelvaart-zelf was het ogenblik van de prediking van Christus aan de geesten in de gevangenis. Dat de Hemelvaart bedoeld is, blijkt duidelijk uit het verband van den tekst. Ge moet maar eens nagaan, wat Petrus hier eigenlijk zegt aan de verdrukte broeders en zusters. Zij werden toen vaak uitgescholden en veracht en bespot. En nu zegt Petrus: denkt er aan, als er wat tegen u is, moet ge hieraan denken dat ge nooit aanleiding gee ft tot rechtvaardige critiek; want wanneer ze met goede reden kunnen zeggen: die christenen deugen ook niet, dan moet ge u schamen, want dan zijt gij oorzaak dat Christus' naam wordt gelasterd. Maar wanneer ge weldoet, de wet eerbiedigt en den Heere vreest en ge wordt daarom belasterd en vervolgd, dan zijt ge zalig. Ge moet nooit trachten den huik naar den wind te hangen om vrede te houden. Want Petrus zegt: als ge zo lijdt, weldoende, orndat de wereld uw handel en wandel in Christus niet verdragen kan en die lastert, dan is de Heere met u en dan is de vernedering de weg naar de hoogte toe, want dan komt uit den dieptegang toch de opgang tot God en de verhoging aan 's Heeren eigen rechterhand. Dan is deweg | |||||||
[pagina 297]
| |||||||
naar beneden meteen de opgang naar boven. En als Petrus dat gezegd heeft, dan wordt dat toegelicht door Christus Jezus. Bij Hem inzonderheid en in de allereerste plaats was immers ook de weg naar beneden de weg naar boven. De staat van vernedering en daarna de staat van verhoging. Christus Zelf heeft altijd de wet gehandhaafd, altijd weldoende. Hij was de weldoener, Die naar de wet leefde, altijd weer naar de wet deed. Hij is vervolgd, gedood. Maar Hij is ook verhoogd op Pasen, in den hemel gezet vol eer, door de engelen begroet, door den hemel erkend, en tot Rechter gemaakt over de ganse aarde. Hij komt, Hij komt om d'aard te richten! En als nu Christus Jezus vernederd is, maar op grond van Zijn wetsgehoorzaamheid toch verhoogd is bij God, dan moeten de Zijnen ook niet zeggen: Ik word vernederd in de wereld en daarom moeten wij den koers veranderen. Neen, als ge u vernederd voelt, zijt ge zalig en zult ge straks verhoogd worden. En wanneer ge nog twijfelen moogt, wil ik wijzen op den tekst zelf. Vlak bij, in vers 18 staat: Christus is gedood in het vlees - Goeden Vrijdag; daarna levend gemaakt door den Geest - Pasen. En dan volgt in den tekst: In Denwelken Hij ook, heengegaan zijnde,......’.Goede Vrijdag eerst, Pasen daarna. Nu komt vanzelf Hemelvaart. Want Goede Vrijdag was het doden van Christus naar het vlees, niet naar de ziel; de ziel ging naar God en is dadelijk aangenomen: ‘Vader in Uw handen beveel Ik Mijn geest’. En God nam Zijn geest aan op Goeden Vrijdag, maar Zijn vlees hing aan het kruis. En toen zij in Zijn zijde staken was de dood in dat vlees. Het vlees kon men begraven, de rest niet. Toen Hij was gedood naar het vlees, werd Hij levend gemaakt op Pasen door den Geest. Want gelijk de Geest Gods over de aarde zweefde in het begin van de wereldschepping en naar den raad Gods ten leven wekte en broedde over de dode stof om het leven er uit te halen, zo kwam ook de Geest in de ure der herschepping en maakte Jezus' dode lijf levend, Hij mocht leven door recht en moet ook leven. En nu, de Geest Gods, Die alles levend maakt, voer in Christus' lichaam in, wekte het op, want door dien Geest had Hij Zich eerst onstraffelijk Gode opgeofferd en naar het recht van denzelfden Geest, uit kracht van denzelfden Geest, wordt Hij opgewekt op Pasen. Dan verrijst de Heere, als mens die geestelijk is, dat betekent: aan wien alles voortaan onderworpen is uit de kracht van den Heiligen Geest, maar die ook door dien Geest werken zal en door dien Geest over alles zal triumferen. | |||||||
[pagina 298]
| |||||||
En Hij, is ook in dien Geest heengegaan naar den hemel. Want d⃡⃡r is na Pasen de glorie van Christus. Daarom is op Pasen gevolgd de Hemelvaart, hetgeen een heengaan was in den Geest. De volle gemeenschap van Christus als Middelaar met den Heiligen Geest is beleefd in de Hemelvaart. Hij was z met den Geest vervuld, dat de Geest door alles uitblonk. De Geest konit na Hem op Pinksteren, en Hij neemt alles uit Christus naar Zijn belofte. De Geest sluit Zich aan bij Christus werk, want de vrucht van Goeden Vrijdag en Pasen zal de Geest op Pinksteren werken. En de Geest Gods, met Wien de Zoon als Zoon Gods reeds van eeuwigheid volmaakt ⃨⃨n was, is ook z met den mens Christus ⃨⃨n geworden op grond van Zijn volkomen gerechtigheid, dat Hij in den Geest, in volkomen gemeenschap dus, opvaart ten hemel. Dat moest op Pasen volgen; dat kon niet uitblijven, want de Geest Gods zet alles op z'n plaats, handhaa ft de orde, geeft ieder het zijne, brengt alles in vervulling. En daarom, de H. Geest Die alles rijp maakt en naar het einddoel dringt, heeft ook den mens Christus, uit het graf verhoogd zijnde, op Zijn plaats in den hemel gezet en zal van daaruit ook alles dringen, opdat Christus en Zijn volk komen naar het eind der dagen, als de druiven rijp gestoofd zijn door, den Geest, als de tijd voleind is door denzelfden Geest, Die alle dingen hun plaats geeft onder de zon. En daarom is de Hemelvaart een prediking. Dat heengaan ten hemel zelf als felt is reeds een prediking. Want, gemeente, ge zult me misschien willen tegenwerpen: hoe kan dat nu? Toen Christus ten heinel voer, speak Hij de kerk wel aan en de jongeren speak Hij aan, maar waar lezen we van een prediking aan de geesten, en dat nog wel in de gevangenis? Volkomen juist. Maar op twee manieren kan men prediken: met woorden, maar ook met de daad. Als iemand verontwaardigd is, kan hij twee dingen doen: hij kan zeggen, dat hij op dien en dien grond toornig is, dat is een prediking met woorden: hij kan ook z'n mond houden en de zaal verlaten, dat is een prediking met de daad. Het laatste is hier bedoeld. Niet met zoveel woorden, maar door de daad-zelf van de Hemelvaart heeft Christus gepredikt aan de geesten in de gevangenis. Dat feit zelf van de Hemelvaart zette de bazuin aan den mond en was proclamatie van Christus' eigen heerlijkheid. Ik zei ‘proclamatie’ en dat deed ik met opzet z, want in het Grieks is een woord gebruikt in onzen tekst, dat aan heraut herinnert. Een heraut is iemand, die niet maar een eigen boodschap overbrengt, maar die door den koning of zoiets aangesteld is om duiclelijk op de straten | |||||||
[pagina 299]
| |||||||
der stad des Konings Heerlijkheid af te kondigen door een proclamatie. Die man houdt niet bij een boerderij halt en gaat niet het huis in, om te zeggen: ik heb een boodschap van den koning. Een aanspreker doet dat. Die belt overal aan en zegt: de familie maakt bekend......Maar een heraut gaat niet steeg in steeg uit, huis in huis uit om te zeggen: bier is een boodschap, maar hij blaast de bazuin, de klok wordt geluid, want de koning komt door zijn gezant. En het volk is samengestroomd mu door het enkele feit reeds van dien roan, die daar staat en de proclamatie doet, te beseffen: de koning is in zijn vertegenwoordiger bier. En die ⃨ne boodschap, die ⃨ne kreet, kan zijn een oproep; ⃨⃨n enkel woord, een feit van gezag, is vaak voor den heraut genoeg om te zijn een felt, dat boodschap doet. En zo is het ook hier. Toen Jezus Christus ten hemel voer, heeft Hij niet huis aan huis Zichzelf aangekondigd en gezegd aan de mensen beneden en de engelen boven: Ik ben Christus en Ik heb dat en dat gedaan. Maar als Jezus naar den hemel vaart, is dat een duidelijk feit, dat de ganse wereld aangant. Ook het kruis was geen achteraf-gebeurtenis, geen donker spel in een klein hoekje van de wereld, maar het kruis is ook verhoging, een duidelijke rechtsdaad, die de hele wereld aanging. Hij is verhoogd aan het kruis, en gelijk het kruis een duidelijke demonstratie was; gelijk de koperen slang verhoogd is. een slang voor het hele yolk, voor allemaal zichtbaar, terwijl de slang niet huis aan huis weed rood gedragen; zo is het ook met de Hemelvaart. Het is geen mededeling huis aan huis, maar kruis en Hemelvaart staan in het centrum van de wereld, staan op het plein van de helm wereld en in het hart der tijden. In het hart der ruimte, daar wordt Christus Jezus publiek als Middelaar verhoogd en getrokken tot God en Zijn troon. En daarom was de daad, het felt zelf een prediking, een klaroengeschal, het blazen van de bazuin, het verschijnen van Gods heraut met al de tekenen van Gods waardigheid, met al de emblemen van het recht Gods. Het was z6 een prediking, dat de aarde het hoorde, dat de hemel het zag en de gordijnen wegschoof, opdat de Koning der ere in zou rijden. En dat oak de hel er van gebeefd heeft. De hele wereld trilt en kraakt in haar voegen als Christus ten hemel vaart en het recht van den Vader bezegelt in en aan zichzelf. En toen daarom de Hemelvaart geschiedde, heeft ook de hel er weet van gehad. Want de helse machten zelf waren neergeworpen in de duisternis op Goeden Vrijdag, En toen Christus ten hemel voer werd | |||||||
[pagina 300]
| |||||||
de victorie van Goeden Vrijdag bezegeld en nader uitgewerkt. Dat schokkend feit was zó centraal en drong naar alle kanten door, dat de hel daar weet van had. De duivelen wisten het: Nu gaat de deur open voor het laatste bedrijf, nu is het begin van het einde gekomen, nu is de aanvang van den jongsten dag en we zijn nu in de laatste periode der wereld. De geestelijke dingen worden ook in de wereld der hel waargenomen en de heilsfeiten, die God gemaakt heeft, worden ook in de hel bekend gemaakt aan de geesten der duisternis. | |||||||
II.Ik kom nu aan m'n tweede gedachte en vraag, wie de hoorders waren. Dat ze in de hel zijn te zoeken, heb ik u reeds laten voelen in m'n laatste woorden. Immers, onze tekst spreekt van ‘geesten in de gevangenis’ en noemt dan speciaal die geesten, die eertijds ongehoorzaam waren, toen Gods lankmoedigheid eenmaal verwachtte in de dagen van Noach. Laat me dadelijk mogen zeggen voor de duidelijkheid, dat het woord ‘eenmaal’ er eigenlijk niet staan moest. Eigenlijk is bedoeld in den Grieksen tekst, niet ‘eenmaal verwachtte’, maar ‘afwachtte’. In de dagen van Noach, toen 's Heeren lankmoedigheid afwachtte, hebben die geesten geleefd, als mensen n.l. Ze waren thans in de gevangenis en daar is hun het feit van Christus' Hemelvaart bekend geworden door het trillen en beven van de machten der duisternis. Waarom het ‘geesten’ zijn, is duidelijk. Wie gestorven is, is geest geworden. Wanneer een mens sterft, wordt z'n lichaam in de aarde gedaan. Het heeft trouwens opgehouden lichaam te zijn, want ‘lichaam’ veronderstelt ‘leven’. Wie dood is, is eigenlijk onlichamelijk geworden en blijft dus alleen bestaan naar z'n geestelijke zijde; hij is geest geworden. Het woord ‘geest’ kan aanduiden God, het kan aanduiden engelen, goed of kwaad, maar het kan ook aanduiden mensen, na het sterven. In den laatsten zin is het hier bedoeld. Geesten, menselijke geesten, mensen, die overleden waren en thans in de geestelijke wereld waren gekomen. Nu kan de mens die sterft en als geest blijft voortbestaan, op twee manieren voortbestaan. Hij kan voortbestaan in het leven, hij kan ook voortbestaan in den waarachtigen dood. In het leven blijft hij voortbestaan, wanneer hij in Christus geloofd heeft en door God in zijn sterven opgenomen werd. Dat zijn de geesten onder het altaar (Openb. 5). Het zijn mensen, die als geesten leven en van stonde aan, na het sterven hun Koning zien in heerlijkheid. Maar wanneer men sterft buiten Christus en Hem | |||||||
[pagina 301]
| |||||||
gehaat heeft en de zonde toegevallen is en bleef, dan blijft de mens na z'n dood wel voortbestaan, maar z'n voortbestaan is een bestaan in den doodsstaat, een staat van vijandschap, een bestaan in de hel. En nu kan de hel op twee manieren in den Bijbel genoemd worden. De Bijbel kent twee reeksen van namen voor de plaats van straf, die we hel noemen. De éne reeks van namen duidt de hel aan in de periode van het sterven tot den jongsten dag toe en de andere namen-reeks duidt dezelfde hel aan in een anderen toestand, die er zal zijn na den jongsten dag. Want ook de hel, gelijk de hemel, is nog maar voorlopig. Niemand heeft vandaag de volle zaligheid en ook niemand heeft de volle rampzaligheid. De volle zaligheid komt pas, wanneer lichaam en ziel verenigd zijn en de hele grote schare verenigd is, na den jongsten dag. Dan pas komt de volle zaligheid in den hemel en op de nieuwe aarde en tot dien dag toe is er wel zaligheid, maar voorlopig, de zaligheid is onherroepelijk, kan nooit meer verdwijnen, maar ze is voorlopig, want de dag der dagen komt nog. Het lichaam moet komen bij de ziel, de ganse mens moet verenigd worden met het eeuwige leven uit Gods Geest als inhoud. Daarom is er dus voorlopige zaligheid in den tijd van het sterven van de gelovigen tot aan Christus' dag. - Dat geldt ook van de rampzaligheid. De volle pijn komt pas na den dag der dagen, als het lichaam en de ziel samen, als één mens, den toorn Gods lijden moeten en als de pijn van de éne zonde en van den énen zondaar zich voegt aan die van den ander. Het volle gezelschap der verlorenen zal een nieuwe kwelling zijn voor elken verlorene zelf en daarom zal ook pas de volle pijn van de hel zijn na den dag der dagen. En tot dien dag toe is er de helse pijn wel en ook naar de maat van het ogenblik een volle maat, maar toch slechts voorlopig nog. Het eigenlijke komt pas na den jongsten dag. Welnu, gemeente, de plaats der duisternis, wanneer het gaat over de eeuwigheid na Christus Jezus' wederkomst, wordt in den Bijbel genoemd: ‘poel des vuurs’, of ‘vurige oven’. Maar de naam ‘gevangenis’ duidt de plaats aan in voorlopigen staat. De hel heet tot aan Christus' wederkomst toe ‘gevangenis’, ‘bewaking’, want in de gevangenis is ook iemand niet volkomen gevangen, gevangenis betekent: voorportaal der straf. Het is wel straf, maar men wordt er bewaard voor het uiteindelijk oordeel. Men kan in de gevangenis zijn, omdat de zaak nog onderzocht moet worden, maar ook omdat men reeds geoordeeld is en straks z'n vonnis in het geheel moet ondergaan, het dood-vonnis. En gelijk geen enkele | |||||||
[pagina 302]
| |||||||
rechter dadelijk het vonnis ten uitvoer legt, maar iemand opspaart, zo ook hier. Het volle vonnis komt pas in den jongsten dag en tot aan den jongsten dag toe laat God allen, die buiten Christus sterven, in gevangenschap blijven, opdat straks, als Jezus wederkomt, de deuren tegelijk geopend worden, alle graven tegelijk open gaan. Voor Zijn troon zullen ze allemaal tegelijk verschijnen en dan zal het oordeel voltrokken worden in den poel des vuurs. Welnu, aan die mensen dus, die op het oordeel wachten moesten, is de Hemelvaart een prediking geweest. Want dat feit zei ze duidelijk: Het zaad der vrouw had de slang den kop vermorzeld. Het zaad der vrouw had den strijd gewonnen. En nu Hij den strijd gewonnen had, was Zijn dubbele macht voor eeuwig vastgelegd: Rechtvaardigmaking voor wie gelooft, maar ook verderfenis voor wie den Heere haat en niet gelooft. En als de Hemelvaart komt, betekent dat voltrekking van het oordeel van vrijspraak en ook van het oordeel van verdoemenis. De rechtvaardigmaking van de kerk op Goeden Vrijdag, verworven in Christus' offerande, is bezegeld door de opstanding van Christus; en Hemelvaart betekent dat God erkent, dat de Zoon door Zijn offerande recht op Zijn bruid heeft en de kerk ontvangt als eigendom, waarover Hij volmaakt tot vrijmaking heersen kan. Maar niet maar de kerk is Zijn eigendom, niet maar de zaligen zijn Zijn eigendom, maar de hele wereld is Zijn eigendom, ook de hel is Zijn eigendom. Daar kan Hij mee doen wat Hij wil, want Zijn wil is rechtvaardig en zuiver. Alle macht, alle bevoegdheid in den hemel en op de aarde is Hem gegeven. Wat boven, op en onder de aarde is, staat onder de macht van Christus. En deze gedachte ligt in den tekst ook duidelijk uitgesproken. Als naar boven toe de weg wordt ontsloten, vrijgemaakt door den Mensenzoon, is naar beneden toe de dam voor altijd afgesloten. Als naar boven toe de weg vrij ligt, is naar beneden gezien de weg tot ontsnapping voor allen, die Hem haten, voor eeuwig afgesloten. De vraag, wie gelijk hebben zal, het vrouwen- of het slangenzaad is beantwoord. Het vrouwenzaad overwon het slangenzaad. Nu moet het slangenzaad zien: Nu is voor ons het oordeel onherroepelijk en als God zegt: de Zoon des mensen mag naar boven toe en als Hij er bij zegt: de Mensenzoon als mens recht heeft op den troon, als dat gebeurt in de wereld, dan is ook de hel gebracht onder het recht van den mens Jezus Christus. Daarom beeft de hel op den dag van Hemelvaart. Juicht, o, volken, juicht, hebben wij gezongen en die kreet is een | |||||||
[pagina 303]
| |||||||
geloofskreet geweest, die in de hel stuit op diepe smart en wroeging en angst. En gelijk de gevangene in de gevangenis beeft als de sleutel knarst in het slot en als hij weet: nu komt de beul om het vonnis uit te voeren, zo beefde de hel, toen de sleutel in het slot knarste en de Rechter, aan Wien het oordeel gegeven is, Zijn plaats innam naast des Vaders troon. Dat Jezus den troon bestijgt als Christus, dat betekent, dat het oordeel in Zijn handen ligt en dat de uitspraak van den Vader over Hem en Zijn volk nu ten kwade gekeerd wordt tegen allen, die dat volk hebben gehaat en slangenzaad waren. En wanneer ge denkt aan slangen- en vrouwenzaad, kunt ge meteen verstaan, waarom de Schrift in onzen tekst uit de verloren mensen, die in de hel zijn, één generatie uitzoekt, om die met name te noemen. Er staat n.l.: de geesten, die eertijds in Noachs dagen ongehoorzaam waren. Met andere woorden: uit alle geslachten, die in de hel aanwezig zijn, wordt één met name genoemd. Eén geslacht beeft voor Christus' hemelvaart. Uit elke eeuw zijn er mensen verloren gegaan, maar uit Noachs tijd met name waren dat mensen van het meest goddeloze type en voorzover de hel mensen bevat, wier ondergang typisch en voorbeeldend is, zijn juist zij geweest een typische illustratie van het harde oordeel Gods. Noachs tijd is de tijd geweest voor de hele Schrift van profetische getuigenis. In Noachs dagen gaat de wereld onder voor den eersten keer. Dat noemt Bilderdijk: de ondergang van het eerste wereldrijk. En als de Hemelvaart is het begin van het einde, de aanvang dus van het laatste oordeel, het inleiden der laatste periode, dan beven juist de mensen, die de eerste wereld zagen ondergaan, want nu komt de ondergang van de tweede wereld. In Noachs dagen is de wereld voor het eerst bijna geheel verwoest op acht mensen na en de vloed der wateren bedekte toen de ganse aarde voorzover ze cultuurwereld was. En na dien tijd gaf God opnieuw de wereld tijd en geschiedenis. Hij heeft Jezus' kruis hier geplant, de waarheid verkondigd, het verbond gehandhaafd, de wereld Zijn heil doen zien en nochtans heeft de wereld Hem niet erkend, maar verworpen en het kruis aangedurfd. En als nu de tweede wereld, die het kruis beleefd en Pasen gezien heeft, zal ondergaan, begint het verderf op den dag van Hemelvaart naar het rechtmatig oordeel Gods. En daarom beven bij den aanvang van het laatste gericht de aanschouwers van het eerste gericht. Het feit, dat Noachs dagen den eersten ondergang hebben gezien en dat wij van- | |||||||
[pagina 304]
| |||||||
daag bezig zijn, na Hemelvaart, aan den tweeden ondergang der wereld, maakt verstaanbaar, waarom juist Noachs tijd genoemd wordt. Bovendien, juist Noachs tijdgenoten hebben getracht, het vrouwenzaad den pas af te snijden. Daarom noemt de Bijbel juist Noachs mensen als de typische zondaren. Leest den Bijbel maar door, waar ge wilt: Noachs tijd is een voorbeeld van vreselijke zonde. Ze gaven ten huwelijk uit, ze namen ten huwelijk, ze aten en dronken tot op den dag, toen het ging regenen. De tijd van Noach is een typische tijd van verharding, een symbool van de antichristelijke eeuw, waarin ook de laatste macht zich keert tegen de kerk van Christus Jezus. Want in Noachs tijd heeft, satan getracht het vrouwenzaad te verstikken. Wanneer in Nederland, of neen in Kralingscheveer er maar acht mensen meer waren, die voor Jezus Christus op wilden komen, Hem zouden belijden, dan zouden we zeggen: wat verschrikkelijk erg is dat. Acht mensen maar, die op Christus publiek willen stemmen. En als dan nu in Nederland of in Europa of in de wereld maar acht mensen vóór Jezus waren, dan zouden we zeggen: Heere, kom met Uw gericht dadelijk! Welnu gemeente, zóver was het in Noachs dagen. In de hele wereld waren maar acht mensen, die den naam des Heeren noemden. Vrouwenzaad en slangenzaad waren dadelijk afgetekend na den zondeval. Slangenzaad hier, vrouwenzaad daar. Hun strijd was geweest de inhoud der moederbelofte, het eerste evangelie. En wat zien we nu? Ofschoon aanvankelijk vrouwenzaad en slangenzaad naast elkaar zich ontwikkelen, komt het slangenzaad sterker naar voren toe. Het zaad der vrouw wordt al bozer en slechter. Straks vermengt zich het vrouwenzaad met het zaad der slang. Kerk en wereld gaan bij elkaar en als Noach er is, in het laatst der dagen, zijn er maar acht over, die voor Gods naam uitkomen en de prediking doen horen van gerechtigheid. En onder die acht is nog een man, die Cham heet, die den vloek straks in de wereld indraagt en de zonde handhaaft. Als die acht verdwijnen is het vrouwenzaad weg. En als het vrouwenzaad weg is, is het vrouwenzaad ook weg. Uit het zaad der vrouw, uit de kerk, moet immers Christus geboren worden. En als satan in de dagen van Noach de mensen aanport om plezier te maken en als satan spot met Noach en Noach uitlacht, dan heeft satan getracht om het vrouwenzaad zó uit te roeien, dat straks de hele wereld moet ondergaan in vloek en Christus Jezus niet als groot-vrouwenzaad geboren worden kan. En bijna is dat | |||||||
[pagina 305]
| |||||||
satan gelukt. Maar gelijk God altijd hem vóór is, zo ook hier. De vloed der wateren kwam over de wereld vóór satan klaar was, want die acht mensen waren nog verbondsgezin en waren nog kerk. En toen de vloed der wateren kwam en alle mensen begroef, toen werd in de ark die familie van acht bewaard en in die acht werd Cham bewaard, die ook vandaag in de wereld is, maar werd ook bewaard Sem, Abraham, werd ook bewaard David, werd ook bewaard Davids grote Zoon, Christus Jezus. En dezelfde wateren, die de wereld verdierven en verdeden, hebben de ark naar boven getild en dat éne water had een dubbele taak: het begroef in den vloed de goddelozen en het hief op naar het leven de kerk in Christus Jezus. Het water, dat den antichrist verdeed, heeft Christus bewaard in de lendenen van vader Noach en Sem. Daarom moet de ark het tegenbeeld zijn van de kerk en daarom kan het water beeld van het doop-water zijn. Want het doopwater is ook voor ons begrafenis van den ouden mens en opstanding van den nieuwen mens, uit God geboren. Daarom, gemeente, het is prachtig, dat juist Noachs tijdgenoten zagen, dat het vrouwenzaad gewonnen had. Die mensen hebben getracht het vrouwenzaad te verstikken door de enge spleet van den vloed. Maar de ark komt naar voren toe, komt naar het licht, doet zien dat het vrouwenzaad stierf aan het kruis, maar het werd volbracht, het vrouwenzaad staat op op Pasen, en gaat naar den hemel toe en zit op Gods eigen troon. Dat vrouwenzaad van de ark, zoon van Sem, grote Zoon van David, is geplaatst rechts van den troon. En als dàt gebeurt, zegt Christus door het feit van de Hemelvaart: Satan, Ik heb gewonnen! Noachs tijdgenoten, Ik heb gewonnen! Het vrouwenzaad kwam uit de ark en uw grote kerkhof is vloer geworden voor de tranen van het vrouwenzaad en voor Zijn bloed, maar ook springplank van de heiligheid en heerlijkheid. En zo is juist voor Noachs tijdgenoten de Hemelvaart verschrikkelijk geweest, toen de ondergang van het eerste wereldrond nu bleek te zijn opgang van het tweede wereldrond en het vrouwenzaad toch had gewonnen. | |||||||
III.En nu de vraag: Wat is de inhoud van die prediking? Die inhoud staat er eigenlijk niet bij. Hij heeft uitgebazuind: alles is er in begrepen. De centrale macht van Christus Jezus, die is zonder bepaalde bijzonderheden uitgebazuind in den dag van glorie. En dat hoorde de hel, dat zagen Noachs tijdgenoten. Daarom is Hij op die | |||||||
[pagina 306]
| |||||||
manier geopenbaard, ook in de hel. Daarom buigen wij het hoofd onder het machtig woord van de centrale preek. Hij heeft het uitgebazuind. De heraut is verschenen. Hij heeft de ganse wereld officieel aangezegd: Hier is God! De strijd is beslecht. En daarom, als wij den dag van Hemelvaart vieren gaan, vieren wij de proclamatie van hemel en aarde en van hel. Het is geen particuliere zaak, het is wereld-zaak, het is de aanvang van het wereldgericht. En wie het anders ziet, maakt de Hemelvaart een feit van een ziel hier en een andere daar. Maar wie het ziet als proclamatie van een voldongen feit; van een volbrachte historie; van een knik in den stam en in de twijgen van den boom der mensheid; van de bijl aan den wortel van den boom; en van den overgang van de eerste naar de tweede heeft van den tijd en naar het laatste bedrijf; die zal de Hemelvaart zien in haar algemene betekenis en van daaruit ondergaan de kracht daarvan ook voor den enkelen mens. We gaan dien dag vieren straks, niet om te roemen alleen, maar om te vrezen daarnaast. Alle oude mens moet onder zijn gericht door. Alle hypocrieten beven voor de stem van deze grote Hemelvaart. En wie in den tijd is vandaag, die moge ook den tijd kennen, gelijk Noachs tijd in de Schrift getekend wordt. Wij zijn weer in de dagen van Noach. De conccntratie van de machten der hel tegen Jezus Christus is er weer en wie vijanden waren, worden vrienden als het gaat tegen de kerk. Wij komen dicht bij de periode van de nieuwe wereld-crisis. En als de eerste crisis der wereld in Noachs dagen nog een spleet open hield én voor Sem én voor Cham én voor Christus, voor het vrouwenzaad en voor het slangenzaad, dan zal de tweede ondergang en de laatste crisis niet meer een spleet open laten. Geen enkele engpas blijft over, noch voor het vrouwenzaad, noch voor het slangenzaad. Christus' oordeel straks is definitief. De ark is uitgediend in het kruis van Christus. Het is gedaan met de genade van den a fschaduwingstijd, maar het is de dag der volkomen vervulling. Zo moeten wij ons op den dag van Hemelvaart wapenen in de vreze Gods; en wie vraagt, wat die bewapening is, het antwoord zij voor hem: dat de belofte van Christus Jezus alleen ons wapenen kan tegen dien dag en die ure. De oude mens woont ook in ons en de vloed der wateren verteert ook ons. Een algemeen oordeel over de ganse wereld, Het is oordeel voor Noach ook, als hij in de ark moet. Maar gelijk hetzelfde water van den vloed verderving bracht en zegen, den ouden mens begroef en den nieuwen droeg, zo is het ook met ons. Het anti-type van het vloed-water is | |||||||
[pagina 307]
| |||||||
de doop met zijn water, die ons behoudt en redt, want het is geen vraag van het lichaam, maar vraag van een met bloed rechtvaardig gemaakte conscientie voor God, niet maar door het kruis, maar door de opstanding van Jezus Christus. Mt de opstanding blijkt, dat het kruis voldoende was, het kruis komt et in mee. Daarom, als de tijd vergaat en de dood ook ons naar de keel kan grijpen en de vloed der ellende als gif ons in het gelaat slaat, dan ook wil ik u zeggen: aanschouw Christus Jezus. Als de hel beeft, mag de kerk lachen. Als de hel kraakt, mag de aarde, voor zover ze kerk is, op haar fundamenten gaan staan, rotsvast en voor eeuwig. Want haar Koning leeft! Hij heeft het doop-water meegebracht, verklaard door de belofte, vergezeld ook van dreiging, een dreiging, die de mensen verslinden wil, die ook den hypocrieten het oordeel ronduit aanzegt. Maar die autoriteit, dit gezag, is er ook, wanneer ik zeg: het is vandaag hier geen gezicht op het water van den vloed, maar op het water van den doop, dat anti-type, meer dan type, meer in het verdoen van de zonde, maar ook meer in het redden van de ark. Laat u daarop zinken. Neem des Heeren belofte aan en waag het niet Zijn woorden te wantrouwen. En laat zo Christus' Hemelvaart en Pasen met Pinksteren één lijn vormen. En die drie punten van Pasen, Hemelvaart en Pinksteren moeten tot het vierde punt komen, tot den dag der dagen, als hel en hemel tot de laatste volheid zullen ingaan, als de wraak volkomen wordt, maar ook de zegen. Daarom berge zich elke ziel in de ark der behoudenis, waar geen vraagtekens den weg afzetten, maar waar het doop-water de belofte geeft. En dien weg ingaande, naar Zijn genadig bevel, zult ge de Hemelvaart van Christus niet beleven, maar den dag der dagen wél. De Hemelvaart komt daarin volkomen mee met alle vrucht en zal voor de hel, die beeft, u doen zingen bij de glazen zee, met vuur gemengd van de trouw des Heeren, Die den geesten in de gevangenis, maar ook den zielen onder het altaar gepredikt heeft, dat de strijd van Hem is en dat ook de zegepraal van Hem is! Dat de sleutels in Zijn handen liggen en dat alle macht, die Hij bezit, garantie betekent voor het leven, dat eeuwig is voor elk, die in Zijn Naam gelooft! Ps. 98:4. Amen. |