Preken. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |||||||||
Christus, gelijk Hij ons getekend wordt als de Beheerser van alle geschiedenis.Ga naar voetnoot1)Tekst: Mattheus 1:17. ‘Al de geslachten dan, van Abraham tot David, zijn veertien geslachten; en van David tot de Babylonische overvoering, zijn veertien geslachten; en van de Babylonische overvoering tot Christus, zijn veertien geslachten’. Het wordt met den dag moeilijker te weten, waarheen de wereldgeschiedenis zichzelf en ons drijft. Rondom ons is een chaos. Niemand kan zeggen, waar het op uitloopt. De één trekt dezen kant, de ander een anderen kant uit; ons eigen hart trekt ook naar twee kanten. Er is in de wereld geen kracht, die, naar menselijke maatstaf gemeten, een ander de garantie kan geven van te zullen overwinnen; en wie daarom er op aangewezen is, in den zin der dingen met menselijke wijsheid te zien, zegt: ik weet niet waar het op uitlopen moet. Dat gaat zo door met ons tot het geloof de kracht wordt, die al de andere zwakheden overwint. Want als het geloof ons dwingt, in vrijheid, tot het vooroordeel van het geloof, dan zien wij het: alles loopt uit op Christus' heerlijkheid. God wordt alleen verheerlijkt in Christus. Men kan dan ook veilig zeggen, en dat zonder enig bewijs voor het vlees, alleen door het geloof, dat al de dingen op Christus uitlopen en dat Hij de zin der historie is en de kracht en het geheim. En het is ook deze kijk op de historie, dien vandaag de Bijbel aan ons geven wil. Want in denzelfden tijd toen Christus Jezus in de wereld kwam, om de teugels aan te grijpen, zei de wereld, dat de keizer in Rome ‘god’ heten moest. Want de keizer was heerlijk om te zien en had wel degelijk uiterlijke gedaante en kwam de wereld binnen stuiven op een strijdros en niet op een ezelsveulen. Deze keizer heeft eens gezegd: Alle wegen | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
leiden naar Rome. Rome, de stad van den keizer, die ‘god’ heette. Juist in dien tijd komt Mattheus om open te leggen het begin van het Nieuwe Testament en zo tot de wereld te zeggen: Gij allen zegt, dat alle wegen naar Rome leiden. Ik keer het om en zeg: alle wegen leiden van Rome af en gaan van Bethlehem uit. Daar is ook een koning, maar zonder uiterlijke gedaante, die nooit een strijdros bestegen heeft, want als Hij Zijn stad binnen gaat, neemt Hij een ezelsveulen en de tocht eindigt bij het kruis. Toch is Hij de koning van de wereld. Van Zijn stad gaan alle wegen uit en zalig is hij, die aan zulk een Heiland-Koning niet geërgerd wordt. Zullen wij vandaag staan in het oude geloof, dat het Christus is, die nog vandaag deze warboel beheerst, dan moeten ook wij vandaag ons weer laten bewerken door dit eenvoudige geloofswoord; dan zullen wij ook een stand hebben in dit verwarde leven. En om dat staan wederom te helpen mogelijk maken, wil ik spreken over Christus, gelijk Hij ons getekend wordt als de Beheerser van alle geschiedenis. Wij zien drie dingen van Hem:
Psalm 72:2, 7. | |||||||||
I.In de eerste plaats zien wij, dat Christus ons profetisch den zin der geschiedenis verklaart. Men kan dus slechts weten, wat de historie wil, wanneer men Hem ziet en verklaart door het geloof, dat Hij het geheim van alle geschiedenis is. Deze gedachte wordt ons aangebracht in het enkele feit reeds, dat de tekst ons spreekt van drie mijlpalen in de geschiedenis: de eerste is Abram, de tweede David, de derde de Babylonische ballingschap. Wanneer ik nu deze drie punten in elkaars verlengde leg, dan loopt de lijn door naar Christus en wijl Hij aan het eind van de lijn stond, daarom vallen ook de drie punten in dezelfde éne lijn. Drie perioden: Abram - David, | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
Nu zult ge allen voelen, dat iemand, die in staat is mijlpalen aan te wijzen ons meteen verklaren moet, wat de weg is, hoelang hij duurt en waar wij aankomen en wanneer. Als ik op een weg loop en ik weet niet waar naar toe, dan loop ik eigenlijk te dwalen; al zal het toevallig de goede weg zijn, ik weet het niet en ik loop toevallig, dus niet bewust, naar het doel. Dan heeft de weg eigenlijk mij, maar ik niet den weg. Wanneer ik den weg weet en ken, en dus ook weet waar ik uitkom, waar de pleisterplaatsen zijn, hoeveel kilometers het nog duren moet en waar alles regelmatig naar toe leidt, dan gebruik ik den weg en dan pas ga ik op den weg. Dan pas ben ik wandelaar, die bewust, met open ogen, een eigen doel kiest en ik weet wat ik doe, als ik den volgenden stap zet na den voorgaanden. Wie dat nu doet is onze gids en zo'n gids is eigenlijk de Geest, die Mattheus schrijven laat, dat de mijlpalen deze waren:
Nu voelt ge wel, dat dat een groot ding is, als ons gezegd wordt, wat eigenlijk de zin der historie en het geheim der geschiedenis is. Laten we het eenvoudig zeggen. Voelt ge nu, hoe moeilijk het is, om precies te zeggen wat geschiedenis betekent? Kunt ge wel een goed verhaal vertellen? Niets is moeilijker! Goed vertellen betekent de hoofdzaak hoofdzaak laten en de bijzaken bijzaken. Slechts in heel weinig gevallen kan iemand goed vertellen. Die het doen kan is een kunstenaar en een profeet meteen. Wij kunnen nog eenvoudiger zijn. Kunt ge de geschiedenis van Nederland vertellen of van Schiedam? Ge zult zeggen: ja, dat kan ik wel, b.v. Willem van Oranje was een geweldig man, een mijlpaal in het leven van ons volk; maar een ander zal zeggen: Willem van Oranje was een rebel, die opstond tegen het wettig gezag en eigenlijk niet zo heel veel betekende. Het komt er op aan, hoe ge de dingen beziet en hoe ge de richtingen ziet lopen. Kunt ge de historie van de wereld vertellen? Ge zult zeggen: ja, dat kan ik wel: Napoleon was een | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
geweldig man, ik weet van Babel, de Romeinen, Egypte. Dan praat ge als een boekje, maar ook dat heeft het voorgezegd gekregen. Maar wanneer ge nu Gereformeerd wilt zijn, ook in uw geschiedbeschouwing, dan zegt ge: ja laten we even nadenken; dat Napoleon een zwaard voert, is geweldig in de historie, maar dat het zwaard van den Geest in de wereld komt, is veel geweldiger. Toen Mozes in de wereld optrad en voor het eerst de pen opnam om te gaan schrijven aan Gods Woord, toen kwam Gods Woord als Schrift in de wereld. Wat zou groter zijn: Napoleons zwaard, dat van bloed droop, of de pen van Mozes, die aan den Bijbel werkt? Nu zwijgen alle boekjes over Mozes, maar gij zegt uit het geloof: met Mozes begint Gods woord in schriftvorm te verschijnen, dus Mozes is een mijlpaal van grote betekenis. Een ongelovige moet Mozes overslaan, maar wee den gelovige die ook Mozes overslaat! Nu nog één stap verder. Kunt ge uw eigen levenshistorie vertellen? Probeer het straks eens. Ge komt er niet mee klaar voor de avondkerk. Ge zult zeggen: dat gaat gemakkelijk. Toen geboren, daar en daar, dan en dan voor 't eerst geld verdiend, toen getrouwd, met die en die, dan ons eerste kind geboren, enz. Maar zijn die dingen inderdaad het voornaamste? Bepaalt dat uw leven voor tijd en eeuwigheid? Of is datgene wat uw leven bepaalt iets anders? Het kan ook immers zijn een preek, die u anders maakte; het kan zijn een diepe schaamte voor God over uw kwaad: het kan zijn een verkeerde keus, die uw ziel verhardde, toen ge een omkering nodig had en brutaal hebt doorgezet. Wat uw leven maakt tot het uwe, is geen zaak van een paar datums, die ook geschreven kunnen worden in de boeken van den Burgerlijken Stand. Om van uw leven het bepaalde te weten en te zeggen moet ge profeet zijn, die God kent en eigen leven ziet in het licht van de eeuwigheid. Ik hoef niet verder te gaan. Gij allen geeft toe, dat zo gezien, het ontzaglijk moeilijk is, een mijlpaal van de geschiedenis in woorden aan te geven. De één zegt: het voornaamste is dit, en de ander zegt: het voornaamste, het eigenlijke is weer wat anders. De vraag, wat men het voornaamste vindt, hangt af van iemands kijk op de dingen, van iemands geloof of ongeloof. Nu ge dat weet en bekent, nu verbaast ge u des te meer over het rijke Godsgeschenk in den tekst. Nu komt niet een mens spreken. Mattheus of een ander, maar nu komt God, de H. Geest, die den Bijbel schrijft en ingeeft, en die gebruikt de pen van Mattheus om ons te doen weten wat de mijlpalen zijn op den eeuwenlangen weg van Abram tot Christus. Als | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
Hij het niet zeide, zouden wij het niet weten. Als de Geest niet met gezag tot ons zeide, dat de mijlpalen waren: Abram, David, Ballingschap en dan Christus, dan zouden we niet den moed mogen hebben, het zó te zeggen. Maar nu de Geest zo spreekt, mogen wij geen andere palen zien dan juist die; want wie nu andere stelt, weerspreekt den Heiligen Geest. Wat wil Mattheus eigenlijk, wanneer hij dit zo zegt? Ge kunt dat verstaan, wanneer ge eens Mattheus legt naast Lukas. Ge weet wel, dat in den Bijbel in het N. Testament twee soorten van stamboeken van den Heiland werden geschreven. Hier in Mattheus één en ook in Lukas één. Die beide stamboeken verschillen van elkaar. Sommige namen verschillen, maar ook vooral dit is het verschil, dat Mattheus niet verder opklimt dan tot Abram, terwijl Lukas opklimt tot vader Adam. Mattheus laat den weg zien van Abram tot Christus en Lukas van Christus tot Adam. Wanneer ge vraagt: Waarom doen ze dat zo verschillend? is het antwoord gemakkelijk te begrijpen, want Mattheus schrijft voor de Joden en Lukas schrijft voor en aan de heidenen. Ze willen allebei bewijzen, dat Jezus van Nazareth, de zoon van Maria en Jozef, inderdaad de beloofde Messias is, op Wien de wereld wachten moest, om een Zaligmaker te vinden. Maar Mattheus wil Jezus' heerlijkheid aan de Joden aanprijzen en Lukas aan de heidenen, de Grieken. Joden en heidenen denken niet eender over de vraag: wat maakt een mens gelukkig? De Joden zeggen: wij zijn Abrams zaad en alleen Abrams zaad kan de wereld den weg wijzen tot den vrede. Al de heidenen moeten komen tot Abrams berg om gelukkig te kunnen worden. Daarom zeggen de Joden; Geef ons den echten zoon van Abram en dan gaan wij geloven, dat hij de Messias is. De Joden denken, dat Abrams Zoon in heerlijkheid Messias is. Ze zeggen: van Hem geldt het ‘van kracht tot kracht’. Achter Hem aan zal elke Jood of heiden in het zalig Sion haast voor God verschijnen. De Joden zeg gen: wij zoeken Abrams besten zoon, die Abrams kracht en rijkdom en wereldbetekenis heeft: en omdat de Joden zoeken Abrams zoon, daarom zeggen zij: De Nazarener kan het niet wezen, want Hij hangt aan een kruis, Hij heeft geen wereld-betekenis, maar wordt met moordenaars weggedaan en de wereld loopt over Zijn graf heen, omdat Hij niet de wereld overwonnen heeft. Daarom zeggen de Joden: Hij is het niet, Hij is niet de echte zoon van Abram, Ja, zegt Mattheus. Hij is het wel! Ik ga bewijzen, dat Jezus van Nazareth, die op een ezelsveulen rijdt en bij het kruis geëindigd | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
is, toch de echte zoon van Abram is, want de lijn loopt zo: Abram, David, Ballingschap, Jezus van Nazareth. Om die reden is Mattheus den Joden een Jood en zegt: Jezus van Nazareth is de echte zoon van Abram. Lukas doet het anders. Die hoort den harteklop der heidenen en doet de vraag, die in de ziel der heidenen leeft. De heidenen werden in dien tijd geleid door de Grieken, die de voornaamsten waren. Die zeiden: wij zoeken naar den schonen, rechten mens. Geen Abrams-kind. Abram kennen wij niet. Den rechten mens zoeken wij, den rijken, wijzen, verstandigen mens. Den mens, die alle menselijke glorie en heerlijkheid in zich verenigt; en als wij dien zien, zeggen wij: dat is de Wereld-Verlosser! En wanneer de heidenen zoeken den schonen mens, die aan hun schoonheidsideaal beantwoordt en die hun wijsheid ook wijsheid noemt, zeggen ze allemaal: De Nazarener is een dwaas, want al onze wijsheid verloochent en verwerpt Hij en schoon is Hij helemaal niet. Hij had geen gedaante of heerlijkheid; en dat is een doodzonde voor de Grieken. De gekruiste zou zijn de wereldverlosser? Dat geloven ze niet, dat gaat niet; dat is dwaasheid. En terwijl Mattheus tegen de Joden zegt: Jezus is uw ergernis en uw aanstootsteen en Hij is de zin van uw geschiedenis tech, zo zegt Lukas tot de heidenen: Jezus is u een dwaasheid, ge brult van 't lachen. dat zo'n gekruiste als verlosser wordt aangebeden, en toch, Grieken, en toch, heidenen, deze Jezus is hun, die geloven, een kracht en wijsheid Gods. Daarom gaat Mattheus tot Abram, want de Joden zoeken Abrams zoon. En daarom gaat Lukas tot Adam, want dat is de rechte mens; en Lukas zegt: Om Adam te kennen, moet ge Christus kennen en om van Hem te weten, moet ge Adam kennen; want Adam, de eerste mens, was pas recht schoon in gehoorzaamheid. Zo staan beiden klaar, Mattheus enerzijds, en Lukas anderzijds, om aan te tonen, dat alle historie, onverschillig hoe ge ze benadert, alleen door Jezus haar geheim ons laat zien. De Joden zeggen: de historie is Joden-historie, Abram staat aan de spits der volken en de Grieken zeggen: De historie is mensheids-historie. Nu zeggen allebei, Mattheus èn Lukas: het is onverschillig hoe ge geboren zijt: Jood of heiden, waar ge vandaan komt, het is onverschillig hoe ge de wereld ziet en overziet, maar voor elk teens geldt, voor alle historie-beschouwing: het begin der wijsheid is de vreze Gods en het kennen van God in het aangezicht van Jezus Christus. Nu ge dat weet, nu kunt ge overzien de mijlpalen van de historie, en Abram komt bij Mattheus en | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
bij Lukas op z'n plaats en David komt bij Mattheus en bij Lukas op z'n plaats en ook de ballingschap komt op haar plaats bij Mattheus en Lukas. Want ze noemen beiden deze drie en zeggen voorts: elk, is onderworpen geweest aan Christus Jezus en ze kunnen pas in de wereld komen, omdat God in den zin had, alle wegen aan te leggen op Christus en op Hem te laten uitlopen, op Bethlehem, van waaruit alle wegen beheerst worden en uitgaan. Nu ge weet, dat Jezus Christus is het geheim der historie, kunt ge ook weten, waarom Mattheus juist drie mijlpalen kiest: Abram, David, de Ballingschap. Dat Abram de eerste is weet ge reeds. Ge weet ook waarom: de Joden vroegen naar Abram. En dat David het vervolg is kunt ge ook verstaan, want wat Abram begint te zoeken, is in David gevonden: macht en een koningskroon. Daarom zeggen de Joden: prachtig, dat is een inooi begin; Abram nummer én, dat is uitstekend en David nummer twee, dat is ook best, maar over het derde punt, over de ballingschap, moet ge zwijgen. Want gelijk ge niet graag praat over de zwakke ogenblikken van uw leven, zo hebben ook de Joden gezegd; de ballingschap was een mislukking, want in de ballingschap zijn wij vernederd en kwamen de volken over ons en niet wij over de volken. Daarom zeggen de Joden: in de ballingschap werd de weg niet voortgezet. De Joden zeggen: het was zó: Bij Abram begint de weg, bij David stijgt de weg, teen kwam de ballingschap en toen zijn we een poosje van den glorie-weg afgegaan; maar wij komen terug, en wanneer wij onze schande verduurd hebben en eerst Babel en vandaag de Romeinen hebben weggeslagen uit de wereld met ons zwaard, dan gaan wij van het zijpad terug naar den hoofdweg en zeggen: nu gaat de historie verder. Nu gaan wij van Abram, via David, weer den hoofdweg van de glorie bestijgen. Daarom zeggen de Joden: Babel was uitvallen voor een tijd, en daarom wachten ze ook op een Heiland, die inderdaad op een strijdros zit en werken kan met het zwaard tussen de tandem ruepende: Dood aan Rome! Dood aan Keizer Augustus! Pas dan als de Messias gebleken is de oppergeneraal naar het vlees, pas dan zullen ze zeggen: Nu Hij eerst Babel en toen Rome verslagen heeft, nu gaan wij terug naar den weg en zullen de historie vervolgen. Dat is onze Messias. Nu zegt Mattheus: Neen, zo is het niet. Gij wilt met me ineegaan in punt 1, Abram; ook in punt 2: David, maar ge zegt; punt 3, de ballingschap, dat was niet het vervolgen van onzen glorie-weg, maar een afzakken van den weg. Neen, zegt Mattheus, juist de | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
ballingschap was blijven op den weg der glorie. Wij zijn niet van den weg afgeslagen, geen ogenblik, want ook de vernedering der kerk is haar opstanding en haar kruis wordt haar kroon en haar verlies van aardse glorie wordt herwinnen van hemelse kracht en wijsheid. Mattheus wil zeggen: Toen in de ballingschap Davids glorie verloren werd als uiterlijke glorie, die men zien kon, toen scheen het wel voor het vlees of de weg verlaten was, maar dat was niet zo. God heeft eenvoudig den weg vervolgd, want het eigenlijke van David en ook het eigenlijke van Abram, was niet het goud van Davids troon en het geweld van z'n stem en z'n macht; dat waren maar schaduwen; maar het eigenlijke, waarom David David is en waarom God zowel David als Abram stelt op bun plaats, dat is de heerlijkheid, niet van het uiterlijk gelaat, maar die heel van binnen zit, die uit het geloof bestaat en die in de bekering ligt en die den Messias kent, die niet met uiterlijke macht komt, maar met gehoorzaamheid. Want dat is de kracht, die de wereld verlost en Abram teruggeeft het vee op duizend bergen en David z'n kroon. Daarom, Mattheus zegt: ook in de ballingschap ging de weg door, want toen heeft God Davids kroon van buiten van goud beroofd, en toen Jezus geboren werd, was Davids troon vermorzeld en weg voor alter oog. Maar niettemin: Hij was de ware zoon van Abram, en wat David aangaat: Hij was niet Davids ondergang, maar Davids opgang. Die enge spleet van graf en kruis moet Davids hele koningschap door om behouden te worden. God geeft geen anderen weg dan de enge spleet en den nauwen weg. Nu komt Mattheus in het begin van zijn boek tegen het vlees der Joden vechten. Inderdaad, hij is den Joden een Jood geworden, maar niet een sjacheraar met de Joden. Als hij den Joden een Jood wordt, wil hij beginnen bij Abram, maar hij verzwijgt de waarheid niet. Hij zegt den Joden, dat zij af moeten van den vleselijken kijk en de vleselijke begeerte en geestelijk moeten zien. Daarom, als ge het zo ziet: Abram als begin, David als vervolg en de Ballingschap als schijnbare andergang, dan spreekt ge de Joden en Mattheus na. Want dat Babel de schijnbare ondergang is, weet Mattheus ook. Maar de Joden zeggen: van den schijnbaren ondergang zullen wij met eigen kracht ons afmaken en terug gaan op den weg van onze vleselijke glorie. En Mattheus zegt: de schijnbare ondergang was inderdaad voor het vlees de rechte ondergang en was goed voor u; dat het vlees gebroken werd was goed. Het is noodzakelijk dat Davids uiterlijke glans gebroken wordt, want alleen hij, die | |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
God verdraagt, als Hij Davids troon van uiterlijk goud afbreekt, alleen hij kan het verdragen, dat, als Hij Davids Zoon in de wereld brengt, Hij deze in een kribbe geboren laat worden en aan het kruis laat sterven. Wie zich stoot aan Babel, stoot zich ook aan Jezus, den man van het kruis. Maar wie de Ballingschap ziet als wijsheid Gods, eert ze ook in Christus' kruis. En zo komt Mattheus' scherpe pen ons ook veroordelen en bestrijden. Ook wij worden met de Joden mee getuchtigd, want onze historie naar het vlees is onze historie niet. Men kan blinken naar het vlees en geestelijk dof getekend zijn; omgekeerd, men kan dof zijn naar het vlees en toch opgaan tot het eeuwige licht. De Kerk, de gemeenschap kan uiterlijk blinken, maar als het geloof inzinkt, gaat ge hopeloos achteruit en dan gaat ge verliezen een vast adres en een eigen gebouw, en zelfs kan de hamer van den staat de kerk aan stukken slaan en ook de avondmaalstafel. Maar als de kerk in het geloof opstaat en zegt: deze dood is een doorgang naar het leven en de ballingschap is de weg van Christus' victorie, dan leeft de kerk in den schijnbaren dood en dan wordt de ballingschap niet maar een zijpaadje maar de hoofdweg zelf, de weg van genade, waardoor de eeuwige God de kerk op de been houdt; niet naar een beschouwing van den man van het vlees, die lust heeft aan de benen des mans, maar naar de beschouwing des Heeren. Lopen op Gods paden is een zaak van het geloof. Daarom Mattheus' geschied-beschouwing, die een streep haalt door het vlees der Joden, hale ook een streep door onze vleselijke beschouwingen en door onze zelfhandhaving en door ons hangen aan het uiterlijke gelaat. Dan zullen ook wij verstaan, dat de Messias, die in Abram heeft zijn beginsel, lente, in David de vrucht die zich zette, zomer, in de ballingschap de vrucht verliest, herfst en winter, inderdaad, is de eeuwige lente. Het vlees zegt: het was opgaan met Abram, blinken met David en verzinken met de Ballingschap en een bekende dichter zegt: Opgaan, blinken en verzinken is het lot van elken dag. Hij heeft gelijk, zover het dagjesmensen aangaat en dagjes-historie, maar hij heeft ongelijk wat Christus aangaat en Abram en David en de Ballingschap en wat het heilsproces der verlossing aangaat. Terwijl het vlees van Abram heeft opgaan, blinken en verzinken, heeft Zijn Geest een gestadige tocht naar boven ondernomen. Opgang bij Abram, blinken bij David en nog veel meer blinken bij God in de Ballingschap en het hoogste blinken bij de kribbe en het allerhoogste bij het kruis. Wie het zo ziet zegt: naar het vlees hebben wij ook den | |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
gang van opgaan, blinken en verzinken, maar naar den Geest is er de heilsweg, die altijd doorgaat, en nu zingen wij het lied der Joden: Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort, ook bij de ballingschap. Elk hunner zal in 't zalig oord van Sion haast voor God verschijnen. Want nu de weg van de ballingschap, van den schijnbaren dood, toch is de weg van het rechte leven, dat uit den Geest straks ook het vlees weer tonen kan, nu zal na zoveel gunstbewijzen, het gezegend heidendom 't geluk van dezen Koning prijzen, die, ondanks de ballingschap, toch Davids vermolmden troon beklom. Geloofd zij God, dat eeuwig Wezen, bekleed met mogendheên; de Heer, in Israël, dat waarachtig leeft en is, geprezen, doet in deze historie wonderen, Hij alleen. Ps. 72:10. | |||||||||
II.Wanneer Christus het geheim der historie ontdekt, dan worden in Zijn licht verklaard zowel Abram, als David en de Ballingschap. Om Zijnentwil waren ze er. Maar nu ze in Hem verklaard zijn, blijkt ook ( tweede gedachte) dat alles wat ze hadden, Loch betekenis had. Betekenis, die in Christus werkelijk geworden is en zo komen we aan de tweede gedachte toe. Wij zullen nu zien, dat Christus ook als Koning de macht in de historie stelt en bewaart, want dat het om de macht gaat van het koningschap, blijkt ook uit den tekst. We mogen niet tussen de regels doorlezen, maar toch is er meer te lezen dan op het eerste gezicht in den tekst staat. Ge moet weten, dat de naam van koning David in den tekst drie maal voorkomt, want let maar op. We zagen, dat er drie perioden waren. Nu zegt Mattheus, dat telkens in elk tijdvak 14 geslachten waren. Wat betekent dat? Dat kan niet betekenen, dat er letterlijk genomen en precies geteld, altijd maar 14 geslachten waren in zo'n tijdvak, want de Bijbel zelf zegt, dat er meer dan 14 waren. Ge kunt het narekenen. Bovendien, het woordje ‘zijn’ staat niet eens in den tekst van Mattheus. Het staat driernaal schuin gedrukt. Letterlijk staat er dit: Van Abram tot David - 14 geslachten; Ballingschap tot Christus - 14 geslachten: Mattheus wil zeggen: ik koos er 14 uit. Uit al de geslachten, die er waren, kies ik er telkens 14, die het meest typerend zijn om het koninkrijk van David te doen zien. Dat niet maar een mens dit zegt, maar dat de Bijbel ons dwingt zo te lezen, blijkt ook uit Lukas. Want Lukas noemt | |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
ten dele andere namen, een bewijs dus, dat er meer namen te noemen zijn, want uit al de geslachten hebben wij de voornaamste, die het meest typerend zijn, gekozen. Nu kunt ge vragen: Waarom kiest Mattheus er juist 14? Wel, omdat hij ook nu weer den Joden een Jood is, gelijk Lukas straks den Grieken een Griek bleef. Al de Joden zijn gewoon een geslachts-register, of liever een wordingsverhaal, op deze wijze op te stellen, dat men in kunstigen vorm een bepaalde gedachte uitbeelden gaat. De Joden waren gewoon niet te zeggen: de vader van die was die en van die weer een ander, maar ze gaven telkens weer bepaalde gevallen door om te zien, dat er lijn in de historie is. De bedoeling verstaat ge duidelijk, wanneer ge bedenkt, dat het getal 14 ook kan betekenen de naam van koning David. Wij hebben andere tekens voor onze letters dan voor onze cijfers. a = a maar a is nooit het cijfer 1. De Joden en ook de Grieken hadden de gewoonte om de cijfers te schrijven als letters. Wie 1 wilde schrijven, schreef a en wie twee wilde schrijven, schreef b. Dus elke letter kan zowel een letter als een cijfer betekenen. Wanneer ge nu in het Hebreeuws schrijft de letters van den naam David en ge geeft iedere letter de waarde die hij ook heeft als getal of cijfer en ge telt de zaak op, dan is de uitkomst 14. Gelijk a, b, c, wanneer ge cijfers er van maakt is 1, 2, 3 = 6, zo is ook de naam David, wanneer ge de letters 2 als cijfers leest, opgeteld 14. Nu komt er een machtig mooie kijk in den tekst. Mattheus weet hoe de Joden geslachtsregisters schrijven; ze schrijven geen geslachtsboeken in onzen zin, maar het waren kunst-berichten, waarin geschikt en gerangschikt werd om de mooie lijn er in te doen zien. Nu wil Mattheus zeggen: O, Joden, ik kies er 14 uit, dat is David; David is altijd aanwezig, want de Jocien wachten op Abrams Zoon, maar ook op David. Ze zeiden: Bij David was het prachtig, toen waren we sterk en de heidenen waren door ons onderworpen. Eens komt David weer om weer de heidenen te onderwerpen en weer naar het vlees te blinken; en zo kras waren de Joden in die verwachting, dat zij eenvoudig den Messias met den naam van David noemden. Ook de Bijbel doet dat. Welnu, de Joden zeggen, dat David opkwam in het eerste tijdvak. In het tijdvak Abram-David is David in opkornst. David bloeit en regeert van David tot de ballingschap. Toen was Davids huis het regerende huis. Maar David is uit de wereld weggegaan 2) De letters van het hebreeuwse allabet, wel te verstaa | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
in de ballingschap. Nu is David weg, maar hij komt terug. De Joden zeggen: David in opkomst, David blinkend, en David verzinkend, dat is de historie geweest. Mattheus zegt: Neen. Joden, alles is David wat de klok slaat. David in de eerste periode: 14 - David; David blijft er in de laatste periode ook. David is niet weg, David kan niet weg. David mag wel naar het vlees ontkleed zijn, maar Hij ligt in de kribbe en is Paasvorst, en in de opstanding en hemelvaart is alles David. Hoe kan David weggaan uit de wereld? Hij heeft toch een eeuwigen troon en eeuwige glorie gekregen? Dat gaat door. En orndat David blijft op geestelijke wijze na de ballingschap, daarom komt David in een kribbe te liggen en sterft aan een kruis; daarom komt Hij om den weg der vernedering te gaan en den weg der glorie: Pasen, Hemelvaart. Aan Mij, aan David, is alle macht gegeven, alle macht in hemel en op aarde; gaat heen onderwijst alle volken. Want als Christus dat zegt, zegt het ook David, en dan gaat David heel de wereld beschrijven. Hen dopen is: hen beschrijven, hen opschrijven voor Koning Jezus. Daarom moet ge verstaan, dat niet de pen van het stadhuis schrijft, maar de pen van den Geest hier Zijn woord schrijft en zo doet zien, dat David er altijd is. De macht heeft Hij verworven, die machteloos was. De Joden zeggen: Dat verdragen we niet: een Messias, die arm is. Een David, die arm is, is geen David meer. Mattheus zegt: Juist zó is Hij David, want hiertoe wekt God David op, dat hij zeggen zou: Uw genade heeft mijn troon gesticht en ik was er alleen om Jezus' kruis, Wie vragen wil: wat zegt mij dat? ontvangt nog een laatste boodschap. | |||||||||
III.Het derde punt is dit: dat Jezus Christus, die profetisch het geheim der historie ontdekt en koninklijk de macht van David bewaart, nu als priester rust geeft aan de historie. Want ook dat staat in den tekst. Imners 3 × 14 geslachten. 3 × 14 = 6 × 7 = 42. Welnu, Mattheus, die den Joden een Jood is, geeft aan de Joden, die van getallen-symboliek houden, ook daarin een dergelijk bericht. Zij hebben dat beter dan wij begrepen, want ook de Bijbel is vol van getallen-symboliek. Dat ge trouwens hier daar- | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
aan denken moet, blijkt uit vers 1 van dit hoofdstuk. Er staat in onze vertaling: Boek des geslachts van Jezus. Maar dat staat er niet. Er staat eigenlijk: Boek der wording van Christus; in het Grieks is dat Genesis, dus boek van genesis van Christus Jezus. Tweemaal staat er in den Bijbel een Boek Genesis; het eerste op de eerste bladzijde van het Oude Testament, en het tweede op de eerste bladzijde van het Nieuwe Testament. Het eerste Genesis meldt ons de geboorte van Adam en gaat door tot Abram; het tweede Genesis noemt ons de geboorte van den tweeden Adam. Het eerste Genesis in het eerste Verbond over den eersten Adam en zijn wording, zijn ontstaan; alles loopt in 6 werkdagen op Adam 1 uit. En nu bier in het tweede Genesis in het N. Testament gaat het over den tweeden Adam en Zijn wording. 6 werkperioden en dan komt Adam 2. Alles loopt via den eersten Adam op Adam 2 uit. 3 × 14 = 6 × 7. Zeven betekent volkomenheid, een afgerond werk, een afgerond ding van God. Welnu, hoort Joden, reeds zijn 3 × 14 voorbij; elke periode was 14 = 2 × 7. Tweemaal maakte God het af. Opgang en ondergang naar het vlees. Tweemaal was er de opgaande lijn en de ondergaande lijn. Elke periode heeft volkomen Gods werk afgemaakt, zowel het ontstaan als het verwelken naar het vlees. En gelijk God 6 werkeenheden voltooide in het eerste Genesis en toen de Sabbath begon en den eersten Adam daarin delen liet, zo ook thans. Reeds heeft God 6 werk-perioden afgesloten. 3 × 14 = 6 × 7. Welnu dan, als de zesde periode het einde nadert. dan komt de Sabbath. Als deze Jezus in een kribbe geboren is, het kruis doorleden heeft, dan staat Hij op. Het wordt Paasfeest en er is Sabbat. Dan is er rust in de wereld aangebracht. De Sabbat is gegarandeerd. Christus brengt rust in de wereld. 6 × 7. Zes voltooide werk-eenheden en dan rust. 6 keer heeft God reeds gezegd: Het is volbracht; toen was het morgen geweest in de historie en het was avond geweest. Maar nu komt de zevende keer. Jezus Christus is de laatste periode. Nu komt Paulus, die zegt: Wij zijn in het laatst der dagen. De zevende dag is de dag der rust. Wij zijn daarin, want Christus leeft vandaag, leeft en rust, en nu moeten wij tot Zijn Sabbat ingaan. 6 × 7 = 3 × 14. Als het zevende zevental van de opstanding van Jezus af tot den laatsten dag voldragen is en ook Zijn Sabbat in eeuwigheid overgaat, wat dan? Die vraag is voor de Joden geen vraag meer. Zij weten, als 6 × 7 jaar voorbij zijn en het zevende zevental ook voorbij is, dan komt het Jubeljaar. Het | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
Jubeljaar. wat was dat? Na 7 × 7 jaar kregen de verarmde weduwen haar goed terug en de slaven werden vrij, de vreemdelingen werden ingelijfd, de ballingen vertroost, en alles wat ingezonken was werd opgehaald om te jubelen. Evangelie, genade voor ieder, die gelooft. Welnu, dat jubeljaar begint reeds zijn schaduwen af te werpen als Jezus komt in het zevende zevental. Hij zegt: de doden gaan leven, de blinden zien, den armen wordt het evangelie verkondigd; ze gaan allen jubelen, nu ik er ben, En gelijk het oude Jubeljaar een schaduw was van het toekomende, zo is ook dit een schaduw van het toekomende, van het eeuwige Jubeljaar. Want eens komt het eeuwige Jubeljaar, waarin alle tranen afgewist worden, waarin Hij aan de weduwen geeft haar man; Hij is zelf haar man. Dat eeuwige Jubeljaar vangt aan, zodra het zevende zevental is doorlopen en Christus' Sabbat, die met Pasen begint en met den jongsten dag eindigt, overgegaan zal zijn in den Sabbat van God, als Hij het koninkrijk aan den Vader overgeeft, opdat God alles zou zijn in allen. Dan zal de ganse wereld jubelen, ook de krankzinnigen; de woestijn gaat bloeien en bloeien gaan de rozen; de bomen der verwoesting zijn sieraden van het cederen-woud. Het gaat allemaal om Christus, die de schande verdragen heeft; die zich niet schaamde voor de ballingschap, maar die verduurd heeft om onzentwil. Daarom loopt tussen de joden, die niet geloven en de Joden, die wel geloven de strijd over de ene vraag: Komt de Messias door de ballingschap of ondanks de ballingschap? Het vlees zegt, ook van ons eigen hart: Hij kome er ondanks de ballingschap, want het vlees wil niet ontkleed zijn; het wil niet de schande, het wil niet verliezen het uiterlijk gelaat. Het vlees dat zo roept, roept om eigen gerechtigheid, want het zal vergaan, want de ballingschap blijft eeuwig; maar wie Geest geworden is en den Messias kon zien uit de ballingschap, uit het graf, die vindt den ouden mens verslagen en zijn eigen erechtigheid vernield en zijn eigen kracht gebroken. Zijn enige kracht is de kracht van Christus, die om onzentwil moest heen gaan door de ballingschap, die verduurd heeft de hellevaart. Nedervaren ter helle betekent: balling zijn ten aanzien van het ganse heelal. De ballingschap is volkomen gemaakt in Christus Jezus. Dat is onze veroordeling en schande over ons vlees. Hij verdraagt de ballingschap en van nu aan en zo alleen, maar zo ook wis en zeker is er vertroosting en komt er Sabbat alle dagen. Nu weten we waar het om gaat. Nu kunnen wij gaan in de ballingschap en als de kerk ondergaat naar het vlees en er zware tijden aanbreken zul- | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
len, dan staan wij op en zeggen: Wij gaan ten hemel in, niet ondanks de ballingschap, maar dwars er door heen; en wij durven zeggen tot Satan: delf vrouw en kindren 't graf (dat is ook David overkomen). Neem goed en bloed ons af ('t is ook David en Abram overkomen), wij erven toch koninkrijken. Gezang 3:5. Amen. |
|