Preken. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |||||||
De kerk onder het kruis maakt Psalm 2 tot haar gebed.Ga naar voetnoot1)Tekst: Handelingen 4:31. ‘En als zij gebeden hadden, werd de plaats. In welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid’. Lezen: Handelingen 4:23-35. Zingen: Ps. 118:8; Gez. 1:10; Ps. 2:1, 4; Ps. 29:1; Ps. 2:7. Het is een van ouds bekende regel, dat alleen de Schrift de Schrift verklaren kan en wie dezen regel volgt, wordt ook vandaag op het goede pad geleid, vragende naar de uitlegging van dit woord. Men kan eigenlijk geen plaats in den Bijbel vinden, waarin duidelijker en nadrukkelijker de Schrift optreedt om het Woord Gods te verklaren dan deze tekst. Want niet alleen moet men om Hand, 4 te verklaren, terug naar Psalm 2, omdat Psalm 2 op de lippen van de kerk is als zij bidt, maar ook is het het Woord Gods, dat vlees geworden is, en dat vlees gebleven is, ook na de Hemelvaart, dat hier het Woord Gods, gelijk het Schrift geworden is, op de lippen van de kerk legt. Want wat dit laatste aangaat, ge weet, dat wij het Woord in tweeërlei vorm zien optreden: Het vleesgeworden Woord Gods, Christus, de waarachtige mens, en het schriftgeworden Woord Gods, de Bijbel, het waarachtige woord. Nu mag de waarachtige mens Christus, het vleesgeworden Woord Gods, afstand van de kerk genomen hebben door de Hemelvaart en naar het vlees voor ons niet meer zichtbaar zijn, Hij blijft vleesgeworden Woord en ook naar het vlees waarachtig zichtbaar in de kerk, die meer triumfeert dan strijdt vandaag. En deze Christus, het vleesgeworden Woord, komt nu in het schriftgeworden Woord naar de kerk beneden toe, die kerk, die nog meer strijdt dan triumfeert. En zo brengt Hij bij elkaar, zichzelf en den Bijbel, het schriftgeworden Woord door Zijn Geest in één uur, in een kerkvergadering en in één gebed van de kerk. En als ge het z#x00F3; ziet, | |||||||
[pagina 37]
| |||||||
dat Christus vandaag, als vleesgeworden Woord, de Schrift ophaalt uit de consciëntie die spreekt van de kerk, dan verstaat ge beter, dat men het Woord Gods moet horen, om het Woord te verklaren. Want nu zien we Christus, die in de kerk zelf aanwezig is en die mee zingt, mee bidt uit de psalmen. We zijn vandaag in de opperzaal, dezelf de, waarin eens Christus, dat vleesgeworden Woord, het Pascha gevierd heeft en het Avondmaal heeft ingesteld. In deze opperzaal vergadert thans de kerk. Daar heeft Christus, van de tafel scheidende, eer Hij vertrok, de voorgeschreven psalmen gezongen, Zijn psalmen, waarvan Hijzelf de schrijver, de ingever, de auteur was. En nu is Hij wel boven op 't ogenblik en de stem, die psalmen zong, hoort men beneden niet meer, maar de stem der kerk zingt vandaag in hetzelfde huis, nog de psalmen. Zijn psalmen. En als de kerk zingt Psalm 2, ja die maakt tot gebedsinhoud, dan bidt Hij zelf mee, want Hij leeft om voor de kerk te bidden en de Geest bidt elken dag mee met onuitsprekelijke zuchten. Zó wordt het een geweldig aangrijpend ding als de kerk onder het kruis Psalm 2 durft zingen, Psalm 2 durft maken tot gebedsinhoud. Want in dat aanheffen van Psalm 2 hebt ge het ganse Woord, sprekend, gezagvoerend en zichzelf verklarend, voor U in heerlijkheid en majesteit. En, geloofd zij God, de roepstem, die het vleesgeworden Woord, naar het schriftgeworden Woord, opwekte uit de kerk, bleef niet onbeantwoord. God van boven gaf daaraan mee getuigenis, gelijk Zijn gewoonte te alien dage is en van dat getuigenis, dat God gaf, toen Psalm 2 in den mond der kerk opgeheven werd, zullen we heden spreken. We zullen zien, dat Christus zelf optreedt als machtige profeet, priester en koning, wanneer De kerk onder het kruis maakt Psalm 2 tot haar gebed. We zien drie dingen gebeuren:
Psalm 2:1 en 4. | |||||||
I.Eerst bespreken wij dat Christus, en in Hem God zelf, rechtvaardiging geeft aan de aanwending van Psalm 2 door de kerk in | |||||||
[pagina 38]
| |||||||
dat bepaalde geval. Want daarvan spreekt de tekst, wanneer er staat, dat toen zij gebeden hadden, de plaats bewogen werd. Wilt ge dus zien, hoe inderdaad dat bewegen van de plaats, waar de kerk vergaderd was, een rechtvaardiging betekent van boven, op de aanwending van Psalm 2 zoals dat door het gebed van de kerk gebeurd was, dan moet ge eerst u even indenken, wàt de kerk eigenlijk gebeden heeft en weten, wat haar tot dit gebed gedrongen heeft en waarom juist op dit gebed een antwoord kwam, gelijk gegeven werd. Ge zult niet veel tijd nodig hebben, om U te herinneren, wat er gebeurd was, wat de kerk tot gebed bewogen heeft. Ge kent de historie van Handelingen 4. In den eersten tijd na Pinksteren waren er reeds veel tekenen gebeurd van Christus' aanwezigheid in de kerk. Eerst op Pinksteren zelf. De Joden hebben gezegd: Hij heeft afgedaan en is zelf weggegaan, maar het bleek al spoedig, dat Hij niet afgedaan had, want Zijn werk ging door in de Handelingen der Apostelen. Alles daarin is Zijn werk. En Hij is ook niet weggegaan, want al may Hij naar het vlees in den hemel zijn, in den Geest komt Hij terug. Elke day bevestigt wel duidelijk voor het oog van de verbaasde massa, dat cle vissers, die met Jezus van Nazareth geweest waren, dezelfde krachten doen als Hij gedaan heeft, dezelfde taal spreken, als Hij gesproken heeft, en dezelfde uitlegging aan de Schriften gaven, als waaraan Hij zich bezondigd heeft, naar hun mening althans, Om te bewijzen, dat Hij in hen arbeidt en dat Hij hun daartoe krachten geeft, daarom heeft Christus aan de apostelen opdracht gegeven ow den man beter te waken aan de Schone Poort. Die kreupele was een zeer merkwaardig mens. Daar staat in den Bijbel: hij was omtrent 40 jaar oud toen het wonder gebeufde. Nu was de Heiland 33 jaar oud toen Hij stierf, met andere woorden: de man was 7 jaar ouder, wat het vlees betreft, dan Christus. Hij had gelegen, jaar in jaar uit, aan de Schone Poort, waar men dagelijks voorbijging en waar ook Jezus vaak langs kwam. Nu komt de grate vraag: Waarom toch, waarom geneest Jezus kreupelen hier en daar en ginds en waarom gaat Hij dien enen man voorbij? Juist dien man, die daar op een in het oog lopende plaats elken day ligt? Waarom verdraagt Hij dien man, die daar bedelt aan de poort van den tempel, waar geen bedelaar thuis hoort, omdat God met goederen vol maakt Zijn verbondskinderen? Dit is niet to verstaan, tenzij we Handelingen lezen. Opzettelijk heeft Jezus dezen man opgespaard voor | |||||||
[pagina 39]
| |||||||
later, Hij heeft hem laten liggen al die keren, dat Hij in den tempel ging. Hij heeft hem bewaard voor later, want nauwelijks is Hij opgevaren en in den Geest op Pinksteren weergekeerd, of de beurt komt aan den man en het eerste wonder, dat de apostelen doen, nadat Hij weg is, is aan dien man voltrokken. Toen voelde de stad: het programrna van Jezus van Nazareth gaat eenvoudig door. Hij gaat Zijn gang. Eerst deden het Zijn handen. Die zien we nu niet meer. Nu doen het, door Zijn geest, de handen der apostelen, die krijgen van Hem de kracht daartoe en 'ze zeggen: Houd ons vast, kijk ons ferm in de ogen, zodat de kracht van Jezus van ons over ga op u. De stad voelt: dat betekende, dat men Jezus wel kruisigen kan en begraven, maar dat Hij toch blijft voortleven en Zijn werk in de vissers doorgaat, die Hij noernt Zijn afgezanten, Zijn apostelen. Toen de schare God loofde en jubelde om het wonder aan dien man, begrepen de rechters. dat dit een veroordeling was van hun ganse vonnis over den Nazarener en daarom tandenknersen zij en zeggen: wij willen niet, dat ons vonnis van vloek door het volk wordt veranderd in een lofspraak. Zo werden de apostelen voor denzelfden raad gedaagd, die Jezus aan Pilatus uitgeleverd had, zeggende: Kruis Hem! Kruis Hem! Hun hart is daarom vol om als het even kan te zeggen tot de overheid van de vissers ook: Kruis hem, kruis hem! Toen de apostelen gedaagd waren voor de joodse rechters en het verbod te horen kregen om niet meer te preken in den naam van Jezus, hebben zij dat machtige woord gezegd, dat men God meer moet gehoorzamen dan mensen en dat het Sanhedrin, de Schriftkenners bij uitnernendheid, dit toch eigenlijk weten moest. Op die geweldige manier van beantwoording van de rechterlijke vragen, heeft een ogenblik het Sanhedrin zich tot bezinning laten brengen. Ze besloten hen te laten gaan, maar dreigden hen scherp, niet meer te prediken in den naam van Jezus, of anders zouden ze voelen, dat de roede, die hun Meester sloeg, nog niet rustte en met die dreiging en met het spook van het kruis en geseling vertrokken ze. Toen kwamen zij in de arme kerk, zou men zeggen, onder het kruis terug. Ze begrepen best, het gaat er op of er onder. Wij beleven de crisis in de kerk. En toen zij verstonden, toen begrepen zij: het wordt crisis in de wereld, want de zaak van de kerk is geen zaakje, maar is de zaak van de wereld. Wereldhistorie is kerk-historie. In dat besef hebben toen de stakkers van de kerk onder het kruis eendrachtig hun stem tot God verheven en | |||||||
[pagina 40]
| |||||||
gezegd: Nu komt het, o, God! Nu komt het, o, God! Nu komt Psalm 2 en die gaat door, want Psalm 2 is een psalm door heel de wereld. Waarom woeden de heidenen? dat betekent: de hele volkeren-zee. Waarom razen de koningen? Niet meer Pilatus, of Herodes, of rechters, maar waarom razen de koningen? Het ganse georganiseerde wereldgeweld? Omdat zij, o God, Uw Gezalfde niet verdragen kunnen en geen touwen, geen binding, verduren. Daarom woeden de heidenen en tieren de koningen.
Toen de kerk op deze wijze haar eigen geval van die ene genezing en dat ene dreigement had gemaakt tot één van de ontelbare gevallen, waarin Psalm 2 de profetie bleek waar te maken, toen was er wat groots gebeurd. Want het gebed, dat de kerk toen gebeden heeft en waarin zij letterlijk Psalm 2 aanhaalt, was uit het geloof. Men vroeg om een wonder. ‘Heere, God, laat een wonder gebeuren door den Zanger van Psalm 2’. En als zo Psalm 2 door deze geweldenaars van den Heiligen Geest op de lippen genomen is en is aangewend voor hun eigen, speciaal geval, dan antwoordt God van boven en dat antwoord is een daad van geweld op een woord van geweld. Want de God, dien zij aanspreken als den God, die gernaakt heeft hemel en aarde en al wat daarin is, die God, dien zij aanspreken als den God, die de hele wereld draagt, die God geeft een antwoord. Want wat gebeurde als zij gebeden hadden? De plaats waar zij waren werd bewogen. En dat die plaats bewogen werd was op z'n zachtst gezegd, een daad van geweld, maar ook een daad van raadselachtigheid. Wat was dat bewegen eigenlijk? We moeten er nu geen verhaaltje van maken, dat een mooien klank krijgt, neen, laten we het nuchter beschouwen. Als deze kerk bewogen werd, zouden we allen naar de deur vliegen en er kwam een paniek en we kregen gillende vrouwen en meisjes en angstige, bange mannen. Het zou worden een angst, onvergetelijk voor veel jaren. Want als een huis bewogen wordt, schudt de aarde, golft de bodem, dan rukt God aan de fundamenten. Er komen scheuren in de muren. Het is een wonder als het nog rechtop staat. Dezelfde God, die de laatste weken aardschokken gal, voor en na Pinksteren, die geeft er nu weer één, die dat huis scheuren laat, in beginsel tenminste. Inderdaad, dat is de kerk met haar historie inlijven in het geweld van Psalm 2. Want het geweld van Psalm 2 is het geweld van Gods eigen Gezalfde. Dat geweld heeft in de | |||||||
[pagina 41]
| |||||||
laatste weken zo vaak een schok gegeven in Jeruzalem. Een paar weken geleden, op Goeden Vrijdag, hing aan het kruis Gods Gezalfde. De heidenen raasden tegen Hem en de koningen tierden, de ganse wereld, alle vlees, Uw vlees en het mijne, stood op en zei: Laat ons Uw touwen breken. En toen Gods Gezalfde, de Zoon, die van eeuwigheid gegenereerd was, in dat uur stierf, heeft God de aarde geschud en de graven gescheurd en de doden er uit gehaald. Dat was toen een aanklacht tegen den tempel, die Psalm 2 in den mond nam en deze zogenaamd uitlegde en in naam van Psalm 2, den Gezalfde van Psalm 2 en den maker er van aan het kruis had geslagen. Als toen de tempel wijs geweest was, zou hij gezegd hebben: Wet betekent dat, dat het huis gaat bewegen? dat er een scheur in het gordijn komt? Heere, Gij die den hemel maakt en de aarde en de bergen en dalen en die de aarde laat beven of tot rust doet komen, Heere, wat betekent dat, als de tempel begint te scheuren? Inderdaad, op Goeden Vrijdag, heeft elke ziel, die nog beven kon, gebeefd, want ze begreep: God spreekt, hetzij met volstrekten zegen of met volstrekten vloek. Welnu gemeente, verstaat ge thans het raadsel, dat in de aardschok, die nu dit huis gaat bewegen, meekomt? Nu vandaag gaat het huis van de kerk van Christus er aan. De God, die het eerst het gebouw scheurde van den ouden tempel, gaat thans de muren beschadigen van den nieuwen, althans van de eerste vergaderplaats. Wat is dat? Een dreigement of een zegen? Verlaat God dit huis en zo ja, veracht Hij daarin deze kerk onder het kruis? Het huis wordt bewogen en dat is een raadsel, want op zichzelf (het is reeds meer gebeurd) zegt zoiets niets. Het zegt nog niet, dat God aan deze plaats de kerk vergaderen kan, Hij kan haar ook verstrooien. Dat raadsel wil ik u scherp doen voelen, want zo alleen verstaat ge de kracht van dit woord. Trouwens, dat het een raadsel is, kunt ge zo zien. Niet alleen op Goeden Vrijdag heeft God doen voelen, dat een aardschok iets geweldigs is, maar ook reeds een paar weken voor Goeden Vrijdag heeft Jezus zelf dat zo aan de kerk geleerd. Want als de discipelen,zeggen: Meester, aanschouw toch dien mooien tempel, en dan zegt de Heiland: Heel mooi en prachtig, maar lk zeg u, dat van dezen tempel niet één steen op den anderen blijft staan. En toen Jezus tegen Zijn eigen leerlingen had gezegd, dat de tempel verwoest zou worden, had Hij daaraan vast geknoopt een lang verhaal, of wel een brede profetie | |||||||
[pagina 42]
| |||||||
over den ondergang der wereld. Als dàt gebeurt, dan komt er meer. Als dàt huis gaat kraken, gaat de wereld kraken en als in dàt huis zich een scheur gaat vertonen, dan gaat de wereld schudden, want de ondergang dezer wereld is een lang proces en dat lange proces van den wereld-ondergang volfrekt zich ook en zeer beslist in het verbreken van de vergaderplaats der Joden. De discipelen hadden dat goed gehoord en onthouden en zie, nauwelijks is dit een paar weken geleden gezegd en nauwelijks is er een scheur in de vergaderplaats der Joden, of God brengt scheuren in het huis van de kerk van Christus. Evenals de tempel der Joden vernield werd, is de vergaderplaats der kerk van Christus kaduuk geworden, is tenminste niet meer solide. Wat dit laatste aangaat, dat een huis, dat eenmaal bewogen is, niet meer solide is, daarin ligt nog een raadsel. Als nu dit gebouw in de Ammonstraat vandaag bewogen werd en het werd bouwvallig, zou het de kerk van Rotterdam in crisistijd heel wat geld kosten. Geen mens lacht daarom. Het brood der kerk is toch al duur genoeg. Maar al is het voor ons crisis, het was voor deze kerk duizendmaal erger crisis, want wij kunnen nog of officieel onze eigen zaken financieren, maar deze kerk wist: vandaag of morgen verklaart de overheid onze goederen verbeurd en pleegt roof aan de bezittingen der kerk en daarom was men toen begonnen de goederen te verdelen. Geen communisme, want het communisme zegt: Laat de staat alles beheren en verdelen, maar hier is het tegendeel, want de eerste Christenen zeiden: Tegenover den heidensen staat zetten wij ons schrap en nu het nog kan, willen wij onze goederen uitdelen en elk geven wat hij nodig heeft. Welnu, gemeente, nu was onder de eigendommen ook het mooie pand, dat herenhuis, waarvan hier sprake is, dat herenhuis, waarin Jezus zelf geweest is en waaraan Hij gedacht had om het Pascha te vieren, dat huis is afgestaan aan de kerk. Als nu dat mooie huis, die mooie zaal bouwvallig worth, dan betekent dat toch kapitaal-verlies, de armen krijgen minder. Inderdaad, raadselen voor en na. Waarom scheurt God in beginsel de muren van de eerste vetgaderplaats? Waarom wordt de plaats, waar Jezus zelf geweest is, en avondmaal vierde, in beginsel verwoest? Is God bang, dat de Christenmensen straks dat huis, speciaal dàt huis, waar Jezus was geweest, zullen gaan zoeken, niet om het Woord des Heeren, maar om de plaats to bekijken? Inderdaad, dat God dat weet is de eerste oorzaak voor het breken van vandaag, want het teken | |||||||
[pagina 43]
| |||||||
wordt niet den ongelovigen, maar den gelovigen gegeven. Het teken zegt nog niets zonder het Woord. Het teken maakt zich pas duidelijk aan die het Woord geloven (vooraf) en dat dus God inderdaad aan deze kerk door de beweging van het huis geen schrik aandoet en geen vloek maar zegen geeft, kan pas straks blijken en bewezen worden als het Woord spreekt en zij met den Geest vervuld worden. Maar een teken is nog geen bewijs, maar kan dat pas zijn door het Woord. Het token kan voorlopig alleen dit zeggen, dat God de aanwending wettigt door een daad, overeenkomstig Psalm 2. Wat ook waar mag wezen van uw gedrag en van het Sanhedrin, wie ook gelijk hebben mag, in elk geval hebt ge hierin gelijk, dat wat hier gebeurt, betekent het geweld van Psalm 2. En daarom is het geweldig geweest, want toen de kerk alzo gebeden had, had zij bestaan te zeggen: O, God, onze eigen oversten horen bij de heidenen, want Psalm 2 zegt: Waarom razen de heidenen en waarom tieren de koningen, die barbaren, die lieden buiten Israël, die in de landen wonen, die heel ver aan de zee gelegen zijn? Maar deze kerk hier durft te zeggen: Heere, vandaag zijn tegen den Gezalfde van Psalm 2 vergaderd niet alleen Pilatus, die rasechte heiden, maar ook Herodes, zoon van Edom, van Ezau, den valsen broeder, ja nog meer, ook de stammen Israëls; ook do stammen Israëls zijn met de heidenen mee opgestaan tegen Jezus. Toen zij dàt zeiden en openlijk verklaarden, dat het Sanhedrin stond aan den kant der heidenen, dat de kerk nog wel zei: Wij zijn de kerk, maar het niet meer was, toen zeiden ze gelijktijdig: de boom van Israël staat hier in de opperzaal geplant. Geen andere boom, maar de oude, want Abrams geloof in het kind, dat hij wachtte, is ons geloof in het Kind, dat wij zagen, Jezus. De oude boom zijn wij! En toen dàt gezegd was en de kerk zeide: Wij vandaag hebben geen geloof aan een kerk hier, als een kerkje en ginds ook nog één; maar toen de kerk zeide: wij geloven, dat de éne kerk, die steeds één blijven zal, voortgang nam in ons, de kerk, die de heidenen er bij kan halen, toen heeft de kerk de moed gehad om zichzelf te zien als kerk en tegenover zich to plaatsen den heiden en de stammen Israëls. Dit belijden van de antithese, dit machtige, concrete trekken van de scheidslijn, hier de kerk en daar de niet-kerk, dat is toen beantwoord door God met een teken als van Goeden Vrijdag en God waagt het, het huis to scheuren, want de loop van het Woord hangt niet aan een plaats, niet aan een stenen gebouw, niet aan | |||||||
[pagina 44]
| |||||||
een huis vol van heilige herinnering aan Jezus. De loop van het Woord kan gaan, waar de Geest de kerk vergadert uit alle volken. Als de kerk bidt en een teken vraagt om voor Jezus als Christus de aandacht te winnen, dan komt het teken en het geweld van Psalm 2 breekt weer los. Vandaag de tempel, morgen de opperzaal en dus zijn het beide plaatsen van geweld. In den don-der roept God tot het ganse yolk met de oude stem: Aardse Machten vreest den Heer, Geeft den God des hemels eer! Psalm 29:1. | |||||||
II.Het teken wordt alleen aan gelovigen en niet aan ongelovigen gegeven. Daarom waagt God het ook een teken te geven, dat de Joden konden misbruiken, maar dat de kerk troost, omdat zij geloofd heeft vóór het teken en blijft geloven nadien. De Joden konden het teken misbruiken en zeggen: Ziet ge wel, zij lachen om den tempel en ook hun eigen zaal schudt. God is met ons. Dat God een teken heeft gegeven, dat de Joden zoiets kon laten zeggen, is niet vreemd, dat is Gods gewone regel. Het teken, zonder het Woord, kan worden aangewend voor de éne en ook voor de andere partij. Dat is zo gewoon, dat is op Goeden Vrijdag ook gebeurd. Want dan schudt wel de tempel der Joden en het geloof moet zeggen: het is een waarschuwing, maar de Joden kunnen ook zeggen: Wat wilt ge met Jezus? Ge zegt, dat Hij leeft, maar wat zegt ons dat, want wij hebben Hem niet gezien en als wij Hem wel gezien hadden, zou dat ons nog niets zeggen, want immers reeds op Vrijdagavond zijn er graven geopend en doden opgestaan en aan velen verschenen. God heeft inderdaad random het éne Paasfeest van den énen Levensvorst, het terrein van Zijn open graf afgezet met levend gemaakte mensen; en ook dat teken, dat ons, die geloven in Jezus een bewijs te meet is van Zijn glorie, ook dat konden de Joden gebruiken om te zeggen: Hij heeft niets aparts. Gelijk God toen een teken gaf, dat het vlees niet breekt, omdat het Woord alleen het vlees stuk breken kan, zo ook hier. Het teken van het bewegen van de plaats is op zichzelf geen bewijs, maar de kerk heeft geloof gehad voor het teken kwam en juist door het geloof heeft zij gebeden en zó gebeden als zij bad; en nu zij geloofd heeft, is voor haar bestaande geloof ook het teken een geschenk van genade, want de bekroning krifgt zij daarin van haar uitlegging van Psalm 2. | |||||||
[pagina 45]
| |||||||
Wat doen de kerkmensen als de plaats bewogen wordt? Naar de deur vliegen? Het antwoord is hier: zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest. Geen Pinkster-herhaling. God herhaalt nooit één ding; alles gebeurt maar den Geen repetitie van Handelingen 2, maar een bevestiging op hun gebed. God zegt: Nu ge Psalm 2 verstaan hebt en Psalm 2 hier te pas gebracht hebt, nu wil lk bewiizen, dat inderdaad Mijn Gezalfde en het geweld bij elkaar horen, want aan deze plaats, die geschud wordt, geef ik vrede. Geen wens vliegt naar de deur, maar ze gaan zingen. Ze dringen elkaar niet op zij, maar zeggen: Komt laat ons blijde zijn in den Heere. Want de volheid van Geestesgaven, die het lied uit de ziel trekt en de andere krachten losmaakt van hoge blijdschap, en eeuwige vreugde, dat alles komt hier terug. Het lokaal lijdt schade, maar de kerk wast in kracht. Het stenen gebouw is vandaag verouderd, ze moeten straks van huis tot huis brood breken, maar de Geest neemt toe en het Woord gaat z'n gang en allemaal spreken zij het Woord, de kleinen en de groten, mannen en vrouwen. Dat is inderdaad een kroon op hun uitlegging van Psalm 2. Want Psalm 2 was in het geding ginds en hier. De psalm is gezongen en geloofd en te pas gebracht in de mooie plaats der Joden èn in de opperzaal van de Christenen. Beide hebben ze Psalm 2 gezongen, in de plants van het gescheurde gordijn en in het huis, dat scheurde. Alleen de uitlegging was in het geding. De Joden zeggen: het is prachtig en in naam van Psalm 2 kruisigen wij den Nazarener, want Psalm 2, het staat er toch, is de psalm van den verpletteraar. Er staat, dat Gods Gezalfde tegen de heidenen uitgezonden wordt en Hij zal ze vermorzelen met kracht. Nu dan, Gij koningen en barbaren, handelt verstandig en kust den Zoon, opdat. Hij niet toorne en gij vergaat! En als de Joden dat lezen, zeggen ze: de Messias komt en die is de verpletteraar en de barbaren-koningen moeten zich laten tuchtigen door ons. Daarom, zeggen de Joden, Psalm 2 bewijst, dat de Messias komen moet, niet als vermorzelde, maar als vetmorzelaar en in naam van die uitlegging hebben wij Jezus gedood. Die kwam niet op een strijdros, maar op een ezelsveulen, En tegen de apostelen zeggen ze: In naam van Psalm 2 verbieden wij u in Jezus' naam te prediken,- want Hij is vermorzeld en geen vetrletteraar en dus zwijgt en laat dien naam varen. En toen zei de kerk in naam van Psalm 2: er ruist fangs de wolken een lieflijke naarn, die hemel en garde verenigt te zaam. Want, zeggen de kerk- | |||||||
[pagina 46]
| |||||||
mensen: Inderdaad, de Messias is de vermorzelaar, maar daarom moest Hij eerst Zelf vermorzeld worden. Hij is de verpletteraar, maar om den slang den kop te verpletteren, moesten eerst Zijn verzenen verpletterd worden. Daarom, de Joden zeggen: Psalm 2 loopt rechtstreeks langs de lijn der zichtbare glorie en de kerk zegt: Psalm 2 loopt over graf en vloekplaats en Golgotha en over verpletterde verzenen en zo pas komt de glorie uit den geloofsschuilhoek om dan de lijn te volgen van zichtbare heerlijkheid. De één legt Psalm 2 uit naar het vleees, door den ander wordt Psalm 2 verklaard naar den Geest, gelijk Gods kerk vergaderd wordt naar den Geest en pas daarna zichtbaar wordt voor het geloof van het geestelijk Israël. Terwijl nu in het éne ogenblik het Sanhedrin zegt: We danken Heere, dat wij Psalm 2 hebben gehanclhaafd tegen de kerk van Jezus, want dat is geen kerk en de kerk bidt: Wij danken U, Heere, dat wij Psalm 2 gehandhaafd hebben tegen het Sanhedrin; in dat uur, waarin de één Psalm 2 aanwendt tegen den ander en de ander tegen den één, komt nu dit naar voren. Het Sanhedrin heeft gedankt en de president heeft het plechtig gedaan naar alle mooie bestaande vormen der liturgie, maar het Sanhedrin heeft ook angst. En nauwelijks heeft de kerk gebeden, of in omstandigheden, die ieder naar de deur zouden doen vliegen, gaat de kerk van den Geest vol worden en zij stroomt vol van geestelijk water. Elk is een bazuin, die God aan Zijn mond zet en allemaal, ook de kinderen, zijn van den Geest vervuld. Een president kent men niet meer. Allen zijn ambtsdragers en het ambt van alle gelovigen, dat spreekt uit Geestesvolheid, triumfeert tegen het Sanhedrin. | |||||||
III.Maar nu is het de vraag, of ook wij de Schriften zó lezen. Want niet enig uiterlijk teken, maar de handhaving der Schriften is het bewijs, dat de kerk kerk is. Vandaar m'n laatste gedachte. God heeft het grootste wonder gegeven, niet in de golving van het huis, niet eens nog in het vol-zijn van den Heiligen Geest, doch daarin, dat zij het Woord Gods spraken met vrijmoedigheid. Dit is inderdaad de hoogste gebedsverhoring. Het taken is alleen een teken voor de gelovigen. Toen bleek hun geloof. Zij hebben alle Geestesgaven gehad, maar zij spreken nog niet. Het bleef in de kerkzaal besloten. De lofzegging van het tweede punt, bleef binnen de vier muren der zaal. Maar nu gaan ze in punt 3 naar buiten. Ze hebben | |||||||
[pagina 47]
| |||||||
gevraagd: O, God, geef een wonder; het is gebeurd en ze hebben ook gevraagd: O, God, geef vrijmoedigheid om te spraken Uw Woord, (vers 29) van Psalm 2, en toen zij dat vroegen, niet alleen om een wonder, maar om vrijmoedigheid tot Woord-dienst, toen waren zij de predikers van Psalm 2. Want Psalm 2 zegt wel: er is geweld en er komt verplettering, maar ook deze psalm roept nog van genezing. Tot de koningen zegt Psalm 2: laat u tuchtigen en kust den Zoon, opdat Hij niet toorne. Kortom Psalm 2 is de psalm van geweld: a. in gerechtigheid, b. in genade. De psalm van geweld: a. in de wet, b. in het evangelic. Toen de kerk bad in vers 29: Geef vrijmoedigheid um Uw Woord te spreken, toen was dat de juiste uitlegging van Psalm 2, want in vers 30 zegt ze: dat zal genezing zijn. En de koningen, die anders verpletterd werden, worden dan de heidenen, die plukken de bladeren van den levensboom en die eten tot genezing, Inderdaad, in dien psalm, aldus uitgelegd en gebeden, wordt de kerk voorbidster, ook vour het Israël naar het vlees en pas nu kan zij voorbidden en liefhebben en pas nu kan ze vergaderen in gerechtigheid. Sommigen denken, dat het andersom moat. Ze zeggen: houdt bij elkaar, wat eenmaal bij elkaar te horen heet en strijdt niet van te voren den strijd om de preciese manier van het zeggen van de waarheid. Dat noemt men irenisch en niet polemisch. De kerk heeft eerst gezeg d: Wij leven en die daar zijn dood; hier is de kerk en daar de niet-kerk. En dan pas toen zij dat gezegd had, ward ze voorbidster en liefhebster. Toen pas kon ze zeggen: Heere, nu wij de polemiek scherp gevoerd hebben en geen mens hebben ontzien, nu gaat het om de vraag, vóór of tegen de waarheid. Nu worden we vrienden, want Gij zijt vrind, nu kunnen wij samen vergaderen, want Gij doet dat. Nu vragen we en van de heidenen en ook van de Joden, die toch ondanks alles nog geloven zullen, breng te samen Heere en geef genezing door Woord-verkondiging. Aldus gemeente, betaamt het ons te vervullen deze gerechtigheid. Nu ge dit zó ziet zijn de raadselen verdwenen. In de eerste plaats dit raadsel: Waarom wordt wel dat huis van de kerk in dat jaar bewogen en waarom heeft nog nooit God bewogen de kerk hier? Waarom zijn wij thans blij als vandaag deze kerk niet kaduuk worth? Waarom? Omdat de kerk van onzen tekst stond aan het begin der Christelijke kerk en wij staan reeds zoveel eeuwen dichter hij de wederkomst. Daze kerk had nog geen letter papier van het Nieuwe Testament en bij ons is het klaar. Deze kerk stond nog in het begin en bij elken aanvang geeft God uiter- | |||||||
[pagina 48]
| |||||||
lijke tekenen voor het oog des lichaams. Maar vandaag, nu het begin voorbij is en wij mannen moeten geworden zijn in Christus en de kerk zó ver kwam, vandaag hebben wij het volle Woord en dus geen tekenen meer, die voor ogen zijn, maar geloof in de Schriften, want in die geeft het Woord Gods aan zichzelf getuigenis. Dus vandaag niet meer afhankelijk van tekenen, maar één zijn moeten we daarin, dat we Gods Woord uitdragen naar buiten. Het Woord prediken in de kerk en daarbuiten en dat Woord recht spreken. Niet op onze manier verklaren, maar dat Woord Gods ons laten overwinnen en weten dat onze uitlegging alleen de Zijne mag wezen; en als dat gebeurt, dan is daarin Psalm 2 aan onze zijde. Dan kunnen wij ook moed grijpen om antithetisch te wezen. Dan komt er moed om te zeggen: O, God, wij zijn maar een kleine kerk, in Rotterdam lopen de meeste mensen vandaag de kerk voorbij en onder al die duizenden is de kerk een klein getal en toch Heere, de zaak van de kerk is de zaak van Psalm 2 en de Gezalfde van den Woord-dienst is de Gezalf de van Psalm 2 en ons geweld is dat van den Gezalfde. Daarop komt het aan en dus vraag niet of de muren scheuren, maar vraag wel of het Woord onder u leeft en geloof vindt. Of ge het teken aanvaardt, niet als voorwaarde om te komen naar het geloof, maar als bijkomend geschenk voor uw aan-het-Woord-zich-hechtend-geloof: en als deze dingen niet onder ons zijn, dan mag ons gebouw nog jaren lang staan, gelijk ook de Joodse tempel nog 70 jaar na Christus is blijven staan, langer dan het huis van de christenen, maar de Geest zou uit ons vlieden en de kerk zou verschimmelen en verdrogen. Maar als de ijver om God te verstaan onder ons heerst, dan blijven we kerk en worden geen secte, dan blijven we trouw, eerst naar binnen, maar dan zullen wij den naam van Christus dragen, ook naar buiten. Dan kunnen we zeggen aan anderen, wat we doen voor ons zelf: Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, opdat gij niet vergaat op uw weg. Want: Welzalig zijn zij, die naar Zijn reine leer, in Hem hun heil en hoogst geluk beschouwen. Amen. |