Preken. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |||||||
De opstanding aangekondigd.Ga naar voetnoot1)Tekst: Marcus 16:5, 6a. ‘En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechterzijde, bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd. Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd; gij zoekt Jezus den Nazarener, die gekruisigd was; Hij is opgestaan; Hij is hier niet.’ Paasfeest - dat is levensfeest. Daarom is het mysteriefeest. Paasfeest is een dag van blijdschap, als ge 't maar beziet in het rechte licht. Want de morgen van den Paasdag staat niet op zich zelf. Hij is de bezegeling van den Goeden Vrijdag. Hij is zelf de toekenning van Godswege aan Christus van een nieuwe schoonheid. Hij is tevens de verovering van den Pinksterdag. Zie, het Paasfeest is niet los te denken van Goeden Vrijdag en Pinksterfeest. Paasfeest, zegt men gewoonlijk, is het feest van den triumf over den dood. Ja, voorzover die triumf over den dood op dezen dag meer zichtbaar wordt. Maar vergeet niet: eigenlijk is er drieërlei dood. Daarom komt de overwinning op den dood ook in drievoudig tempo. Daar is allereerst de eeuwige dood - die is aan het kruis overwonnen, op den Goeden Vrijdag. Daar is vervolgens de tijdelijke dood - die is hier overwonnen, op het Paasfeest. Daar is tenslotte de geestelijke dood - daartegen gaat de strijd op het Pinksterfeest. Wie daarom Pasen losmaakt van rechtvaardigmaking en heiligmaking, van Goeden Vrijdag en Pinksteren, die kent den dood niet, | |||||||
[pagina 228]
| |||||||
die kent ook het leven niet. Hem zal Pasen teleurstellen. Maar niet den anderen. De Paasboodschap aan de vrouwen gebracht:
| |||||||
IWelke de tijd is van die Paasboodschap? Die tijd is er als de vrouwen in het graf ingegaan zijn. ‘En in het graf ingegaan zijnde’ lezen we. Dàn klinkt de boodschap, eerder niet. Het valt niet te loochenen, dat het Kerstfeest den mensen meer interesseert dan het Paasfeest. Het Kerstfeest is wat warmer, het Paasfeest is zo koud. Het Kerstfeest, dat brengt de mensen in de Kerk. Het Paasfeest niet zo sterk. Vanwaar komt dat? Komt dat, omdat we aan een klein kind meer gewend zijn, meer vertrouwelijk ermee zijn dan dat we aan een Levensvorst met Zijn praal ons kunnen gewennen? Ik geloof het niet. Het Paasfeest moge dan onbegrijpelijk zijn, toch brengt het ons een evangelie, waarnaar ons hart smacht: het einde van den vreugdelozen dood. Weet ge, hoe ik dat verschijnsel verklaar? Uit onze eerste tekstwoorden: En in het graf ingegaan zijnde - eerst toen hoorden ze de blijde boodschap. 't Schijnt, dat God Zelf 't Paasevangelie niet zo belangrijk vindt. Want op het Kerstfeest komen de engelen de mensen opzoeken. Maar op het Paasfeest blijven ze stil zitten. Op het Kerstfeest hebben de engelen haast. Zo gauw het wonder gebeurd is zeggen ze het. Op het Paasfeest hebben ze schijnbaar geen haast. Ze laten de vrouwen maar wenen en wenen, ze laten ze komen naar het graf. Ze blijven roerloos zitten. En eerst dan, als ze in het graf zijn, eerst dan zeggen ze: Verbaast u niet! Op het Kerstfeest wordt alles opzettelijk aangewezen. Tot de herders wordt gezegd: Daar is de stal, dat is het teken: in doeken gewonden. Zelfs de hemel is dan bewogen, want een hemelverschijnsel, een ster, trekt de wijzen van het Oosten en zegt hun: Daar is het. | |||||||
[pagina 229]
| |||||||
Maar op het Paasfeest schijnt God alles maar over te laten aan het toeval. Als die vrouwen niet gekomen waren, dan hadden zij de boodschap niet gehoord. En niet opzettelijk wordt heengewezen naar de grafdoeken, gelijk indertijd wèl naar de kribbedoeken werd heengewezen. Op het Kerstfeest vliegen de engelen en zijn in haastige beweging. Maar op het Paasfeest zit de engel ter rechterzijde. 't Is er zo stil... En op deze wijze gaat God door. Op het Kerstfeest moeten de engelen precies alles zeggen, tijd en plaats. Op het Paasfeest wordt dat al minder. Ongeveer de tijd en ongeveer de plaats wordt gezegd: Galilea. Bij den Hemelvaart wordt geen bepaalde tijd en geen bepaalde plaats genoemd, want wanneer de wederkomst er is weet niemand. En met Pinksteren wordt volstrekt geen tijd en volstrekt geen plaats genoemd. Overal is nu de tijd en de plaats van de wonderen Gods. Bij het Kerstfeest moeten de mensen er naar toe gebracht worden. Op het Paasfeest moeten de mensen er vanzelf heen getrokken worden. Bij den Hemelvaart gaan de mensen bewust met Christus mee. Op het Pinksterfeest blijven de mensen, waar ze zijn en wachten.
Maar waarom is dit alles nu zo op Pasen? Wel, allereerst ligt daarin een zachte bestraffing. Maar vervolgens toch een heerlijke zegen. Allereerst een zachte bestraffing. Hier gaan enkele vrouwen, het hoofd gebogen. Een sluier hebben ze niet nodig, want wel wenen ze, maar hun smart is niet ostentatief. De sluier verkondigt den rouw niet, ze zoeken een uur van den dag, waarop geen oog ze aanschouwt. Maar smart hebben ze! En toch - die droefheid is haar zonde. Ze hebben op Jezus' woorden niet gelet. Ze zijn te haastig geweest. Ze hebben in al te onbedachte liefde door eigen voorstellingen laten verdringen Zijn duidelijke woorden. Nu moeten ze heel den langen, bitteren, eenzamen weg naar het graf afleggen om te leren hoeveel het waard is goed naar Jezus' woorden te luisteren. | |||||||
[pagina 230]
| |||||||
De engel maakt geen haast, hij komt niet naar die vrouwen toe, ze hebben wat te leren. Nietwaar - dat kennen wij ook wel. Hoe vaak kennen wij dat ook niet, dat we door bitterheid en lijden gedwongen moeten worden wat beter op Gods beloften acht te geven. Dat God niet onmiddellijk ons uit de moeite brengt. De engel laat ze ten einde toe den grafgang afleggen. Opdat ze later voelen hoe dwaas ze zijn geweest. Want dwaas zijn ze! Ze willen het lichaam van Christus zalven. Daarin ligt een opstandingsgedachte. Ze denken echter, dat Hij eerst opstaan zal ten jongsten dage, als alle mensen het graf verlaten. Ze weten niet, dat als deze mens niet eerst opstaat, dan deze verwachting een ijdele hoop is. Zo ligt in die passieve houding van den engel een zachte bestraffing.
Toch is dat het enige niet. 't Is ook een heerlijke zegen. Dat God 't zo af kàn, dat is winst. Op het Kerstfeest moesten wel engelen komen en met veel wondertekenen de mensen heendrijven tot Christus. Anders waren ze niet gekomen. Maar nu is 't anders: Ze komen vanzelf al. De liefdeband aan Christus trekt hen. Hij is niet uit hun gedachten weg. Dat is Gods victorie. Hij heeft veel gewonnen sedert het Kerstfeest. 't Is niet om de engelen te doen, maar om mensen. Hoe meer daarom de engelen op den achtergrond komen en hoe meer de mensen op den voorgrond komen, hoe beter 't is. Dat zitten van de engelen is groter triomf dan hun zang op het Kerstfeest. Het schreien van Maria en 't haasten van Simon Petrus is beter. Wij ook moeten dien weg gaan. Als we verder komen op den weg des heils, dan moet het teken, het aparte, het geweldige dringen Gods verminderen. En een teken vragen is geen bewijs van geestelijken bloei. Daarom is de Paasmorgen zo stil, daarom is er zo weinig te doen. De engelen zitten, Christus komt eerst als hovenier naar een eenzame vrouw. Geen Hosanna-geroep klinkt, geen gezang. Waarom gaat het hier niet als een week geleden? Omdat het Koninkrijk Gods niet komt met uiterlijk gelaat. Een week geleden werd het zo begeerd. Nu is het door God geestelijk geopenbaard. | |||||||
[pagina 231]
| |||||||
Het Paasfeest is niet de morgen van de geestdrift, maar wel van den gedreven geest. Dat is het heerlijke van ons geloof. Toen Mohammed dood was, vloog Omar uit de tent waar het lijk lag en zwoer, dat hij ieder het hoofd zou afslaan, die zei, dat de profeet dood was. Toch is de profeet dood, en Christus leeft. Bij het Christendom is het precies andersom. Geen enthousiasme, geen geestdrift, geen vliegende engelen. Geen geestdrift - wel liefde vinden wij. En daardoor weer geestdrift. De liefde moet de geestdrift leiden, niet de geestdrift de liefde. Hoe is het bij u? Leidt de liefde uw geestdrift of moet alleen de geestdrift uw liefde wekken? Komt gij ook? Kunnen engelen op u wachten tot in het graf? Let daarop: Op 't weinig feestelijke van de engelen. Daarin ligt lering voor ons! Onze feesten zijn te weinig leergangen. Daar is een verlangen naar het einde van het feest en naar het feest zonder einde. Let verder ook op het verschil: deze engelen zijn tegenover de wachters anders dan voor de vrouwen. Zij komen de wereld verschrikken en het volk Gods vertroosten! | |||||||
IITen tweede spreken wij over den verkondiger van de Paasboodschap. Hij wordt genoemd een jongeling, bekleed met een wit, lang kleed. Ook dat was teleurstellend. Een jongeling met een wit, lang kleed. Dat witte kleed, dat wijst wel op hemelse afkomst. Maar toch is het een oorzaak van teleurstelling. 't Is zo doodeenvoudig. Hoe anders dan op het Kerstfeest. Toen was het aantal groter en hun uiterlijke verschijning heerlijker, blinkend, stralend. Waarom dat verschil? Dat is niet toevallig. Immers, zoëven had hij nog een gedaante als een bliksem. Toen zijn de wachters voor hem weggevlucht. Maar hier is hij zo eenvoudig. Blijkbaar heeft hij zich hier opzettelijk van elk majesteitsvertoon onthouden. Waarom? Daarvoor is een wijze reden. Hij moest wel zo zijn. Op het Kerstfeest hebben de engelen meer | |||||||
[pagina 232]
| |||||||
heerlijkheid dan op het Paasfeest. Want op het Kerstfeest is Christus zo armoedig, daarom zijn de engelen wat rijker. Maar op het Paasfeest is Christus rijk, daarom kunnen de engelen 't wat eenvoudiger doen. Op het Kerstfeest was dat kindeke zó armoedig, zó schamel, dat de mensen wel een tegenwicht, een soort vergoeding nodig hadden om te geloven, dat hier goddelijke wonderen waren. Hier is het niet zo. Hier is Christus Zelf de blinkende morgenster. Dan moeten voor Hem de andere morgensterren verbleken. Vanzelf valt de aandacht op Christus, op Christus alleen. Alle engelenglans zou maar de majesteit van Christus in de schaduw stellen. Daarom: alles wijkt voor Christus, ook de engelen. Zijn verschijning komt in lichtglans naar voren. Daarom: Op het Kerstfeest past veel licht. Daar gaat het licht Gods bedekt worden. Heden gaat het licht van den mens op. Daarom moet het engelenlicht zich temperen. God kan Zijn licht zó bedekken, dat de engelen hun glans nodig hebben. Maar God kan ons licht, menselijk licht niet openbaren, of 't is reeds meer dan van de engelen. In den jongsten dag is het anders. Daar leidt de blinkende engel niet de aandacht van den blinkenden Christus af. En de glorie van Christus verbleekt niet die van mens en engel. Daar heeft alles zijn eigen licht. 't Licht verdwijnt niet, maar verlicht wederzijds allen van alle zijden. Nu is het nog successief. Dan alles tegelijk. Nu zijn wij nog in de leerschool. Eerst moeten wij leren alles te zien in de rechte vehouding. Eerst moeten wij alles zien in het rechte licht. Later zien wij alles tegelijk, ieder ding in zijn eigen gloed en glans. Engelen èn mensen - hemel èn aarde.
De hemel looft, o HEER, Uw wond'ren dag op dag.
Maar ook de aarde looft: Uw waarheid wordt op aard' de glorie toegebracht.
Psalm 89:3. | |||||||
IIIOnze laatste gedachte is: de inhoud van de Paasboodschap. ‘Zijt niet verbaasd’ zegt de engel. Zijt niet verbaasd, dat Hij er niet is en ik hier wel ben. | |||||||
[pagina 233]
| |||||||
Is dat geen dwaasheid? Niet verbaasd zijn? Och neen. De engel wil zeggen: 't spreekt eigenlijk vanzelf. Hij kòn niet van den dood gehouden worden. Weest niet verbaasd over dit Paasfeest. Het spreekt vanzelf...Moest de arbeid van Christus niet beloond worden? Heeft Hij niet tot u gezegd? Gij zoekt Jezus, den Nazarener, Die gekruisigd was. Gij zoekt den Levende onder de doden. Gij wilt Zijn dood bestendigen. Uw zalving is Ja-zeggen tot den dood en spreekt van berusting. Maar Hij heeft geen ja, doch neen gezegd tot den dood. De dood zegt ja tot Hem en is Zijn dienaat geworden. Hij is hier niet, Hij is opgestaan. Daar hebt ge 't Paasevangelie. Voor de vrouwen betekent het: teruggave van den Verwachte. Maar het is toch anders dan zij verwacht hebben. Hij is hier niet. Het is weer anders dan op het Kerstfeest. Toen werd gezegd: Hij is daar en daar. Precies werd het aangeduid. Maar hier gebeurt dat niet. De engel zegt slechts ongeveer, waar Hij is: in Galilea. We hebben het al eerder gezien: Op het Kerstfeest wordt de plaats precies bepaald. Op Pasen wordt zij ongeveer bepaald. Bij den hemelvaart wordt het zo ver mogelijk uitgesteld: Hij komt weder. En op Pinksteren wordt helemaal gezwegen. Voor de gemeente betekent dit Paasevangelie nu rechtvaardiging. En verder is het een onderpand van de opstanding in zaligheid. Niet alleen de ziel, maar ook het lichaam wordt gered. Straks klinken niet alleen lofpsalmen, maar er zal ook een mond zijn, die ze zingen kan. We krijgen een hemelsen schat, maar ontvangen die ook in een hemels vat! Maar dit is ook een boodschap voor de wereld: het is een aanwijzing van den weg tot de zaligheid, hoe ze tot glorie komt. Hier is de mens, dien de wereld onbewust zoekt. De mensheid zoekt den mens, den hogen, vrijen, edelen mens, den oppermens, den koningsmens. Vroeger stond in het antieke Athene een altaar voor den onbekenden God. Tegenwoordig staat in het moderne Athene een altaar voor den onbekenden mens. Over dien onbekenden, vergoddelijkten mens zingen de dichters en peinzen de wijsgeren. Naar hem streven de wereldleiders. Hier is die verheerlijkte mens. Op tweevoudige wijze heeft de mens getracht de kloof te dempen | |||||||
[pagina 234]
| |||||||
tussen God en mens. Op tweevoudige wijze heeft hij getracht te ontkomen aan de ellende. Die hatelijke, dodelijke afstand tussen God en mens moest weg. Vroeger ging men daarom God naar beneden halen. Dat deden de Grieken. Bij hen waren de goden aan de mensen gelijk. Men is Gods glorie wat gaan bemantelen. Dan werd ònze armoede niet zo naakt gezien. Later ging men den mens naar boven brengen, den mens verheerlijken. Toen kreeg men de apotheose van den mens. Welnu, dat dubbele streven is zondig. Maar God verstaat het toch. Hij leidt het in rechte sporen. Aan beide verlangens komt God tegemoet. Want op het Kerstfeest daalt God af tot ons. Zijn licht was te hel voor ons, daarom zet Hij een kap er omheen: het lichaam van Christus. Zijn stem was te sterk voor ons, daarom heeft Hij die getemperd. Zijn vreugdevolheid was te pijnlijk voor ons, daarom mede komt Christus' lijden! Dat is Kerstfeest. Maar op het Paasfeest hebt ge het tweede: God gaat den mens naar boven brengen. Hier is Christus opgestaan. Hij is een verheerlijkte mens. Alles blinkt aan Hem. Hij is de nieuwe glorie der mensheid, overtogen met eeuwigheidsglans. Hij is de lentezoon, in eeuwige jeugd en kracht. Alles is in Hem hersteld. Hij is vrij van de ellende. Zelfs Zijn verzenen zijn hersteld, die eenmaal door Satan vermorzeld waren. Van Zijn schouderen en opwaarts is hij een heerlijk mens. Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, wie gij ook zijt...zo gij Christus voorbij gaat. God heeft aan al uw wensen genoeg gedaan. Hij heeft 't goddelijk licht niet verdonkerd en het menselijk donker wat verlicht. Hij heeft de goddelijke kracht verborgen achter de zwakheid van Christus op het Kerstfeest. Hij heeft de menselijke zwakheid opgeheven tot de kracht van den verheerlijkten Christus op het Paasfeest.
God heeft aan àl uw wensen voldaan, behalve aan één wens: Hij wil wel den mens gelijk worden, Hij wil ook wel den mens opheffen tot schone, glanzende majesteit, maar: Hij laat u uw zonde niet. Gij wordt dat voorrecht alleen deelachtig in den weg van rechtvaardiging en heiligmaking. | |||||||
[pagina 235]
| |||||||
Zijn Zoon sterft den dood - voor de zonde, die wordt gestraft. Zijn Zoon staat op - als de zonde tenietgedaan is, het recht bevredigd is. Hier vinden we de opheffing van de mensheid - maar naar de wetten van het recht.
Arme, vermoeide, kranke wereld, ziet ge nu wel op dien verhoogden mens? Nietwaar, dat is toch schoon? Een wezenlijke mens met een echt lichaam en die zó heerlijk? Is dat geen ere voor den mens? God en mens in één persoon; en niet langer in vernedering. Het Kerstfeest was wel vernedering, het Paasfeest is het niet meer. Dat bewijst ons dit: Het mens-zijn, dàt is zelfs voor Gods Zoon, zelfs voor God Zelf, nog geen schande. God en mens zijn blijvend verbonden. Hier is de zegepraal des mensen. De Paashof opent den enigen weg tot den oppermens. Maar dan op één voorwaarde: men moet met dien Christus één zijn, men moet met Hem verbonden zijn door een mystieke unie. Men moet leden van Zijn Lichaam zijn, in Hem ingelijfd zijn. Hoe ge dat weten kunt? Niet door naar uw aards lichaam te zien. Dat zal aan deze zijde van het graf de verheerlijking niet zien. Het Paasfeest heeft wel vrucht voor u, maar God geeft het lichamelijke eerst na het geestelijke. Eerst moet uw ziel met den zegen van Christus vervuld zijn, dan pas komt het lichaam aan de beurt. Voor het lichaam moeten wij nog wachten. Daarom: Hebt gij in uw ziel de vruchten van het Paasfeest genoten? Die Christus is uw rechtvaardiging. Dat kan blijken uit uw heiligmaking. Uw leven is met Christus verborgen in God. De verhoogde Christus komt het u toepassen. Eerst worden we met Hem gekruisigd, gedood en begraven. Dat moeten we de wereld zeggen. De wereld strijdt ook voor de lichamelijke verlossing. Daarvoor is er al die ellende van revolutie enz. Maar wij moeten haar prediken eerst de verlossing der ziel. Of...moeten we het ook nog aan u zeggen? Hebt ook gij dat onderricht nog nodig?? Zie dan terug naar Goeden Vrijdag. Welk een lijden onderging | |||||||
[pagina 236]
| |||||||
Christus toen om der zonde wil. Hoe groot moet uw kwaad wel zijn, dat Hij daar zó voor lijden moet. En zie dan op de liefde Gods. De onsterfelijke mens Christus Jezus is de eeuwige verbinding van God en mens. De dood is verslonden door Zijn leven. De eeuwige dood is verslonden aan het kruis. De lichamelijke dood is verslonden op het Paasfeest. De geestelijke dood is verslonden op het Pinksterfeest. Deze drievoudige dood is verslonden door het Leven!
Die liefde van Hem is - neen, niet sterk als de dood - want het geloof in de kracht van den dood hebben wij verloren. Die ijver is hard - neen, niet als het graf - want het geloof in de onoverwinnelijkheid van het graf hebben we losgelaten, toen het graf Hem losliet. Maar die liefde, de liefde van Hem, is sterk als het Leven. Zijn ijver, ook om uwentwille, is hard, onoverwinnelijk als de plaats Zijner eeuwige jeugd! Amen. |