Preken. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |||||||
Het wenen van Rachel.Ga naar voetnoot1)Tekst: Mattheus 2:17, 18 (midden). ‘Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: Rachel beweende haar kinderen en wilde niet vertroost wezen.’ Kerstfeest is het feest van de revolutie, maar dan van de goddelijke revolutie. Het oude is voorbij gegaan, alles is nieuw. De oude verhoudingen zijn veranderd: rijken worden ledig weggezonden, maar armen worden met goederen vervuld. Alles is revolutie.
Die revolutie is ook doorgetrokken in het leven van Israël als natie. Het vleselijk Israël wordt verdrongen, het geestelijk Israël is opgestaan. Dat zien wij hedenmorgen. De kindermoord te Bethlehem kan bezien worden uit verschillend oogpunt. Bijvoorbeeld de betekenis er van voor Herodes, voor de moeders, wier kinderen zijn gedood, enz. Vandaag zien wij hem als symbool. Het is de revolutie Gods. Dat is merkwaardig. Want de mensen houden van revolutie, behalve als God revolutie maakt, dàn zijn ze ineens allen anti-revolutionair. Rachel wil niet vertroost worden. Maar voor ons is hier wel troost, het begin van den heilsstaat. We moeten dat goed begrijpen: Vanmorgen zijn we hier niet om uit te halen over den persoon van Rachel, Jacobs vrouw. Want ge weet: Rachel als zodanig weent niet. De doden weten niet van de aardse dingen. Evenmin mogen wij een oordeel uitspreken over het lot van die | |||||||
[pagina 194]
| |||||||
kinderen. Rome zou hier spreken van het doopsel des bloeds. Anderen over martelaren. Wij laten 't over aan God. Dat is iets anders. De wenende Rachel.
| |||||||
IRachel beweende haar kinderen. Dat wenen is hier vervuld. En dat is gebeurd, vlak na de geboorte van Christus in Bethlehem. Maar dat woord is ook profetie. Want in Jeremia vinden we het ook. Hoe komt Jeremia aan dat woord? Om dat te verstaan moeten wij terug naar Genesis.
Drie malen is in de Schrift sprake van de tranen van Rachel: In Genesis, in Jeremia, in Mattheus. Het is niet toevallig, dat ook in Mattheus 2 van Rachel gesproken wordt. Dat moet betekenis hebben.
Rachels tranen vormen een gedeelte der historie. Rachels tranen beginnen bij het O.T. (Genesis) en ze eindigen bij het N.T. (Mattheus). Rachels tranen vloeiden voor het eerst, toen de belofte van het zaad Abrahams gegeven was. Rachels tranen worden voor het laatst genoemd, toen de belofte van Abrahams zaad vervuld was. Allereerst willen wij de historie nagaan. In Genesis is voor het eerst sprake van Rachels smart. Rachel is de vrouw van Jakob. De vrouw zijner liefde. Jakob is in ballingschap gegaan, heeft bij Laban gediend zeven jaar en nog eens zeven jaar. Feitelijk heeft hij voor Lea niet gediend, maar voor Rachel tweemaal zeven jaar. En toen Rachel voor 't eerst Jakobs tent binnenkwam, dacht hij, dat nu de zonneschijn intrad. Maar, ironie der geschiedenis, juist daardoor voelde hij nog meer de bezoekende hand van God. Rachels inkomst is het begin geweest van Jakobs moeiten. Sedert die vrouw, die hij liefhad, in zijn huis kwam wonen, hing er voortdurend een sombere dreiging, een wolk van ellende over zijn woning. Rachel toch is de wenende vrouw. Zij wist het: Jakobs uitverkorene ben ik. Ik ben verheven boven Lea, want hij heeft mij lief. | |||||||
[pagina 195]
| |||||||
Zij heeft gemeend te moeten pralen en pronken boven haar zuster. Ze zou 't bedrog wreken.
Alleen maar: God deed het anders. Hij onthield haar den kinderzegen. Rachel bleef kinderloos.
Zo bleef het een tijdlang. Lea werd een gelukkige moeder. Rachel niet. Haar levensdagen gaan voorbij in rampspoed. En straks wordt het ijvervuur ontstoken. Dan ontstaat er een onheilige wedstrijd tussen die twee zusters. Rachel wringt de handen in wanhoop. Zij komt Jakobs tent instormen met eisen der onredelijkheid. Zij neemt toevlucht tot een wanhoopsdaad en geeft haar slavin Bilha aan Jakob. Al die worstelingen tekenen Rachels smart. Lea, de moeder van den glimlach van trots. Rachel, de vrouw met tranen. De jongste èn de schoonste èn de beminde te zijn - dat leek een schoon avontuur, een victorie over de zuster. Maar die schone droom werd wreed verstoord. Rachel wikte, God beschikte. Vandaar de tranen van Rachel.
En als Rachel lang genoeg vernederd is dan geeft God ook haar een zoon: Jozef. Een ogenblik schijnt Rachels tranenstroom opgedroogd. Zij heeft nu zelf een kind. Een ogenblik komt de stille lach weer op haar gelaat. Want de zoon is haar zoon. Maar niet lang duurde de vreugde. Jozef is geboren aan het eind van Jakobs verblijf te Paddan-Aram. Jakob breekt op. Hij vertrekt naar Kanaän. Reeds droomt Rachel van een schoon leven. Zij zal haar kind en de anderen, als ze geboren worden, zien in het land der belofte. Maar neen! Vóór het eind van de reis bereikt is, zal Rachel sterven! Als de karavaan van Jakob tussen Bethel en Efratha gekomen is, sterft zij. Weer wordt haar een kind geboren! Een tweede zoon! Hoe heeft ze die begroet en verwacht met hijgend verlangen. Haar smaadheid wordt weggenomen, droomt ze. Er zullen meer zonen volgen - Rachel wikt, God beschikt. Rachel moet sterven! En als haar ziel uitgaat, aanschouwt ze het kindeke. Haar zwakke mond lispelt wat. Men vraagt haar wat ze zeggen wil. Hoor - de naam van het kind stamelt ze nog - Ben-Oni! zoon mijner smart. Dat woord is het kort begrip van Rachels stervensstemming. | |||||||
[pagina 196]
| |||||||
Haar smart vervult haar in haar sterven. Ze heeft kinderen verlangd om erin te gloriëren. En nu - nu ze nauwelijks haar zonen stellen durft naast die van Lea, nu moet ze heengaan. Zo heb ik dan vergeefs geleên! Ben-Oni. Nu heb ik het land der belofte niet gezien, nu heb ik het groeien mijner zonen niet gezien. Nu heb ik kinderen, maar wat heb ik nu nog? Ik heb de vreugde, maar ik moet die nu verliezen. Ben-Oni, mijn smart belichaamt zich in dezen zoon! Zo sterft Rachel. Niet met den glimlach des geloofs, maar met de tranen van een ontnuchterd leven. Dit is het laatste woord, dat wij van haar weten. Rachels tranen! Hoe groot zijn ze! Welk een tragiek. Wie verstaat ze? Haar kinderen niet, die zijn te jong. Lea niet. Jakob niet, schijnbaar. Want die wijzigt haar laatste wilsbeschikking nog. Hij verandert den naam in Benjamin. Jakob wil de smart van Rachel niet vastleggen in een naam. Jakob wil de tranen van Rachel niet kristalliseren. Zijn daarom haar tranen met haar in het graf gegaan? De tranen van Rachel maken indruk op ons, die het lezen. Ben-Oni, dat is geen geloofsbelijdenis, maar een smartbelijdenis. Op wie het leest gaat de kracht der tragedie uit. Rachel, de eerste moeder in de Schrift, die sterft bij de geboorte van haar kind. Haar stervenssponde is doorweekt van tranen. Ze blijft staan in Israël als een zoutpilaar van den geest. Wie aan Rachels graf denkt, die denkt aan Rachels tranen. Is het daarom, dat Israël zo zorgvuldig zorg heeft gedragen voor Rachels graf?
De wenende Rachel moet wel wenende mensen toespreken. Daarom wil het verhaal van Rachel den Profeet Jeremia niet uit den zin. Jeremia en Rachel. De tranenprofeet en de tranenmoeder. Men heeft Jeremia den tranenprofeet genoemd, den tranenrijke. Niet ten onrechte. Want wij lezen bijvoorbeeld in Jer. 8:21: Ik ben gebroken vanwege de breuke van de dochter mijns volks. In 9:1: Och, dat mijn hoofd water ware, mijn oog een springader van tranen, zo zou ik dag en nacht bewenen de verslagenen mijns volks. En we lezen in 9:17 v.: Roept klaagvrouwen, weeklagen aanheffen moeten ze...dat onze ogen van tranen nederdalen en onze oogleden van water vlieten. En in 13:17 staat: Als gij niet hoort, dan zal mijn | |||||||
[pagina 197]
| |||||||
ziel in verborgen plaatsen wenen, mijn oog zal bitterlijk tranen, ja van tranen nederdalen. En - om niet meer te noemen - in 14:17 lezen we: Mijn ogen zullen van tranen nederdalen dag en nacht en niet ophouden. Jeremia heeft de Klaagliederen gedicht: één tranenzang. Hij vervloekte zijn geboortedag. Is 't dan wonder, dat Jeremia aan Rachel denkt? De lach vergeet den lach wel eens. Maar de traan vergeet den traan niet. Zo komt het, dat ook Jeremia spreekt van Rachels tranen. Die woorden van Jeremia nu, worden aangehaald door Mattheus. Ze zijn te vinden in Jeremia 31:15: ‘Er is een stem gehoord in Rama, een klage, een zeer bitter geween; Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat zij niet zijn’. Wat wil Jeremia hiermee zeggen? Het is een hoog-dichterlijk beeld. Hij schildert de ellende: De tien stammen zijn weggevoerd, het rijk van Efraïm. Efraïm is de voornaamste stam. Naar hem worden alle tien genoemd. En Efraïm is een zoon van Jozef. En Jozef is de zoon van Rachel. Derhalve zijn Rachels kinderen weggevoerd. Nu stelt de dichter het voor, alsof Rachel herrijst uit het graf. Op de hoogte weent ze met luider stem. Ze ziet haar kinderen heengaan in ballingschap. Haar kinderen. Ze heeft dus toch geen erfdeel in Israël. Ze heeft dus vergeefs gebaard. In haar leven heeft ze geweend over Benjamin-Benoni. Nu is Benjamin met Juda verbonden en nog niet weg. Maar toch zal dat zeer spoedig ook gebeuren. Maar nu wordt ook Jozefs nakroost weggevoerd. Jozef, op wien ze zo trots geweest was. De smart van haar sterfbed herleeft. Niet van één, maar van twee geldt nu: Ben-Oni - zoon van mijn smart. Alles is nu smart. Ze heeft tevergeefs geleden, gestreden, gebaard. Voor de tweede maal is er sprake van Rachels tranen.
Nog is het einde niet. Ten derden male worden Rachels tranen genoemd. In Mattheus. Rachels leed is toen vervuld: ‘Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: Rachel beweende haar kinderen en wilde niet vertroost wezen’. Haar smart werd vol gemaakt. Haar wanhoop is ten top gestegen. De aanleiding is bekend! Het is een gruwelijk verhaal, de kindermoord van Bethlehem. | |||||||
[pagina 198]
| |||||||
Herodes' woeden... Hij pooght d'onnoosle te vernielen,
Door 't moorden van onnoosle zielen,
En weckt een stadt en lantgeschrey,
In Bethlehem en op den acker
En maeckt den geest van Rachel wacker,
Die waren gaet door beemt en wey.
Dan naer het westen, dan naer 't oosten,
Wie zal die droeve moeder troosten,
Nu zy haer lieve kinders derft?
Nu zy hun ziet in 't bloet versmooren,
Vergaen, die naulijx zijn geboren,
En zooveel zwaerden root geverft?
Zy ziet de melleck op de tippen
Van die bestorve en bleecke lippen,
Geruckt noch versch van moeders borst.
Zy ziet de teere traentjes hangen,
Als dauw, aen druppels op de wangen:
Zy zietze vuil van bloet bemorst.
Wie kan d' elende en jammer noemen,
En tellen zoo veel jonge bloemen,
Die vroegh verwelckten, eerze noch
Haer frissche bladeren ontloken,
En liefelijck voor yder roken,
En 's morgens droncken 't eerste zogh?
Wenende moeders in Bethlehem. Welnu, zegt Mattheus, ziet gij het niet? Als Rachel het zag, weer zou ze wenen! Gelijk de smart van Rachel in Jeremia's dagen herleefde en zich opnieuw opdrong aan den profeet, zo is het ook thans. De teleurstelling van Rachel bij haar sterven is ook hier. Dezelfde smart, die Rachel doorwondde, is ook hier aanwezig. In haar sterven heeft zij tevergeefs gebaard. In Jeremia's dagen heeft zij tevergeefs gebaard. In Bethlehems velden heeft zij tevergeefs gebaard! | |||||||
IIMaar er is een eigenaardige moeilijkheid. Is 't wel Rachel, die wenen moet? Is 't niet Lea? | |||||||
[pagina 199]
| |||||||
Immers, de kinderen van Bethlehem zijn kinderen van Lea. Juda is een zoon van Lea. Daarom dienen wij erop te letten, dat Rachel hier niet beschouwd wordt als de moeder dezer moeders, die met haar schreit! Dat is onmogelijk. We moeten een andere verklaring zoeken. De vraag is alleen op te lossen in de richting, die Mattheus zelf aangeeft. Mattheus verwijst immers naar Jeremia? En Jeremia wijst op de symboliek, die er is in de aartsvaderlijke tent. Alles heeft daar een typisch karakter! Zo stelt Paulus tegenover elkaar Sara en Hagar als typen van het Jeruzalem boven en het Jeruzalem beneden. En zo worden ook Lea en Rachel als typen gezien.
Wat is Rachels wenen eigenlijk? Het is een wenen uit zelfzucht. Zij weent om kinderen. Ze wil de kinderen om de kinderen, niet om Gods wille. Rachel heeft een grote zonde gedaan: zij heeft in de aartsvaderlijke tent de adventsgedachte tegengestaan. Zij is het geestelijk zaad, den geestelijken zegen voorbijgegaan. Zo komen wij tot onze tweede gedachte: de oorzaak van het wenen. Zij weent om kinderen. Zij beweent kinderen. Kinderen, dat is voor haar het een en al. Rachel is daarin een type. Dat blijkt reeds in Genesis. Was dat dan niet goed, dat verlangen naar kinderen? Zeker, juist in den kinderzegen lag de kracht der belofte. Kinderen waren door God beloofd. Maar waarom? Om Christus' wil. In u zullen alle geslachten der aarde gezegend worden, sprak God tot Abraham. God sprak van geestelijk zaad. Die kinderen waren dus Gods eer. Alle geboorte in Jacobs tent moest God dienen. Als Zijn belofte maar vervuld was, dan was alles goed. Maar Rachel weet dat niet. Zij heeft geen oog voor Christus in de tent. Zij bedient zich zelfs van onwaardigheden als het spel met de dudaïm. De kinderen zijn er om Rachel en haar eigen eer staat in het middelpunt. ‘Worstelingen Gods’ zegt zij bij de naamgeving van Naftali. Maar 't zijn worstelingen met den duivel. Elke verstandige moeder weet het: in de eeuwigheid kan ik mijn kinderen niet liefhebben als zodanig. Kinderen zijn dus de hoofdzaak niet. Daarom moet ik in de kinderen de eeuwigheid liefhebben. En daarvoor was een reden te meer in Jakobs tent. Daar gaat het om den zegen voor alle volken, zo luidde de belofte. Het kind is daar meer dan de moeder. Het gaat om het geestelijk kindschap. | |||||||
[pagina 200]
| |||||||
Rachel heeft echter alleen oog voor het vleselijk kindschap. Rachel heeft in haar kinderen het tijdelijke lief. Zij heeft in hen zich zelf lief. Zij begraaft de adventsgedachte onder vrouwelijke hebzuchtigheden en naijver. Daarom weent ze als het tijdelijke ondergaat, ze heeft voor het eeuwige geen oog. Zo is het bij haar sterfbed. Zo is het in Jeremia's dagen. Zo is het hier. De kinderslachting in Bethlehem is een voorspel van den ondergang van het vleselijk Israël en den opgang van het geestelijk Israël. Zeker, die kinderen zelf staan daar buiten. Maar God doet zien, dat Israël als vleselijk volk er alleen is om Christus. Dat men in Jakobs tent niet baart voor Jakob, niet baart voor Rachel, maar alleen voor Christus. En dat is de gedachte, die Rachel niet verdraagt. Rachel is een symbool. Een symbool van Israël, dat niet missen wil eigen glorie. Dat zich niet kan vinden in zijn einde als volk. Dat vergeten heeft, dat het alleen bestond als dienaar van Christus.
Zie, Rachel had moeten kunnen sterven in blijdschap. Ze had Gods Raad mogen dienen. Ze had kinderen mogen baren. Gods doel was bereikt. Zij kon wegvallen. Zo had Israël moeten kunnen sterven. 't Had Gods Raad mogen dienen. 't Had den Zoon mogen dienen. Gods doel was bereikt. Maar nòch Rachel, nòch Israël verstaan dat.
Psalm 140:6, 9. | |||||||
IIIZo zien wij tenslotte den hartstocht van haar wenen: ‘Zij wil niet vertroost worden’. De wenende moeders in Bethlehem, het hartstochtelijk weeklagen, het is profetie en tegelijk vervulling. Vervulling van Rachels hartstocht - ze zijn ook ontroostbaar. Profetie van het wenen van het Jodendom. Het Jodendom zal herroepen den engelenzang. Vrede op áárde - dat is hun grief. Vrede in Palestina, dat was beter geweest. Onder de mensen des welbehagens. Onder de Joden des welbehagens, zo hadden zij 't gewild. | |||||||
[pagina 201]
| |||||||
Daarom klinkt er vandaag geen ere zij God, maar een bittere weeklacht. Dat wordt afgebeeld in het wenen der moeders. Lea's tranen kunnen gedroogd worden. Zij was ook in Jeremia's dagen niet wenende. Want bij den tijdelijken ondergang blijft de geestelijke troost over. Maar wie zal Rachel troosten? Verder dan het vlees zag ze niet. Daarom is het einde voor haar gegeven met het einde van de tijdelijke zegeningen. In 't wezen der zaak is dat de zonde van het de vruchten van het godsdienstig leven ons zelf toeëigenen, niet God. Ons zelf ten doel stellen, niet God. Rachels tranenloop is niet gestuit. Die is veelvuldig teruggekeerd. Natuurlijk denken we vanzelf aan moeders, die een kind verliezen. Hoe waart gij daaronder? Toch is dat niet de grootste gedachte van den tekst. Integendeel. Dat is slechts een kleine toepassing. De hoofdzaak is de zonde, dat we ons vlees bewaren en koesteren, als God 't ons kruisigen komt. Rachels smart is nog in de wereld. Zij leeft in het Jodendom. Ze kunnen Jezus niet vergeven, dat om Zijnentwil die kinderen gestorven zijn. Menigeen schreit ook buiten het Jodendom Rachels tranen. Als Jezus ze wat afneemt, dan schreien ze en stampvoeten. Rachels smart is voor menigeen een crisis. Want aan Rachels ziekte lijden wij allen. Maar in een crisis gaat het ten goede of ten kwade. Het gaat ten kwade: dan wil men niet getroost wezen. Let wel: niet ons zelf willen we dan niet troosten, maar we willen niet eens getroost wezen. We bedanken ervoor, we zijn boos. Of het gaat ten goede: we willen wèl getroost wezen, we schreien tot God. We kunnen ver van Christus af zijn en toch om Hem lijden moeten, in ons zelf, in onze gezinnen. Rachels smart. Kent ge ze niet? Bedrieg u dan niet. Jezus Christus komt uw vleselijke welbehagen verscheuren en dat eist offers. Dat kost pijn. En die pijn is niet met een tekst weg te redeneren. Christus vraagt het offer. Als gij uzelf naar voren dringt, Hij stelt u ter zijde. Dat doet Hij, als gij 't vlees vasthoudt tegenover den Geest.
Rachel had God moeten dienen in het kinderen baren. Maar zij maakte van die roeping een voorrecht voor Rachel zelf. De godsdienst moest haar dienen. Zo is het nog met veel mensen. Zij willen graag God dienen, máár terwille van zich zelf. Zulke godsdienst wordt ons ook afgenomen. | |||||||
[pagina 202]
| |||||||
Kent gij Rachels smart? Omdat gij Rachels zonde als de uwe erkent? Hoe was bij u de crisis? Heeft zij u verootmoedigd of verhard? Blijft ge in Rachels smart? Rachel wil niet getroost wezen. Zij wil haar eigen eer niet opgeven. Dan wordt de straf bezegeld, dan wordt het al erger. In Genesis zien wij: Rachel sterft, haar kinderen leven, dat is: onze vreugde laat ons in den steek. In Jeremia lezen we: Rachels kinderen gaan in ballingschap, dat is: onze vreugde gaat weg van ons. In Mattheus geldt: onze vreugde sterft. God zal alle tranen van de ogen afwissen, behalve Rachels tranen. Ze wil niet! Ze sterft in zonde. Overwint ge Rachels smart? Wilt ge u laten troosten? Als ge Gods Raad in Christus ziet, stelt ge 't geestelijke boven 't stoffelijke. Dan gaat ge God dienen, niet om uw eer. In Jeremia staat: bedwing uw tranen. Jeremia zegt: de droefheid is groot, toch zal blijdschap er uit voortkomen. Er is verwachting voor de nakomelingen. Zo is het ook hier. Als Rachel ontroostbaar is, dan wordt toch gezegd: bedwing uw tranen. Er is verwachting! Het geestelijk Israël. Daar loopt een draad door de historie. Telkens treffen we dezelfde voorstellingen aan. De tranen van Rachel vinden we door de eeuwen. De tranen van Rachel vinden we ook in onze dagen. 't Verlies van het stoffelijke voor 't gewin van het geestelijk heil in Christus. De tranen van Rachel worden kruisigingstranen. Rachel is gekruist aan Jezus Christus. Jezus Christus is niet voor haar gekruist. Rachel wordt nu gezien als symbool, niet als persoon.
Daar is nog iets anders in de historie: het lachen van Sara. Niet het ongelovig, maar het gelovig lachen. De HEERE heeft mij een lachen gemaakt. Daar was weemoed en lachen, een stille traan en een blijde lach. En daaruit is Christus geboren. Die twee ontmoeten elkaar in Maria. Maria! Zij is het tegenbeeld van de ontroostbare Rachel. Rachel weent en weent en weent. Troost prediken kan zij niet, want troost ontvangen wil ze niet. Maar Maria kan ons het troostwoord toeroepen, omdat zij getroost wezen wilde. En wie Maria's tranen kan verstaan, | |||||||
[pagina 203]
| |||||||
omdat hij de tranen van haar groten Zoon verstaan heeft, die hoort uit haar mond de boodschap van den troost, de boodschap, die zij zelf van haar Zoon gehoord heeft, en die zij namens dien Zoon richt tot het nageslacht, ook der wenende moeders: Bedrukte moeders, staeck dit waeren:
Uw kinders sterven martelaren,
En eerstelingen van het zaet,
Dat uit uw bloet begint te groeien,
En heerlijck tot Godts eer zal bloeien,
En door geen tiranny vergaet.
Amen. |