Preken. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |||||||||||||
De bezetene van GadaraGa naar voetnoot1)Tekst: Mattheus 8:28-32. ‘En als Hij aan de overzijde was gekomen in het land der Gergesenen, zijn Hem twee van den duivel bezetenen ontmoet, komende uit de graven, die zeer wreed waren, alzo dat niemand door dien weg kon voorbijgaan. En zie, zij riepen, zeggende: Jezus, Gij Zone Gods, wat hebben wij met U te doen? Zijt Gij hier gekomen om ons te pijnigen vóór den tijd? En verre van hen was een kudde veler zwijnen weidende. En de duivelen baden Hem, zeggende: Indien Gij ons uitwerpt, laat ons toe, dat wij in die kudde zwijnen varen. En Hij zeide tot hen: Gaat henen. En zij, uitgaande, voeren henen in de kudde zwijnen; en zie, de gehele kudde zwijnen stortte van de steilte af in de zee en zij stierven in het water.’ In Marcus 6:5 en Mattheus 13:58 vinden wij een wonderlijke gedachte: Jezus kon aldaar geen krachten doen vanwege ongeloof. We mogen niet denken, dat Jezus daarmee Zijn kracht verloren had. Neen, dat niet kunnen is wel reëel, maar het is een gevolg van niet willen. Hij heeft immers steeds Zijn hulp en kracht gebonden aan een voorwaarde: het geloof. Zoek daarom de verklaring niet in Jezus' onmacht. Dat leert onze tekst wel anders! Hier zijn namelijk de omstandigheden al zo ongunstig mogelijk. Want hier krijgt Hij te doen met een van den duivel bezetene. De duivel, de boze, helse macht, gebruikt hem, zijn verstand en zijn bewustzijn. Hij komt Jezus schreeuwend tegemoet! Zijt Gij gekomen om ons te pijnigen? Ook de omgeving is niet gelovig. En daar gaat het toch vooral | |||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||
om. Zoals bij een dodenopwekking de dode zelf ook niet gelovig is, maar de omstanders er in betrokken worden! Bovendien: Christus is hier in de omgeving van de Gadarenen. Dat wil zeggen: die omgeving ligt in de omstreken van de stad Gadara, een klein eindje ten Zuiden van de Jarmoek, zijrivier van de Jordaan. Die omgeving werd door heidenen bewoond. De stad Gadara zelf werd bewoond door Grieken of vergriekste barbaren, de dorpen door andere heidenen, die aramees spraken. Daaruit verklaart zich de aanwezigheid van die grote kudde zwijnen, ongeveer tweeduizend stuks. (Marcus 5:13.) Derhalve vinden we hier heidenen. En het blijken ook ongelovigen te zijn. Althans hun houding bewijst dat. Ze zijn ongevoelig voor de genade, dezen man bewezen. Ze zijn bang voor den wonderdoener, wraak nemen durven ze niet. Daarom verzoeken ze Hem hoffelijk hun gebied te verlaten. Derhalve: hier is al bitter weinig geloof.
Toch doet Jezus Christus wonder-kracht. Waarom? Wel, hier ging het er juist om iemand gelovig te maken, die niet kòn geloven. In hem woont de duivel. De duivel gelooft wel historisch, hij heeft ook wel wondergeloof, maar hij gelooft in Christus Jezus niet. Hij verzet zich. Hij neemt het bewustzijn van den mens weg. Hij houdt het geloof in Hem tegen. En nu ontbrandt er een strijd op leven en dood. Hier gaat het om den beslissenden kamp. Als Jezus dezen man verliest, dan verliest Hij àlles. Immers: Satan weet het: Jezus bindt Zijn werking aan geloof. Maar als Satan dat geloof nu kan onderdrukken, tegenhouden, wèl dan overwint hij. 't Is hier als met een geneesheer en kranken. Een geneesheer biedt medicijn, een kranke wil die wel aanvaarden. Maar een derde verhindert den kranke zijn hand uit te steken om 't aan te nemen. Dan moet eerst die derde gebonden worden. Zo is het ook hier. Jezus vindt hier geen geloof. Maar dat is des duivels verhindering. Daarom moet die duivel uitgebannen worden, daarom moet het geloof gewerkt worden. Deze bezetene is een levend bewijs straks van de kracht van Jezus Christus. Zo willen wij zien | |||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||
Jezus' strijd met de duivelse macht te Gadara.
| |||||||||||||
IEerst zien wij dan, hoe Jezus der duivelen werk verbroken heeft. Dat is hier al zeer ellendig werk. We krijgen hier immers te doen met bezetenheid. Dat is een interessant, maar ontzettend verschijnsel. Daarin zien wij toch een gevolg van de zonde. De wereld is gebracht onder daemonen in zedelijken zin: de zonde, en in physischen zin: ellende, krankheid, etc. Tegenwoordig wordt dat weer geloofd, dat er boze, daemonische machten op aarde werken. Daarbij zien wij een ontzettende doorwerking. Er zijn diepten Gods, maar ook van Satan. Deze daemonische macht leeft in strijd tegen God. Die strijd wordt systematisch, planmatig gevoerd. Hoe meer God het offensief ter hand neemt, hoe sterker zijn tegenstand wordt. Welnu, dat zien we ook in Jezus' leven. Jezus is gekomen om den sterke te binden en zijn vaten hem te ontroven. Daarom strijdt Satan tegen Christus. Eerst in de woestijn, nadien door Hem te omringen met duivelse macht. Opmerkelijk is het, dat in Jezus' dagen er zoveel bezetenen zijn. Eigenlijk is er van bezetenheid bijna alleen sprake in Jezus' dagen èn in die van den tijd der apostelen. Zelfs met den bozen geest van koning Saul is wel overeenkomst, maar toch is deze onderscheiden van den hier bedoelde. Waarom is dat? Waarom komt dat voor juist in dien bepaalden tijd? Te ontkennen valt het niet, ook niet voor het ongeloof. Het ongeloof zoekt een verklaring. Het zegt: 't Was een gewone ziekte. Men noemt het epilepsie, krankzinnigheid, zenuwziekte, vallende ziekte. Maar dàt is niet genoeg. Zeker, die verschijnselen zijn er wel. Maar die zijn er altijd geweest. Neen, een andere verklaring is nodig. 't Is juist de werking van een daemonische macht. | |||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||
Want van Satans zijde is er een inspanning van alle krachten. Denk maar aan den naam van den onreinen geest: legio, er zijn velen! En van Gods zijde geldt, dat Hij Satan en zijn rijk gelegenheid geeft te arbeiden. Dan kan Jezus tonen, dat Hij den sterke bindt. Die tijd is zo bizonder geschikt voor duivelenwerking, want er is verwarring in de denkwereld, gebrek aan vastheid in het geestelijk leven en tengevolge daarvan zijn er gemakkelijk voorwerpen van zenuwziekte en krankzinnigheid. Maar: let goed op: dat waren slechts middelen. Dat was de oorzaak niet. De oorzaak lag veel dieper.
De oorzaak van dit alles was de werking van satanische macht. Satan voldeed daarmee in de eerste plaats aan zijn zondelust. Het menselijk bestaan werd door hem in beslag genomen. Heel vaak was men lichamelijk doofstom. Maar ook geestelijk, bijvoorbeeld als men zich in het vuur wierp. Dan tastte Satan de ziel aan en bracht tot krankzinnigheid.
Maar in de tweede plaats trachtte Satan Christus na te bootsen, God na te doen. Gelijk God Zich openbaart door incarnatie, zo ook Satan. Bij God heet dat Theophanie. Bij Satan heet dat Obsessie. Satan wil zich tonen, een orgaan hebben voor zijn werkingen. Lichaam en ziel waren dan de snaren, waarop hij speelde. Vandaar, dat zo'n bezetene Satans spreekbuis werd. De woorden, die bezetenen spreken, komen niet uit zijn eigen hart en bewustzijn, maar het zijn woorden des duivels, al komen ze uit zijn mond. Dat is wel verschrikkelijk voor het gevoel, maar 't bestaat. En 't bestaat nog. Het is volstrekt niet onmogelijk. Nog zijn er hypnotiseurs, die den wil van den levenden mens onderwerpen aan dien van een ander. Dan spreekt men, zonder zelf te weten, wat men zegt. Nog heden ten dage zijn er gevallen van dergelijke bezetenheid. Zo is het ook hier. We moeten niet denken, dat bezetenen zondaren zijn meer dan andere mensen. O neen! Maar Satan grijpt ze aan. Hij heft het bewustzijn op. Een nevel treedt over dat bestaan. Hij maakt die mensen eigenlijk speeltuigen van zijn wil. | |||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||
Zeker, van nature liggen ook die bezetenen onder Adams schuld. De bezetenheid is dan ook een gevolg van de zonde. Maar: al handhaven wij dus hun schuld in het algemeen, niet in elk bizonder geval. Voor ons geldt: ge zult u zelf geen kwaad doen. Maar bezetenen storten zich in het water en in het vuur, doch het is geen bewuste zonde tegen het zesde gebod. Dat zien we ook in dit verhaal. We lezen in Marcus 5:5: slaande zich zelf met stenen. De voorstelling, die wij ons daarvan moeten maken, blijkens het gebruikte woord, is deze: Hij gooide stenen in de hoogte, zodat ze op hem vielen en hij als dood bleef liggen. Dat is: den dood zoeken en niet vinden. Zo wordt de ellende van de laatste dagen beschreven. Ook de woorden, die hij sprak, zijn niet van hem zelf. Bijvoorbeeld zijn naam. De bezetene zegt, dat hij Legio heet. Maar door zijn mond spreekt de onreine geest! Zo zouden dus deze mensen als slaapwandelaars naar de hel gaan, onbewust verzinken in den afgrond.
De voornaamste reden van Satans werken is dan ook: het geloof in Christus onmogelijk maken. In zulk een brein kan 't geloof niet wonen. Het geloof is een schone plant, die alleen kan tieren op gezuiverden bodem. Derhalve is het program van Satan om Christus Zijn vaten te ontroven! En nu komt Christus. Hij wil die vaten Satan ontroven. Maar Hij heeft Zelf gezegd: Daartoe moet men eerst in het huis van den sterke ingaan èn den sterke binden. Dat nu is hier gebeurd. Deze historie is van veel belang. De ellende is hier zo nameloos groot. Daar zijn twee mensen, die een prooi van Satan zijn. Marcus en Lucas noemen slechts één. Blijkbaar treedt één op den voorgrond. Met één heeft Christus in het bizonder gesproken, maar toch waren er blijkbaar twee. De één kwelt, martelt, scheldt den ander. En niemand kan ze verplegen, want niemand durft zelfs naderen. Ze zijn zeer wreed. Niemand bestond het door dien weg te komen, want hij zou door deze twee mishandeld worden. Ze hebben hun verblijf in de graven. Dat herinnert ons al weer aan dat woord: men zal den dood zoeken en niet vinden. Marcus 5 en Lucas 8 tekenen nog nadrukkelijker de graven als terzijde van den weg zich bevindend, uitgehouwen in den bergwand. Ze roepen | |||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||
tegen de bergwanden, ze roepen in de stilte der graven. In Lucas 8:27 lezen we: En hij bleef in geen huis, maar in de graven. In de mensenwereld konden ze niet zijn. De georganiseerde samenleving was onmogelijk. Satan breekt alle organisme. Ze verkeren in onreine graven. En dan te weten, dat althans één van de twee huisvader en huisbezitter is geweest, zoals blijkt uit Marcus 5:19. Zie, dan gevoelt ge iets van de ellende, die hier is. Maar ook van de kracht, die Satan ontplooit. Vergeet niet: hier is een tegenhanger van Simson. Van Simson wordt verhaald, dat hij de banden als rafels in stukken trok. Dat waren nog touwen. Maar deze is een andere Simson (Marcus 5:4, Luc. 8:29). Want als hij met ketenen en boeien gebonden wordt, dan worden ze door hem in stukken getrokken. Simson deed zijn kracht blijken in dienst van God. Deze bezetenen zijn onbewust in hun kracht reclame voor den Satan.
Derhalve: het wordt hier een strijd op leven en dood. Maar hoe heerlijk! -: Christus triumfeert. Enkel door het woord. Hij gebood, volgens Marcus: Ga uit van den mens. Door dat woord regeert Hij. Dat is genoeg.
Hieruit zijn veel leringen te trekken. Deze tekst raakt immers ons en geeft ons troost. Jezus Christus wil tot ons komen, ook als wij niet tot Hem komen. Hier is 't enkel en alleen een worsteling van Christus om het geloof te brengen!! Zeg niet: ik kàn niet geloven. Hij wil 't schenken! Zie, Jezus Christus heeft reeds zo veel er voor over, alleen om het geloof in ons mogelijk te maken. Zo geldt dat ook voor u. Het is best mogelijk, dat in dezen bezetene een geloofskiem, 't geloofsvermogen aanwezig was. Maar de geloofsdaad werd verhinderd. Zo is het nog dikwijls. Velen zijn er, in wie het geloof verhinderd wordt door duivelse inwerking. O zeker, bezetenheid als zodanig is er slechts zelden meer. Maar nog zijn er mensen, uitverkoren vaten Gods, in wie Satan werkt. Hier is er een, in wien de zinnelust sidderend vaart door de leden. In gebrokenheid zegt hij: voor mij is er geen genade. | |||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||
Een ander zegt: Ik ben een Satanskussen, waarop de hel ligt te woelen. Ginds is er één, die een trek heeft tot grote zonde. Dan dringt Satans geest door hem heen. Overal, waar Satan den mens te sterk is, waar de mens beklemd, benauwd ligt onder eigen zonden en niet op kàn staan, daar is iets van deze bezetenheid. Het geloof wordt daar door Satan tegengegaan. Ge hebt ze soms, in wie de kiem er in ligt. Maar die zeggen: 't kan niet. Soms handelen ze als deze man door den dood te zoeken. Voor dezulken is Jezus Christus de enige troost. Hij wil helpen en Hij kan helpen. Zeg daarom niet: Ik kan niet. Zeg niet: Ik bid niet, dus 't kan niet. Hier is iemand, wiens ikheid niet eens kon schreien om hulp. Deze bezetene kon zeggen: Ik lag gekneld in banden van den dood,
Daar d' angst der hel mij alle troost deed missen,
Ik was omringd door droefenissen.
Maar hij kon niet zeggen: Maar 'k riep den Heer dus aan in al mijn nood.
De verplichting blijft wel voor u, maar 't werken is bij God.
Doch hierin ligt ook een ontzettende waarschuwing. Hier kunt ge zien wat het zeggen wil te zijn buiten Jezus Christus. De duivel toont zich hier in zijn ware gedaante!! We zijn het voorportaal van de hel hier binnengetreden. Hier is immers een ‘den dood zoeken en niet vinden’. Eens komt dat terug. Als in de laatste dagen benauwdheden komen. Ook dàn wordt Satan gezien in ware gedaante en niet als een engel des lichts. Ook dan is er een zekere razernij. Den dood zoeken is anders gemakkelijk voor verstandige mensen. Gelukkig wie dan Jezus Christus kent als Verlosser. Want nòg eens: deze tekst raakt ons. 't Wezen dezer bezetenheid is te vinden in iederen zondaar. We zien namelijk, dat ons verstand gevuld is met een onzuiveren inhoud, dat ons bestaan door Satan in beslag genomen is. Daarom moeten wij tot Christus komen. Bij dezen bezetene was | |||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||
de geloofsoefening een gave van Christus. Het is nog steeds zo. Kom dan tot Hem. Dan klinkt ook uit uw mond èn de zijne: Gij deedt mij veel benauwdheid smaken
En drukkend harteleed;
Maar, tot mijn hulp gereed,
Zult Gij mij weder levend maken,
Mij uit den afgrond trekken,
En met Uw vleug'len dekken.
Ps. 71:15. | |||||||||||||
IIOnze tweede gedachte is: des duivels tijd erkend. Bij deze duiveluitbanning vindt nog een afzonderlijk voorval plaats. Allereerst: die belijdenis. Zij riepen, zeggende: Jezus, Gij Zone Gods. Dat was een belijdenis. De duivelen weten, wie die strijdbare held is. Zij roepen Zijn naam uit door den mond van den bezetene. De duivelen kennen Christus. Ze geven zelfs een orthodoxe belijdenis. Een belijdenis, die zelfs met onderwerping gepaard gaat. Want in Marcus 5:6 staat: de bezetene aanbad Hem. Dat is verkeerd vertaald, want eigenlijk staat hier: hij viel voor Hem neer. Het was een slaafse onderwerping. De duivelen geloven, dat God bestaat en zij sidderen. Want dat die aanbidding niet is een gewillige, blijmoedige onderwerping blijkt uit de aanklacht: Gij zijt gekomen om ons te pijnigen vóór den tijd. Let wel, dat is niet het woord van den bezetene, maar van de duivelen in hem. Welk een belijdenis is dat: gekomen om ons te pijnigen vóór den tijd! De duivelen weten, dat Jezus Christus komt om hen te pijnigen, dat is: om een eind te maken aan hun heerschappij. In Marcus 1:24 staat: Ik ken U, wie Gij zijt: de Heilige Gods. Maar uit die woorden ‘vóór den tijd’ blijkt, hoe ze vrezen, dat Jezus Christus ze nu reeds in den afgrond werpen zal. De afgrond, dat is in de plaats, waar ze geen kwaad meer kunnen doen. En ze weten daarvoor den tijd nog niet gekomen. | |||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||
En Jezus? Jezus Christus erkent hun tijd. Daarin moeten we niet een soort genade zien. Duivelen ontvangen geen genade. Het is bij Jezus het bukken voor 's Vaders Welbehagen, 't erkennen van het recht der duivelen, 't intomen van Zijn kracht uit gehoorzaamheid. Als de duivelen spreken over ‘vóór den tijd’ dan is deze tijd niet alleen hùn tijd, maar ook des Vaders tijd. Jezus laat alles in de wereld zoals het is. Althans aan de buitenzijde. Voor het oog zijn er nog geen ingrijpende veranderingen. En Hij eerbiedigt daarin den tijd des Vaders. Dat is schrikkelijk, dat Jezus de duivelen den vollen tijd laat. Maar het is ook genade. Als Hij Zijn tegenstanders niet gaf, wat hun toekwam, dan zou Hij onrechtvaardig zijn. Dan ware Hij Zelf zondig, dan was Zijn werk mislukt. | |||||||||||||
IIIZo zien wij dan ten laatste, dat der duivelen bede wordt gehoord. Jezus staat den duivelen toe in de zwijnen te varen. De duivelen moeten een object hebben, waarop zij hun zondelust botvieren kunnen. Daarom varen ze in de zwijnen. Dat is eigenaardig. Men heeft er om gelachen. Maar toch is dit een ontzettende realiteit. De dierenwereld kan ook onder beslag van de doemmacht komen. Zonder zonde was de dierenwereld heilig. Door de zonde staat ook zij bloot aan daemonische invloeden. Zo is het hier. Een dolle angst grijpt de dieren aan. Ze rennen vooruit. Ze storten zich in de zee. Natuurlijk zijn de daemonen niet verdronken. Waarom kwamen ze met dit gebed? Omdat ze niet zonder verblijfplaats kunnen. En dan is deze gebeurtenis ten eerste een getuigenis voor Gadara. Want eerst hebben ze hun plaats zelf gekozen en genomen. Nu kiezen ze die zelf, maar vragen er om. En straks kiezen ze niet, maar ontvangen een plaats. En ten tweede is deze gebeurtenis een profetie van Satans nederlaag. Want Satan heeft eerst in de engelen gewerkt, vervolgens in de mensen en nu in de dieren. Maar straks wordt hij in de onbezielde schepping teruggedrongen. Zo zien wij dan: | |||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||
Satan kan elk schepsel slechts gebruiken overeenkomstig zijn aard. Hij kan in mensen meer uitrichten dan in zwijnen: die vallen in de zee. Dus: Satans macht is beperkt. De zwijnen storten zich radeloos in de zee. En daarin blijkt de vergissing der duivelen: ze menen een uitweg te vinden, en 't loopt geheel mis!
Hier is een mens, die niet bidt en die wordt gered. En een duivel, die wel bidt, maar die in de verhoring geoordeeld wordt. De mens is meer waard dan de duivel.
Deze historie is heerlijk, maar toch niet volkomen. 't Is niet genoeg als Jezus Christus slechts duivelen uitwerpt. Maar de duivel moet uitgebannen worden. In Joh. 12:31 lezen we: ‘Nu is het oordeel dezer wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden’. Dat nu is een triumfkreet. Er is achteruitgang in des duivels macht. Want:
De sterke is gebonden. Het Koninkrijk Gods is dus gekomen. Dat zegt Jezus Christus tot Gadara's inwoners. Dat zegt Hij ook tot ons! Wat doet gij? De duivelen willen per se een plaats hebben. Maar de Heilige Geest ook! Wien geeft gij plaats?? Er is een strijd om de mensen, de vaten in het huis. Eens gaat de duivel weg. Ook die dierenwereld is dan vrij van hem. 't Voorgaande wonder van Christus was beheersing van de natuur. Hij stilde den storm. Maar hier zien we Zijn beheersing van de geestenwereld. Daarom wordt het ééns: een nieuwe natuur en een nieuwe mens! Amen |