Preken. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |||||||
Geeft den Heere de hand, komt in het heiligdom.Ga naar voetnoot1)Tekst: 2 Kronieken 30:8 (middelste gedeelte). ‘Geeft den HEERE de hand en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God’. Hedenmorgen is het een wondere ure. Elke dag heeft zijn eigen betekenis. Ook elke rustdag. Maar deze dag heeft wel een bizondere waarde voor u, gemeente. Allereerst : vijf jonge mensen staan gereed om Gods naam te belijden. Dat is een wonder. Neen, dat is geen wonder bij het dorre remonstrantisme. Daar is het louter een overtuiging van het verstand. Het geloof is daar niet anders dan het gevolg van verstandelijk nadenken. Het toegeven aan de logische kracht der redeneringen. Mensenwerk. Daar is een geloofsbelijdenis eigenlijk geen wonder. Al zoveel jaren is men opgevoed. Dat is anders bij ons. Volgens ons moet de Heilige Geest dat doen. De opvoeding moet wel meewerken en heeft ook grote waarde. Toch is in den diepsten grond de Heilige Geest de bewerker. En nu komen deze mensen hier geloofsbelijdenis afleggen. Die belijdenis hebben wij gehoord. We vertrouwen, dat ze oprecht zij. En dan zien we het werk van den Heiligen Geest. Dat is een Verbondszegen, een bewijs van de trouw Gods. Anderzijds is daar ook het H. Avondmaal. Daarin ligt ook zegen. Daarin komt tot u een roepstem. De Meester is daar en Hij roept u. Ziet, de bruidegom komt, gaat uit, Hem tegemoet. Zult gij dit hedenmorgen doen? | |||||||
[pagina 127]
| |||||||
Daarvoor is genade nodig. Deze genade dat we gewillig gaan tot God. In gehoorzaamheid. Niet op doolpaden gaan van eigen vinding of eigenwilligheid. Dat we komen uit gehoorzaamheid. Dat geldt ook voor u, jeugdige broeders en zusters. Ook gijlieden hebt dien weg te volgen. Tot God, niet eigenwillig, gehoorzaam. Welnu, die drie eisen zijn vervat in den tekst. Geeft den HEERE de hand -. Komt in Zijn heiligdom -. Dient den HEERE uw God -. Dat zijn de drie eisen van de genade Gods. Een bevel tot geloofsoefening:
| |||||||
IDat is allereerst een bevel tot geloofsbelijdenis : Geeft den HEERE de hand. Hoe is dat te verstaan? Daartoe dienen wij allereerst het verband na te gaan. We worden binnengevoerd in de regering van Hizkia. Hizkia was een vrome koning. Hij was opgekomen voor de ere Gods. En gelijk bekend, hij regeerde in een tijd, waarin veel te reformeren viel. Zondige gebruiken hadden de overhand. Eén van die zondige gebruiken was : nalatigheid omtrent het Paasfeest. Het Pascha was het sacrament, waarbij de HEERE herinnerde aan de verlossing uit Egypte. Tegelijk was het echter een heenwijzing naar Christus. En wat was nu 't geval? In langen tijd was er geen Pascha gevierd, gelijk het behoorde. De Heilige Schrift zegt : in langen tijd is het niet gehouden, gelijk geschreven is. Dit is verkeerd vertaald. Eigenlijk staat er: niet in getale gehouden, D.w.z. niet met het ganse volk. De HEERE had bevolen: het ganse volk moet daaraan deelnemen. Toch was langzamerhand misbruik ingeslopen. Velen waren nalatig. Ze vierden geen Pascha. Ze lieten 's HEEREN sacrament ongebruikt. Bovendien was daar nog een andere oorzaak. De splitsing des Rijks. De tien stammen stonden tegenover de twee stammen. Alleen de twee stammen gingen nog naar het heiligdom in | |||||||
[pagina 128]
| |||||||
Jeruzalem. Het tienstammenrijk kwam daar niet meer. Dat was ook zonde. En de gevolgen? Waren die reeds te zien? Ja zeker ! Assurs koningen hebben Israël benauwd. Er waren reeds weggevoerd naar Babylon. Het tienstammenrijk was reeds in ballingschap. Overweldigd door Assur. Gods hand drukte op het volk. Hier is te zien, dat men zich een oordeel niet-eten en niet-drinken kan.
Wat deed nu Hizkia? Zijn bedoeling was het ganse volk te verenigen tot het Pascha. Ook weer de overgeblevenen van de tien stammen. Door het gehele land deed hij koeriers lopen, herauten zenden om aan het volk te bevelen het Pascha te vieren. Dat zij zouden komen tot Jeruzalem. Het was een koninklijke boodschap met het bevel niet het hart te verharden, niet weg te blijven, maar te komen. En dan komt - ook een stuk uit die Paschapredikatie van Hizkia : Geeft den HEERE de hand. Geeft den HEERE de hand. Wat dat is? Een belijdenis van geloof, van trouw, die den HEERE kiest. De hand geven. De Schrift kent veel uitdrukkingen voor de verhouding van den mens tot God. Buigt u neder voor Hem. Bukt u. Geeft Hem uw hart. Maar hier is het vertrouwelijk : geeft den HEERE de hand. In het Oosten is het gewoonte, dat twee vrienden elkaar de hand geven. De zogenaamde handslag, een bewijs van vertrouwen en vertrouwelijkheid en vertrouwbaarheid. Tussen vertrouwen, vertrouwelijkheid en vertrouwbaarheid is verschil. Iemand kan vertrouwen in u stellen, maar nog niet vertrouwelijk zijn. Vertrouwen kunt gij wie boven u staat. Vertrouwelijk zijn kunt ge van uw kant niet. Vertrouwbaarheid. De handslag is ook een teken, dat men zich verbindt tot trouw. Zelf moet men dan oprecht en eerlijk zijn. Daarvan zijn er voorbeelden genoeg. Jehu en Jonadab geven elkaar de hand. Vriendschap sluiten en verbondssluiting wordt ook bezegeld met handslag.
Geeft den HEERE de hand! Dat wordt ook gezegd aan het volk Israël. Hernieuwt het Verbond met Hem. Belooft Hem trouw. Geeft den HEERE de hand ! Niet de Baäls. Maar belijdt Hem | |||||||
[pagina 129]
| |||||||
als God. Ga uw trouw uitspreken. Dat moogt ge. Nog steeds zijt gij het Verbondsvolk. Geeft den HEERE de hand. Ook tot u klinkt dat, jeugdige broeders en zusters. Gij zijt ook hier gekomen om den HEERE uw hand te geven. Allereerst vertrouwen we, dat ge Hem uw hart gegeven hebt. Het is mogelijk, dat men zijn hand geeft en niet zijn hart. Dat is niet de ware geloofsbelijdenis. Dan komt straks wel ontrouw aan het licht. Maar wij vertrouwen van u, dat gij ook eerst uw hart gegeven hebt. Maar : gij moet bij dat hart ook uw hand voegen. Er zijn ook mensen van eenzijdige mystiek. Zij hebben de Kerk niet nodig. Belijdenis doen is niet noodzakelijk. Als ze 't hart maar aan God geven. Die mensen verstaan het verkeerd. Ook de hand vraagt de HEERE. Als ge uw hand geeft, toont ge wat er leeft in uw hart. Dat moet 't ook zijn. Tonen. Belijden. De mensen moeten 't zien en horen. Geeft den HEERE de hand ! Ja maar, is dat dan wel genoeg? Zijn we daar klaar mee? Zeker, mijn vrienden. Als twee partijen elkaar de hand geven, dan is 't niet genoeg, als één slechts zijn hand uitsteekt. Neen, dan doen die beiden het. Zo is het ook hier. Maar dit is de troost: God heeft reeds lang Zijn hand tot u uitgestoken! In den doop. De Vader beloofde - de Zoon beloofde - de Geest beloofde. Die belofte was niet maar ijdel geklank. Neen, waarheid. Wilt ge uw doopsformulier leren verstaan? Ja? Dan weet gij het : God heeft u reeds Zijn hand toegestoken. Maar toen waart gij nog jong. Onbewust. Het leven gleed u nog voorbij. Gij zaagt die hand niet. Sedert is u dat duidelijk gemaakt. Nu komt gij hier om die toegestoken hand aan te nemen. Dat moogt ge doen. Dat is niet diefstal. Geen roof. Dat is uw recht. In den doop u geschonken. Dat is ook uw zaligheid. Mits - nog eens weer - mits aan het geven van uw hand ook ten grondslag ligt het geven van uw hart. Als dat waar mag zijn, dan moogt ge jubelen dezen dag: daar is een band met God gelegd. Dan is ook deze dag een dag van gehoorzaamheid. Ge waart ook verplicht God de hand te geven. Ge waart niet vrij. Ge waart getekend, reeds lang, door uw doop. | |||||||
[pagina 130]
| |||||||
Geeft den HEERE uw hand. Den HEERE. Ge wendt u dus af van de Baäls. De wereld en Satan en de zonde wilt ge afsterven. Welnu, vergeet dat niet. Nu spreekt ge uit, dat ge in uzelf bevindt: vertrouwen, vertrouwelijkheid en vertrouwbaarheid. Vertrouwen. Dat mag, want de HEERE is Jahwe, de Verbondsgod. Heeft die God des Verbonds u niet trouw geleid? Van uw geboorte af: Na den doop steeds. Hij zal het doen ook in de toekomst. Vertrouwelijkheid. Die HEERE is wel groot, oneindig, eeuwig. Maar toch wil Hij wonen bij de nederigen. Vertrouwbaarheid. Gij belooft God trouw. Ook dat moet een geloofsbelofte zijn. Ge zegt : HEERE het is niet in mij. Maar ge weet toch ook, dat de HEERE u niet begeeft. Trouw beloven geschiedt in 't geloof op Zijn trouw. Hij laat u niet los. Hij waarborgt, dat ge niet afvallen kunt. Hij. die roept is getrouw. Spreekt dan ook dezen morgen dat vertrouwen, die vertrouwelijkheid, die vertrouwbaarheid uit door te komen tot het Heilig Avondmaal. Ja, gij ganse gemeente, geeft den HEERE de hand ! Komt hedenmorgen Avondmaal vieren. Komt den dood des Heeren verkondigen ! Hier is de noodzakelijkheid van de belijdenis. Hizkia's oproep komt ook tot u. Ook van u geldt, wat Hizkia tot Israël zegt : ge hebt niet in getale 't avondmaal gevierd. Nooit geheel het volk zat aan. Israël was gesplitst. Wij zijn ook nog te veel gesplitst. Dat is een splitsing door twisten. Een splitsing door geestelijke standen te scheppen. Een splitsing door onheilige keurmeesterij enz. Toch blijft Gods eis staan : geheel het volk. Zult ge komen, nu? Gods verbondstrouw is zo groot! Waag het met dien God. Geef u over ! Ja maar, zegt ge - mijn ontrouw is zo groot. Goed, juist daarom zegt de HEERE : geeft dan Mij de hand. Ik zal u verder leiden. Juist omdat ge van u zelf zo onbetrouwbaar zijt moet ge in Hem de kracht zoeken van getrouwheid. Als ge maar belijdt uw ontrouw. Geeft den HEERE de hand. En ge moogt dat doen ook. De HEERE biedt u Zijn hand aan. Als ge maar gelooft en tot Hem vlucht. | |||||||
[pagina 131]
| |||||||
IIEn wees daarin niet eigenwillig. Komt in Zijn heiligdom, dat Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid. Dat is onze tweede gedachte: de geloofsgemeenschap. Komt in Zijn heiligdom. Hizkia zegt: Hier in Jeruzalem is 't heiligdom des HEEREN, de tempel. Gij meent God te kunnen dienen in Dan en Bethel, op uw hoogten. Maar dat is eigenwillig. Komen moet ge tot Gods heiligdom. Daar is Hij Zelf tegenwoordig. God heeft u gebonden aan die plaats. Hij kan Zich Zelf evengoed openbaren anders en elders. Maar: Hij heeft u gebonden aan Jeruzalem. Hij bindt u aan Zijn heiligdom. Dat heeft Hij geheiligd tot in eeuwigheid. Jeruzalems tempel is geheiligd. Zij is den HEERE gewijd door Gods tegenwoordigheid. Tot in eeuwigheid. Ja, zo is het. Schijnbaar is het anders. Jeruzalem is vervallen. Toch: dat Jeruzalem wordt nog opgebouwd. Het geestelijk Jeruzalem. Dat is nog meer dien naam waardig. In wezen zijn ze hetzelfde : het Jeruzalem beneden wordt voortgezet in het Jeruzalem boven. Tot in eeuwigheid. Straks komt het nieuwe Jeruzalem. In wezen is dat alles gelijk. Dezelfde God, hetzelfde volk. Welnu, komt tot Zijn heiligdom, zei Hizkia tot de tien stammen. Zolang ge in die bedeling zijt, moogt ge niet wegblijven. Dat ware eigenwilligheid.
Dat geldt ook u, jonge broeders en zusters. Komt in het heiligdom: nog heeft God Zijn heiligdom. Geen tempel meer van steen of goud, geen aparte stad. Neen, nu is de gemeente zelf Zijn heiligdom. Maar dan ook: dat heiligdom is geheiligd tot in eeuwigheid. Daarom geldt ook vandaag: Komt tot dat heiligdom. Of gij er dan niet in zijt? Zeker ! Ge zijt er reeds. Het staat niet buiten de gemeente. Maar dit verschil is er: ge zijt eerst er in gebracht. Dat was uw keuze niet. Maar vandaag moogt ge vrijwillig kiezen. God houdt niet van mechanische dwang. Ge moet zelf er komen. Dat hebt ge gedaan. En nu : komt in dat heiligdom. Daar hebt ge gemeenschap met God. O zeker, ge kunt die gemeenschap met God ook wel smaken buiten dat heiligdom. Maar dat wil God in den regel niet. Wel, waar het noodzakelijk | |||||||
[pagina 132]
| |||||||
is, anders niet. Hij bindt ons aan het heiligdom. Hier hebt ge gemeenschap met uw God. Komt dan.
Ook gij, gemeente, komt in Zijn heiligdom! Want daar is de genieting Zijner zalige gemeenschap. In dat heiligdom zijn Zijn heiligheden. Daar staat ook aangericht de tafel des verbonds. In dien bodem van Gods heiligdom ontvangt ge geestelijke wasdom. Die in het Huis des HEEREN geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods. Blijft trouw daaraan. Gij hebt ook deze ure beleefd. De ure van belijdenis. Toen werd ook u gevraagd, of ge hier wildet komen. Hoe dikwijls is daarbij nalatigheid. De mensen beloven te komen tot 's HEEREN heiligdom, maar ze doen het niet. Hoe dikwijls ook is daar een verkeerd inzicht. Als ge gemeenschap met God wenst, Hem zoekt, komt hier in het heiligdom. Daar zijt ge in den wettigen weg. Beter dan op eigenwillige wegen, die nooit wettig kunnen zijn. Dit heiligdom is geheiligd. Tot in eeuwigheid. Christus' dood heeft dit heiligdom ingewijd. Christus' dood was de kracht van Jeruzalems tempeldienst. Christus' dood is het fundament van het tegenwoordig Jeruzalem. Christus' dood is het straks nog boven, in eeuwigheid ! | |||||||
IIIEn als ge dan zò komt, dan komt ge ook in gehoorzaamheid. Dat is onze laatste gedachte: geloofsgehoorzaamheid. En dient den HEERE, uw God. Dit dienen moet geschieden op Gods wijze. Hizkia is zo echt gereformeerd. Hij zegt niet: Dient God en komt dan in Zijn heiligdom. Neen, dat komen in Zijn heiligdom gaat voorop. Tot kinderen zeggen we: Dient God en komt dan in Zijn heiligdom. Die moeten eerst het bewijs afleggen, dat ze bekeerd zijn. Dan pas worden ze toegelaten in de Kerk. Dan worden ze echter eerst als heidenen behandeld. Maar het moet anders. Ze zijn geboren in dat heiligdom. En nu moeten ze dienen gaan uit dank. | |||||||
[pagina 133]
| |||||||
Zo ook gij jonge vrienden. God bewees u die genade, dat ge geboren zijt in het heiligdom. Nu moet ge Hem dienen, niet opdat ge daar komen moogt, maar omdat ge daar geboren zijt. Het is dus een dienen uit dankbaarheid. Geen dienen om te verdienen. Wel een dienen, omdat het verdiend is. Belooft ge dat? Te strijden voor Jezus Christus? Dat dienen eist uw gehele werk. God dienen is aan den enen kant moeilijk. Nooit zal 't volkomen gelukken. Maar aan den anderen kant is het toch gemakkelijk. Het is een drang des harten. Dient God met blijdschap. Het is een liefdedienst. God heeft u veel geboden. Finale daarop is gebod op gebod en regel op regel. Lees echter Psalm 119. Dat is ook de Psalm van gebod op gebod en regel op regel. En daar worden die geboden bemind. Zo ook gij: Dient God met blijdschap, geeft Hem eer,
Komt, nadert voor Zijn aangezicht,
Zingt Hem een vrolijk lofgedicht.
En dan ook zingt met ons Gaat tot Zijn poorten in met lof ! Ps. 100:3.
En zo zijn we dan thans genaderd tot het plechtig ogenblik, waarop ge tot Gods heiligdom bewust in zult gaan. Beloven zult Hem te dienen. Denkt dat u in, weet dat God uw woord hoort. Dat de gemeente getuige is. Dat de engelen Gods uw boodschap zullen oververtellen. En als ge dat indenkt, geeft dan antwoord op de volgende vragen, die ik u verzoek staande aan te horen en te beantwoorden. (Dan volgen de niet nader geformuleerde vragen aan hen, die Openbare belijdenis van hun geloof wensen af te leggen).Ga naar voetnoot2) | |||||||
[pagina 134]
| |||||||
Geliefde broeders en zusters. God heeft dit ja gehoord. Eens klonk een ander ja; het ja uwer ouders. Nu zegt ge zelf ja. Ge staat voor u zelf. God beantwoordde uw ja met Zijn ja. Als God ja zegt, dan is het goed. Er zijn er, die hier ja zeggen en die God toch eens Zijn neen zal tegendonderen. Dat is een schrikkelijke gedachte. Ook van dat ja zal de eeuwigheid getuigenis afleggen. Huivert ge bij die gedachte? Ik begrijp dat. Huiveren moogt gij. Maar beven niet. Als ge oprecht voor God zijt, Hem wilt dienen, dan zal dit ja niet tegen u getuigen. Wel zal uw pad blijven een zondig pad. Wel zult ge menigmaal met schaamte moeten herinnerd worden aan dit ja-woord. Maar: juist in Gods ja ligt uw zekerheid. De HEERE is getrouw. Gedenkt dan dikwijls aan die ure der eerste liefde. Het gedenken aan die liefdesverhouding is ten eerste beschamend en ten tweede van regenererende kracht. Dat moge ook bij u zo zijn. Denkt vaak aan deze ure terug. Het is de ure der eerste liefde. Als die liefde bezonken is, dan moge niet straks het verwijt klinken: gij hebt de eerste liefde verlaten. Onze HEERE God versterke u in die liefde. En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde. Gemeente - jubelt en dankt Gods Verbondstrouw. Ps. 105:5 werd gezongen bij hun doop. Nu is dit bevestigd ! Begroet deze medestrijders. Leert ze strijden door dezelfde wapenrusting te dragen. Geeft gij ze een goed voorbeeld van Jezus Christus. Het oudere moet het jongere sterken. Gebeurt dat? Strijdt met hen. Leert hen zelf de wapens hanteren ! Bovenal: laat deze ure u herinneren aan uw eigen belijdenis. Hebt ook gij te klagen, als ge terugdenkt aan die ure? Ge hebt ook gestaan zò als zij. God brenge die ure in gedachtenis. En is er dan zonde te belijden, doet het dan hier. Aan 's Heeren dis. Gaat zelf. Draagt hen met u mede. Neemt ze met u mede tot 's Heeren tafel. En zingt zo hun toe
Ps. 134:3. Amen. |
|