Preken. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |||||||
Doden, opgestaan bij Jezus' sterven.Ga naar voetnoot1)Tekst: Mattheus 27:53: ‘En uit de graven uitgegaan zijnde, na Zijn opstanding, kwamen zij in de heilige stad en zijn velen verschenen’. Enkele jaren geleden heeft de russische schilder Schneider een bekend schilderstuk vervaardigd. (Kuyper, ‘Vier uwe vierdagen’, blz 85). Een geweldig doek is het, dat hij schilderde. Met een aangrijpende voorstelling. Wat het dan tekent? Zie het onderschrift. Daaronder staat: Satan bij het dode lichaam van Jezus. Reeds dit onderschrift toont, dat we hier een voorstelling hebben, die de aanschouwing waard is. Satan - in wien alle haat is vertegenwoordigd en die bij het dode lichaam van Jezus ! Welk 'n gedachte. Twee vijanden. De één heeft den ander gedood! Dat is weelde voor den levende. Op den voorgrond staat Satan. Zijn gestalte is groot. Bovenmenselijk helder is zijn blik. Doordringend is zijn oog. Fier dat hoofd. En op het gelaat de uitdrukking van genot. Leedvermaak. Zelfgenoegzaamheid. 't Is de uitdrukking van het gevoel van triumf, die spreekt. En al maar door houdt hij zijn ogen gevestigd op dat dode lichaam. Dat heeft hij gedaan. En toch - en toch, er is iets in dit duivels gelaat, dat niet van vreugde spreekt. Er is toch nog enige angst in die trekken! O, daar ligt dat dode lichaam aan Satans voeten. Het spreekt van stille majesteit. Zelfs in den dood vertoont dat gelaat nog de sporen van heiligheid. | |||||||
[pagina 114]
| |||||||
En die majesteit verschrikt Satan. Althans zij doet hem huiveren. Bovendien - er is een zekere angst in die ogen van Satan. Satan vertrouwt dat lijk niet. 't Wil hem niet bevredigen. 't Is, alsof hij vreest, dat 't weer levend wordt. Hij is niet gerust van zijn bezit. Dit schilderstuk tekent volkomen juist, dat Satans triumf slechts schijntriumf is. Hij heeft wel Christus' verzenen vermorzeld. Hem wel ter dood gebracht. Maar - hij voelt reeds, dat nog niet alles is, gelijk hij wil.
Welnu, die voorstelling is volkomen juist. Niet alleen maar is Satan ongerust bij dat lichaam van Christus, omdat de toekomst zorg baart, maar ook het verleden heeft reeds zorgen gewekt. Wat zien we toch? Die dode Christus heeft reeds voor Zijn opstanding Satan bewijs gegeven van Zijn macht Zie, dat verklaart alles hier. Dat Christus in Zijn opstanding Satan overwint, dat verstaan wij. Maar reeds vóór Zijn opstanding? Ja, de Schrift tekent ons, hoe reeds bij den dood van Jezus Zijn opstanding zich deed gelden. Bij Zijn dood deden zich machtige tekepen voor, Tekenen in de natuur. Tekenen in de religieuze wereld. Een aardbeving. Het voorhangsel scheurde. Ook kwam het teken in het rijk der doden. Als Jezus sterft worden de graven geopend. De doden rijzen op. Lazarussen komen uit. En na hun opstanding komen ze in de heilige stad. Zo ziet Satan reeds bij Jezus' dood de prediking van Zijn opstanding. Daarom is het een schijntriumf. Dat Satans vreugde bij Christus' lijk niet onvermengd is, is goed te verstaan.
Welnu - ook in die verschijning van de doden zien we de heerlijkheid van het Paasfeest. Na Zijn opstanding verschijnen ze. Dat wordt opzettelijk vermeld. Daar is dus verband tussen Christus' opstanding en hun verschijning. Daarover spreken we. Onderwerp: De eerstelingen van de kracht van den Eersteling dergenen, die ontslapen zijn.Ga naar voetnoot2) | |||||||
[pagina 115]
| |||||||
Wie dan hoort, dat de graven, ja 't diepst der aarde in Zijn hand is en dat alles gehoorzaam is op Zijn wenken, die zingt:
Ps. 92:2, 4. | |||||||
IWe denken soms veel te weten. We beleven een grote vlucht van de wetenschap. Toch zijn er nog gebieden, waarop ons kennen zo uiterst gering is. We staan vaak verlegen, ook nog bij het lezen van de Schrift. De Schrift wil veel verklaren. Maar soms raakt ze terreinen, die ze even noemt, meer niet. We moeten weten, dat er van die ongekende oorden zijn. Maar meer hoeven we niet te weten; dat is niet nodig tot zaligheid. Van die terreinen, die nog onbekend zijn, zijn er veel te noemen. Het ontstaan van de ziel. De bestaanswijze van de ziel. Hoe 't met de ziel gaat na den dood. Ook inzonderheid: welke ervaringen er zijn na den dood.
Maar daarvan wordt niets gezegd. Wij hebben dat ook niet meer te onderzoeken. Het is opmerkelijk, dat de Schrift meermalen noemt mensen, die voor een tijd uit de doden verrezen zijn. De zoon van de weduwe van Sarfath - De zoon van de vrouw, die Elisa herbergde - Het dochtertje van Jaïrus - De Jongeling van Naïn - Lazarus. We zouden kunnen denken: die zullen ons wel vertellen van dat geheimzinnig gebied. Vertellen ze, hoe dat is toegegaan? Niets van dit alles. Geen van die allen heeft ons kennen op dit punt verder gebracht. De verklaring hiervan is: dat mogen ze niet. Als Paulus spreekt van een man, die opgetrokken werd in den derden hemel, dan spreekt hij van dingen, daar gezien, die niet geoorloofd zijn uit te spreken. Dat geldt nog steeds. De verborgen dingen zijn voor God. | |||||||
[pagina 116]
| |||||||
Die regel geldt nu ook hier, We staan hier voor raadselen. Meen niet, dat ik zelfs trachten zal die raadselen op te lossen om onze nieuwsgierigheid te bevredigen. We gaan niet over de grens van het bekende. En binnen die grenzen blijvend zullen we trachten iets te verstaan van dat dodenwonder in verband met het Paasfeest.
En dan allereerst: de uitgang uit het graf. Er is sprake van doden, die het graf uitgaan. En uit de graven uitgegaan zijnde. Om dit te weten moeten we enkele dagen terug. Goede Vrijdag: Jezus sterft onder grote tekenen. Een geweldige aardbeving, de steenrotsen scheurden en de graven werden geopend. Zeer veel graven dus. Niet alleen van deze mensen, maar ‘de’ graven werden geopend ! Op zich zelf echter is dat nog 't wonder niet. Dit is nog te verklaren als gevolg van de aardbeving. Dat zullen de Joden ook wel gedaan hebben. De aardbeving werd gewoon verklaard. Dat kwam meer voor ! De graven werden geopend! Nu ja - dat kwam door de aardbeving. En ze zullen die graven bezichtigd hebben en de doden, die dood gebleven waren weer begraven hebben. Want veel doden kwamen bloot te liggen en dat was natuurlijk niet wenselijk. Ze hebben dus wel kennis moeten nemen van die geopende graven. Toch hebben zij zich niet bekeerd.
Nu, dat is voor de Joden te verstaan en voor elken ongelovige. Zolang een feit nog langs natuurlijken weg kan verklaard worden zonder wonder, doet de mens dat niet. Maar - er is meer gebeurd dan het barsten der graven. Er zijn ook doden opgestaan ! Levend geworden. Dat is het wonder. De aarde moge nog zo trillen, de grond nòg zo bewogen worden - daardoor zal geen lijk levend worden. Dat moet God doen.
En dat heeft God gedaan. Velen van die doden zijn levend geworden. Vs 52 zegt: Vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt. Daar hebt ge 't wonder. Vele heiligen zijn levend gemaakt. Toen Christus den dood stierf, werden zij levend. Toen Christus | |||||||
[pagina 117]
| |||||||
het dodenrijk inging, kwamen zij er uit. Een ontroerend feit. Over dezen tekst is vaak heengelopen. Maar toch is het een ontroerend wonder. Daar komt leven in dat lichaam. Met een trilling is de ziel eruit gevaren; met een trilling vaart ze er nu in. Een huivering gaat door alle leden, de ogen worden opgeslagen, de zweetdoek losgemaakt. De strakke roerloosheid wordt gebroken, het bewustzijn keert terug !
Hier vermenigvuldigen zich de vragen. Waren ze al lang gestorven of niet? Neen ! Eerst kort ! Ook is aan te nemen, dat ze aan bekenden verschenen zijn, zodat, indien ze reeds lang gestorven waren, niemand ze zou herkend hebben. Wie waren die opgewekten? Dat is onbekend. Wel zijn er fabelen genoeg. Genoemd zijn:
Evenwel, dat zijn gissingen, meer niet. Zelfs is dit onwaarschijnlijk. Zo kunnen we voortgaan met vragen. Hebben die heiligen geweten, wat er gebeurde? Geweten, dat op Golgotha Jezus Christus stierf? Geweten, dat Gods Zoon den dood inging? Zie - daar staan we weer verlegen. Zeker is 't niet. Hebben ze dat geweten, dan is het door openbaring. Van zich zelf niet. Wat hier op aarde gebeurt weten de doden niet. Maar toch kan 't hen gezegd zijn. Van God. Want dit is zeker: Ze hebben een taak te vervullen. Ze worden niet maar opgewekt bij wijze van eresaluut, niet maar bij toeval, maar opzettelijk. Voor hen was het geen vreugde, maar gehoorzaamheid. Ze hebben een taak te vervullen. God geeft ze die taak. En in dat licht is het waarschijnlijk, dat ze wel iets geweten hebben van Christus' dood. Immers - ook die dood is een feit, dat de geestenwereld beroerde. ‘Abraham, uw vader, heeft grotelijks begeerd Mijn dag te zien, en hij heeft hem gezien......’. Zouden de geesten daar niet een indruk van ontvangen hebben, hoe dan ook? | |||||||
[pagina 118]
| |||||||
Genoeg vragen. Beter dan al die vragen te stellen is nu te onderzoeken, wat we dan wel met zekerheid weten.
En dan zien we in die opwekking der doden allereerst een beschaming van Satan. En uit de graven uitgegaan zijnde. Wanneer zijn ze uitgegaan? Dit toch is direct gebeurd na Christus' dood. Onze vertaling doet dat niet zien. Daar worden de woorden na Zijn opstanding verbonden met uitgegaan zijnde. Maar dat is verkeerd. Blijkens den grondtekst is dit te verbinden met het volgende, met hun verschijning. Ze zijn verschenen na de opstanding van Christus. Eerder niet. Maar uitgegaan zijn ze direct na hun levendmaking. Neen, ze hebben niet drie dagen lang met open ogen en met bewusten blik in dat graf gezeten. Direct bij Christus' dood zijn ze uitgegaan en na de opstanding van Christus zijn ze in de heilige stad verschenen.
Welk een wonder der genade Gods ! Dat is beschaming van Satan. Zie, die Satan had Christus ter dood gebracht. Hij meent getriumfeerd te hebben. En als Christus naar het graf gaat, jubelt hij. Maar neen - 't is alsof God niet langer wachten kan. Satan meent macht te hebben over den dood. Meent hij den Vorst des levens te hebben vernield? Neen, Satan, als Christus ten grave gaat, zullen enkele gelovigen eruit gaan. Enkelen maar om bewijs te leveren, dat de dood nog in Gods hand is. Satan meent bij Christus' dood zelf te ontvangen de sleutelen van graf en dood. Zij heeft Hem de verzenen vermorzeld. Maar dàt is nog niets. Want onmiddellijk toont God Zijn heerschappij over den dood. Neen, zegt God, de sleutelen van graf en dood behoud Ik Zelf. Die verrezen heiligen zijn reeds een triumf Gods. Voorboden van de opstandingsglorie. Ja, van de opstandingsglorie. Want was Jezus in den dood gebleven, dan had Hij niet de sleutelen van graf en dood. Dan had Satan die sleutelen in handen. | |||||||
[pagina 119]
| |||||||
Maar dat zal niet geschieden. Jezus Christus is gestorven om de prikkel des doods weg te nemen. Hij zal opstaan om de macht des doods weg te nemen.
En nu worden Satan reeds van te voren de bewijzen gegeven. Want die zijn:
Zo is die uitgang uit de graven een machtige triumf Gods. Satan mag geen ogenblik triumferen. Eens heb ik ergens gelezen: bij Christus' dood klonk er een schaterlach. Dat is niet waar ! Ik geloof dat niet. Jezus Christus heeft nooit een schaterlach gekend. God gunt Satan geen ogenblik rust. Hij heeft Christus' verzenen vermorzeld. Toch kan hij niet juichen, omdat nu reeds doden hem weer werden ontrukt, volgelingen van dezen Meester (heiligen). Dood, waar is uw overwinning? Dat moet altijd klinken. Dat is Christus' heerlijkheid. Zijn opstanding werpt reeds vruchten af, nog vóór ze geschied is. Ja Satan, daar bij dat lijk van Christus zittend: Die gesloten mond heeft eens gesproken: Ik ben de opstanding en het leven. Hij heeft eens gezegd: Die in Mij gelooft - Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. En nu meent ge, dat dat onmogelijk is? Dat gij 't gewonnen hebt? Neen, duivel. Ga naar die open graven: zie ze daar uitkomen - Hij is dood, die Christus. En toch gaat het Lazarus-wonder voort. Het Lazarus-wonder. Eens had Jezus Lazarus opgewekt uit de doden. Net als hier. Hij was ook enkele dagen in het graf geweest. Maar Christus sprak tot hem: Lazarus, kom uit. En hij kwam uit. Hoe dat mogelijk was? Ook alleen door de kracht van de opstanding van Christus. Die werkte toen reeds vooruit. Dat was Christus' geloofskracht. Hij geloofde in Zijn eigen opstanding. Door dat geloof deed Hij dat wonder. En wat bleek | |||||||
[pagina 120]
| |||||||
toen? Door dat feit is Satan geprikkeld tot woede en de Joden tot nijd. Die opwekking van Lazarus was Jezus kwalijk genomen. Tengevolge daarvan komt dat woord van Kajafas: het is beter dat Hij sterve dan dat heel het volk verloren ga. Juist door dat Lazarus-teken ontbrandt weer de begeerte om dien Jezus weg te krijgen. Want als Jezus weg is, dan zal het toch ook wel gedaan zijn met die opwekkingen. Welnu, dat laat God anders zien. Als die Jezus maar dood is, denken Satan en zijn trawanten, dan komen er geen Lazarusopwekkingen meer ! En zie nu hier Gods triumf - nauwelijks is Jezus dood, of ze komen weer te voorschijn - de Lazarussen. Ze staan op en verlaten de graven. De Joden hebben het pleit verloren. Dit is een les voor Satan.
En ligt hierin voor ons ook lering? Ja. Deze namelijk: al die vorige dodenopwekkingen waren niet te danken aan Jezus' leven, niet aan Jezus' dood, maar wel aan Jezus' opstanding. Die opstanding, die werkte reeds vooruit. Gelijk Zijn dood van terugwerkende kracht was en al de gelovigen van het Oude Testament daardoor verzoend zijn, zo is ook de opstanding van terugwerkende kracht. Zonder de opstanding van Christus - met eerbied gezegd - moest God van de graven afgebleven zijn. Hij mocht ze niet geopend hebben. Immers : God Zelf heeft gezegd : als de mens zondigt zal hij sterven. Ook de lichamelijke dood zal hij sterven. Dat woord mocht niet verbroken worden. Daarom, is Christus er niet, dan mag God geen dode levend maken. Maar omdat Christus zal komen, daarom kan God die doden weer aan Satan ontrukken. Christus zal door den dood den geweldhebber des doods vernietigen, hem werkeloos maken, Hebr. 2:14. Dat zien we hier. Juist bij Satans grootste werkzaamheid is hij werkeloos gemaakt. Eerst nog wekte Christus op door Zijn woord, nu zonder woord. Alleen door Zijn sterven ! Satan beschouwde Christus' graf als elk graf. Dat was een grote vergissing ! Want Christus was een Rechtvaardige ! | |||||||
[pagina 121]
| |||||||
Die opwekking dier heiligen is voor ons rijke troost. God behoudt de macht over den dood. Troost u daarmee. Als Satan de macht eens behield...... God heeft ons zwakke geloof zo uitnemend gesterkt. Zie, al die heilsfeiten hebben reeds van tevoren gewerkt. God wilde de gelovigen van het O.T. ook troosten. Die stonden nog zo ver af van al die feiten, die wij beleven.
En wat zien we nu? God heeft in enkele personen al doen zien van te voren de kracht van Christus. Van te voren. Om ze te overtuigen. Want:
Daarom moeten zij kinderlijk geloven ! Met terugwerkende kracht worden die allen reeds opgewekt uit de doden. Door de kracht van Christus' opstanding. Ze zijn eerstelingen Zijner opstanding ! Uit kracht Zijner opstanding. En toch - blijft Christus Zelf de eersteling. Paulus zegt: Christus is de eersteling dergenen, die ontslapen zijn. De Openbaring zegt: Hij is de eerstgeborene uit de doden. Eersteling? Eerstgeborene? En er zijn mensen, die het graf eerder verlieten dan Christus ! En ook dezen zijn eerder uit den dood herrezen. Hoe kan dat? Toch is het waar. Want zij waren wel eerder in tijd. Maar Hij is de eersteling in rangorde. Zie, Paulus gebruikt het beeld van een akker. De akker is de wereld. Telkens worden lichamen daarin gezaaid. Zo nu en dan kwam dat zaad even op. Enkelen stonden op. Maar dat begeerde de Landman niet. Bovendien: dat was geen blijvende opwekking. Geen blijvende vrucht. Ze stierven weer. 't Pas gestrooide zaad, nog voor 't ontbonden was, werd er weer uitgehaald voor korten tijd om weer gezaaid te worden. Zie gemeente, daarom zijn die eerstelingen in tijd nog geen ware eerstelingen. Ze zijn weer gestorven. Maar nu Christus ! Hij is ook in de aarde gezaaid. Als tarwegraan. En dit brengt vrucht voort. | |||||||
[pagina 122]
| |||||||
Na drie dagen komt de opstanding. En Hij sterft niet. Daarom is Christus de eersteling. In rangorde. Hij beslist voor allen. Nu komt de oogst. Zo is het ook met deze doden. Ze laten Christus de eer. Alleen door Zijn kracht zijn ze opgewekt. En daarom is het zeker: eenmaal komt de dag voor allen. Hun opstanding is een profetie. Een profetie, dat eens allen, die ontslapen zijn zullen opwaken. Een krachtig bewijs, dat God de macht behoudt over ieder graf. En dat trooste ons bij onze graven. Eens komt de zalige opstanding. Zonder de opstanding van Christus mag God er niet aankomen, dan zouden wij de ellendigste van alle mensen zijn. Maar nu : Christus is opgestaan. Nu heeft God weer vrij spreken over de graven. Ps. 17:8. | |||||||
IIZe zijn dus uitgegaan uit het graf. Maar ze zijn ook ingegaan in de heilige stad. Na Zijn opstanding komen ze in de heilige stad en zijn velen verschenen. Zolang Christus niet was opgestaan, hebben ze zich niet vertoond. Maar na Zijn opstanding zijn ze Jeruzalem binnengegaan. En aan velen zijn ze verschenen. Ziedaar nu het doel van die opwekking. God wilde ze gebruiken. Meen niet, dat ze om zich zelf zijn opgewekt. 't Was voor hen geen voordeel. 't Is geen voordeel in den hemel te zijn en dan weer op de aarde te komen. Denk aan Samuël tegenover Saul. Niet om hunnentwille is het gebeurd, maar om Christus' wil. Zij moeten de erewacht zijn, die den koning opwacht. De erestoet. Bovendien : zij moeten prediken. Dat Christus waarlijk opgestaan is. Dat de kracht Zijner opstanding al blijkt. Prediken moeten ze in de heilige stad. De heilige stad. - En toch heeft zij Jezus uitgeworpen. Die stad wordt verworpen straks. Dan zijn de rollen omgekeerd. Zij is verworpen. Jezus Zelf vertoont zich daar niet meer. Hij komt daar nog wel, maar Hij vertoont zich niet meer aan de wereld. Zij is verworpen. Maar de verwerping is hier op aarde nog niet absoluut. | |||||||
[pagina 123]
| |||||||
Daarom laat Hij toch nog prediken door deze opgestanen. Prediken - door de daad. Of deze mensen gesproken hebben van Jezus' opstanding, weten we niet. Maar ook al hebben ze geen woord gezegd, toch prediken ze. Hun enkele verschijning toch is al bewijs genoeg, dat die Jezus Christus toch wat bizonders was. Kan Jeruzalem zich ook vergist hebben? Gij, Joden, is 't niet bizonder, wat hier gebeurd is? En die opgewekte gestorvenen zijn een bewijs, dat God macht heeft over den dood. Wat zullen die Joden gebeefd hebben, toen ze hoorden, dat doden waren levend geworden. Ze hebben een leugen bedacht om te bewijzen, dat Jezus niet kon opgewekt zijn. Die leugen wordt hier al gelogenstraft. 't Kon wel. Zo gebruikt Christus ook die doden als Zijn predikers. Pasen brengt beroering overal. De Paasvorst heerst over alles. Zij gebruikt engelen boven de aarde, mensen op de aarde, mensen in de aarde, de gehele onderwereld. Want gepredikt hebben ze Jeruzalem. Velen zijn verschenen. Zij vertoonden zich. Sommigen zeggen : ze hebben zich vertoond, alleen aan enkele gelovigen. Meer niet. De ongelovigen hebben er niets van bemerkt. Zou 't waar zijn? Ik geloof 't niet. Want :
Ze hebben gezien dat in sommige graven nog wel lichamen lagen. Maar de andere zijn leeg ! Een ontroerende aanblik moet dat zijn geweest. En de vraag moet opgekomen zijn: Hebben we ons ook vergist? Het was een ongevraagd orakel. Welnu, die prediking zal Jeruzalem oordelen, haar oordeel verzwaren. Zij hebben Christus verworpen. Zij hebben gemerkt, dat er iets bizonders gaande was. Toch hebben zij de leugen geloofd. Christus was nog niet opgestaan volgens hen. God was hen nog genadig door deze verschijning van de opgestanen. Hij had hen wel verworpen, maar toch niet algeheel nog. | |||||||
[pagina 124]
| |||||||
Doch misschien hebben zij zich nog verhard door te zeggen : Er zijn er toch meer opgestaan !Ga naar voetnoot3) Zullen wij ze veroordelen? Och neen, ook wij hebben genade nodig om in Christus te geloven. Geloven wij in die opstanding? Leven wij eruit? Wij ontvangen geen bizondere prediking meer, geen levende doden. Trouwens, zou 't ons baten? Immers neen : deze doden zijn uit het graf weergekeerd. Hier zij herinnerd aan de gelijkenis van den rijken man in de hel. Hij vroeg Abraham iemand te zenden tot zijn broeders. Neen, zegt Abraham. Ze zouden toch niet geloven. Zelfs indien een kwam uit de doden. Mozes en de profeten, die hebben wij nog. Ja, nog meer. Het profetisch Woord. Gelooft dat dan. En grijpt moed ook uit deze historie. Dit verhaal is kort en krachtig. Een flikkering van Christus' macht. Een lichtflits vóór den groten dag. Ze kwamen geheimzinnig op, die doden. Ze gaan ook geheimzinnig weer weg.
Hoe 't verder gegaan is? We weten 't niet. Sommigen zeggen: ze zijn ten hemel gevaren zoals Christus. Anderen zeggen: ze zijn weer gestorven. We weten 't niet. Ze waren als een korte lichtschittering aan den hemel. Maar eens is dat veranderd. Eens zullen ze weer oprijzen, weer vertoond worden. Dan komen ze in de heilige stad, het Jeruzalem boven. Daar | |||||||
[pagina 125]
| |||||||
zal 't blijken: ze zijn eerstelingen van Christus' kracht. Opgestaan voor Hem. Maar als al die millioenen daar staan, valt hun betekenis weg. Ze zijn maar enkelen onder die velen. Maar Christus is 't een en al. Hij heeft de sleutelen van dood en graf. Daar zien we: Christus is de eersteling dergenen, die ontslapen zijn. Christus is de eerstgeborene uit de doden !
Ps. 66:1 Amen. |
|