Preken. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||||||
Pasen - Morgensterren.Ga naar voetnoot1)Tekst: Mattheus 28:2 - 5a. ‘En zie, er geschiedde een grote aardbeving, want een engel des HEEREN, nederdalende uit den hemel, kwam toe en wentelde den steen af van de deur en zat daarop. En zijn gedaante was gelijk een bliksem en zijn kleding wit gelijk sneeuw. En uit vreze voor hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden en werden als doden. Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: ‘Vreest gijlieden niet’. Twee machtige rijken zijn er - beide bestuurd door den enen God - het rijk der natuur en het rijk van den geest. 't Rijk der natuur - dat is de stof, die we zien om ons heen. 't Rijk van den geest - dat is de onzichtbare wereld, waar geestelijke machten werken. 't Rijk der natuur - dat is de tastbare, zichtbare wereld. 't Rijk van den geest - dat is de ontastbare, onzichtbare wereld. Voor het oppervlakkig verstand is er tegenstelling tussen die beide rijken. Natuur tegenover geest. Zo denkt de wereld. In de natuur is alles na te rekenen. Daar heerst de wet van oorzaak en gevolg. De zintuigen kunnen alles controleren. Maar in het rijk des geestes, de geestelijke wereld, is het juist andersom. Daar ontsnapt alles aan onze waarneming, aan onze contrôle. Nog eens: zo spreekt het oppervlakkig verstand. Want de Schrift leert het wel anders. Het natuur-rijk en geestesrijk zijn geen tegenstellingen. Wel is er tussen beide een groot onderscheid, maar ze zijn niet gescheiden. | |||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||
Want:
Vandaar ook, dat ze vaak samenwerken, harmonie tonen. Vooral in het leven van Christus is dit het geval. Christus is een machtig verschijnsel in
Zelf is Hij 't grootste wonder èn in de natuur èn in de geestelijke wereld. Dat leert ons reeds Zijn geboorte. 't Was nacht in de wereld. De Zon rijst op in Hem, Hij is het Licht der wereld. Daarom wordt ook in de natuur de duisternis verdreven, in het veld van Bethlehem. Dat leert ons ook Zijn sterven. Toen ging die Zon weer onder, haar glans werd gedoofd. Ook in de natuur kwam toen duisternis. Toen geschiedde er een machtig feit in de geestelijke wereld: er ontstond beroering. Maar ook de aarde werd toen beroerd: de aarde schokt, de graven worden losgescheurd, doden worden opgewekt. Maar drie dagen later is het Pasen! Dat gedoofde licht van Christus komt weer te voorschijn. De glans, die gedoofd werd op Goeden Vrijdag komt thans weer stralen. Dat wordt ook gesymboliseerd in de natuur. Christus wordt vertoond als morgenster. Dat wordt ook gezien in de natuur. Paasmorgen is de uchtend van de morgensterren. De morgenster wordt vijf maal genoemd in de Schrift. En heeft dan vier betekenissen. Het woord wordt gebruikt voor engelen, groten der wereld: Babel, het Licht des geloofs in het hart en voor Christus. Welnu: dit is het WONDER, die vier vinden wij samen bij 't open graf. Eerst is daar de engel. Dan de wereldmacht, aan Babel verwant, in de wachters vertegenwoordigd. Vervolgens de kinderen Gods, die na een nacht van lijden de morgenster zien lichten. En van dat alles 't middelpunt: Christus, de blinkende morgenster. Zo spreek ik dan over: | |||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||
Paasmorgen en de morgensterren. We zien:
Ps. 118:11, 13. | |||||||||||
IAllereerst dus over de bliksemende morgenster, die neerschiet uit den hemel. In vier betekenissen, zeiden we, komt 't woord morgenster voor in de Schrift. Allereerst in de betekenis van engel. Welk bewijs is hiervoor aan te voeren? Sla op Job 38:7. De dichter spreekt over de schepping der wereld. Die schepping is een machtig wonder. In den uchtendstond der wereld geschiedde zij. Een onmetelijke bajert was er toen. Niets was er te zien. Maar ineens: Gods machtswoord schiep de wereld. En ineens: daar zonk de wereld neer op grondvesten! De hoeksteen werd gelegd. Zij stond. Zij wentelde. En toen, op dat machtig gezicht, barstte gejubel los: Hoor. ‘Toen de morgensterren vrolijk zongen en al de kinderen Gods juichten’. Hoort ge dat? Hier worden morgensterren genoemd! Kinderen, ZONEN Gods. Dat zijn de heilige engelen, de duizenden en tienduizenden van Gods erewacht. Vaardig passend op 't Woord van Zijn mond. Ge ziet dus: de engelen worden morgensterren genoemd. Geen wonder ook. De engelen waren toen gelijk aan de morgensterren. Hebt ge wel eens de morgenster gezien? De morgenster? Als des morgens de dauw op het veld ligt en de stilte in den nacht wordt langzamerhand verdreven door dat geheimzinnig dageraadskrieken, dan glijden langzaam de schaduwen heen. Boven uw hoofd staat het koepeldak der sterren. Glanzend. Maar één ster is er, die bizondere aandacht trekt. Dat is de morgenster! Zie hoe zij blinkt! Welk een helle glans! Daar staat zij, Venus genoemd. Haar schittering verlicht den nacht. En zie - dan komt ginds aan de Oosterkim een zwakke licht- | |||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||
streep. Heel zwak maar. Toch reeds een begin. Enkele sterren verbleken. Maar de morgenster glanst nog. Want haar glans is groot. En bovendien: zij is een voorbode van den komenden dag. Morgenster heet zij immers. Als zij schittert, dan is de dag nabij.
Welnu, zò was het ook in de ure der wereldschepping. Toen brak aan de grote werelddag. Uit den nacht van het niet-zijn brak de dag aan van het zijn. En toen waren de engelen Gods de morgensterren. Zij schitterden. Hen schiep God 't eerst. En vòòr het licht doorbrak straalde hun glans. Die Lichtgestalten waren de voorboden van den werelddag. Daarom worden zij morgensterren genoemd! Welnu dan, als dus de engelen morgensterren zijn, dan kunnen we ook hier spreken van een morgenster. Hoor: En er geschiedde een grote aardbeving, want een engel des Heeren, een morgenster, nederdalende van den hemel, kwam toe. En zijn gedaante was gelijk een bliksem en zijn kleding wit gelijk sneeuw. Daar hebt ge 't nu! Een bliksemende morgenster, neerschietend van den hemel. Een machtig moment!
Hoor - het is stil. Stilte in den nacht. Jeruzalem slaapt. De slaap des gerusten, hoewel niet de slaap des rechtvaardigen. Het is stil in de straten. Slechts hier en daar opent zich zacht - stil - geruisloos een deur van een nederige woning. Enkele tere, schichtige gestalten komen te voorschijn en spoeden zich buiten de stad. Ze vinden daar elkander. En 't gekraak van hun voetstappen, 't gedempt geluid van stemmen op den weg is 't enige, dat de stilte breekt. Hoor - 't is stil. Zie - 't is schemering. 't Is 't uchtendkrieken. Heel vroeg is 't nog. Slechts een kleine lichtstreep vertoont zich. Meer niet. Maar terwijl de vrouwen zich verder spoeden, wordt het al lichter. De morgensterren aan den hemel verbleken. De ‘dagvorstin’, de zon, komt hoger. De morgensterren trekken hun glans in. Maar dan ineens: de aarde schokt. Zij trilt. Zij beeft. De grond trilt onder de voeten. En bliksemsnel komt daar iets uit den hemel schieten. Een lichtgestalte. Een gedaante als een bliksem. Met vliegende snelheid komt hij naar beneden. Voor ge 't weet, raakt hij den grond. Met verbijsterende snelheid gaat alles. | |||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||
Maar toch - die lichtgestalte schiet neer. Als een bliksem. Hoe straalt alles. Het is licht om hen heen. Helwit is zijn gloed. Wit als sneeuw zijn klederen! Wat dat zijn mag? Een engel des Heeren. Een lichtwezen. Engelen zijn immers kinderen des lichts. Hij heeft de gestalte aangenomen van een jongeling. In helwit gewaad komt hij. 't Is alsof hij zó onmiddellijk van God uit den hemel afkomt en zó nog draagt de schitterglorie van den troon des Almachtigen. 't Is een morgenster.
Waartoe dient die verschijning? Waartoe komt die bliksemende morgenster? Weet ge dat niet? Als er machtige dingen gebeuren in het rijk der natuur, dan ook in het rijk van den geest. Christus zal verrijzen uit het graf. Christus, de vernederde, zal verhoogd worden. Gods Zoon komt op uit de diepte. Daarom komt die engel om Hem te dienen! Dat is het. Die engel is dienaar van den triumfator Gods!
Allereerst hierop dienen wij te letten. Dat een engel verschijnt om Christus te dienen, is de majesteit, de redelijkheid, de rechtvaardigheid Gods. Eens hebben de morgensterren gezongen bij de schepping. Toen zongen ze ook den lof van den Zoon. Ze bogen zich aanbiddend, ook voor den Zoon, want die Zoon had de schepping bemiddeld. Door het Woord - dat is de Zoon - zijn de hemelen gemaakt. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt. Zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. Toen dus zongen ze van dien Zoon. Maar: die Zoon werd mens. Ging zich begraven in de schuilhoeken der aarde. De kerstnacht was een begrafenisnacht. En die begrafenisnacht is nog schrikkelijker geworden. Want Gethsemané volgde. En Golgotha. - Ja zelfs: Goede Vrijdag, de uitvaart van Gods Zoon. Hij werd helemaal begraven. De Goddelijke glans werd geheel verborgen.
Dat was een mysterie, ook voor de engelen! Stel u voor! Zij hadden Hem bezongen, Hem verheerlijkt. Hij stond boven hen. Heilig, heilig, heilig, zongen ze van Hem! | |||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||
Maar toen - toen had die Zoon op aarde geleden. Hij was gekropen in het stof. Hij had gewroet in de aarde. Toen moesten zij Hem dienen, ondersteunen, Zijn bloedzweet afdrogen, Zijn angst verminderen. De morgensterren waren toen sterker dan hij! Dat was de ure van de macht der duisternis. Toen ontving Hij de deernis van de engelen, den dienst der ondersteuning! Maar nu: Daar komt een grote verandering! Gods Zoon komt weer oprijzen. Het graf zal losgebroken worden. De lijdensnacht is voorbij. Het graf bindt niet meer. Nu komen daar ook weer de morgensterren en ze jubelen weer. En één van hen schiet neder, om den Zoon te dienen. Breek open dien steen!Ga naar voetnoot2) o, engel. Open de poort, opdat de koning der ere uitga. Ja engelen, ja morgensterren, schiet nu maar toe! Zingt nu nog luider, nog heerlijker dan bij de schepping. O, die engelen. Wat zien ze 't wonder hier. Bij de schepping zongen ze voor dien Zoon. Daarna scheen het, alsof heel de schepping in de war zou lopen. Heel die schepping was zuchtend. En daar kwam nog iets bij - die Zoon, dien ze zo heerlijk bezongen - die ging Zijn glans verbergen. In de stal, aan het kruis, in het graf! Engelen, hebt ge wel mogen zingen? Wat blijft er nu over, morgensterren, van uw zang? Ge hebt over twee zaken gezongen:
Maar
Hebt ge niet te vroeg gezongen? Neen! Nu is 't paasfeest!! En God heeft 't eerst donker gemaakt, opdat 't nu nog lichter worde. God heeft 't eerst smartvol gemaakt, opdat er nu hogere vreugde zou zijn. God gebruikte de zonde tot meerdere glorie Gods en van Christus. Want zie: 1. Die Zoon heeft eerst alleen als God geheerst! Meer niet. Maar nu ook als mens. Als Middelaar. Thans is Hij verhoogd en heeft ontvangen een naam boven allen naam! 't Einde is: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. | |||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||
Gij hebt voor een tijd haast niet durven jubelen voor den Zoon. Maar nu, morgensterren, kunt ge het scheppingslied weer aanheffen! Op nog hoger toon! 2. En de schepping zelf? Hij zal ze vrijmaken. Hij verbreekt Zelf de banden van den dood. Hij zal de schepping ontheffen van den ban, het zuchtend schepsel vrijmaken. Den dood verbreken. Hier komt 't begin van den eeuwigen dag, van de nieuwe aarde. Daarom, gemeente, de scheppingsvreugde in den morgenstond wordt op het paasfeest niet beschaamd. Doch wel versterkt. En zo begrijpt ge 't: die bliksemende morgenster, neerschietend uit den hemel, is volkomen op zijn plaats! Hij moest komen om de glorie van den Zoon.
Gemeente, waar de engelen zo blij zijn, zijt gij dit ook? Gij hebt nog meer belang bij het paasfeest dan de engelen. Die neerschietende morgenster is zo blij, omdat de ere Gods zo groot is. Maar gij moet nog een reden meer hebben voor uw blijdschap: de ere Gods en uw zaligheid. Gij hebt nog meer zingensstof dan de engelen. Zingt gij nu ook meer? Komt ge ook nog haastiger tot het graf! 't Geldt u zelf! Die engel blijft zalig ook zonder dat open graf. Maar gij niet. Gij moet daardoor behouden worden van den toorn. Laat die morgenster u niet beschamen! Ga ook gij naar den paashof en val Christus te voet! Die snelle paasvaart van den engel zij u een prediking! | |||||||||||
IIDaar was dus eerst de bliksemende morgenster, neerschietend uit den hemel. Maar vervolgens is er ook: de blinkende morgenster, die opkomt uit het graf. Ge weet, wie bedoeld wordt: In vier betekenissen komt 't woord morgenster voor in de Schrift. De tweede betekenis is: Christus. Het bewijs daarvoor is Openb. 22:16, waar Jezus sprekend wordt ingevoerd: ‘Ik ben de wortel en het geslacht van David; de blinkende morgenster’. Dat wordt van de engelen niet gezegd. Wel van Christus. Die naam draagt Christus niet als God, maar als mens. Als God, als Zoon in het drieënig Wezen, is Hij niet een ster, maar het | |||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||
Eeuwige Licht. Sterren zijn maar lichtdragers, niet het licht zelf. Als God heeft Hij dan ook dien naam niet. Wel als mens. Christus is als mens na de hemelvaart in den hemel. Als schepsel is Hij dus in den hemel. Welk een wonder. In den hemel zijn drieërlei schepselen: engelen, zaligen als geesten en één compleet mens: Christus. Welnu, Christus is schepsel als mens. Hij heeft zijn menselijke ziel en zijn menselijk lichaam daar behouden. En nu zijn al die schepselen in den hemel. En ze schitteren daar als de sterren. Ze zijn heerlijk in pracht. Maar van al die hemelse sterren, van al die hemelse schepselen is nu Christus de voornaamste. Hij heet daarom de morgenster, maar dan ook de blinkende morgenster. Morgensterren zijn ook de engelen, maar Christus in den hemel gaat boven hen uit. En dan: Hij is de blinkende morgenster. Blinken, dat is heerlijk stralen, schoonheid uitstralen. Blinken is: stralen in zonnegloed. Blinken doet God ook! Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende! (Ps. 50). Mozes zegt: De Heere is verschenen van Sinai, Hij is blinkende gekomen van Paran. Ps. 80 zingt: Gij God, Die tussen de cherubs woont, verschijn blinkende. En Ps. 97: o HEERE, God der wrake, verschijn blinkende. Blinken, dat is dus speciaal Gods eigenschap. Welnu, ook de Christus als verhoogde Middelaar is de blinkende morgenster. Want Hij schittert in den hemel, Hij is verheven aan Gods rechterhand in majesteit en heerlijkheid. En wat zien we nu? De blinkende morgenster is hier bezig op te komen uit het graf. Hier begint Hij te blinken. Ik zeg opzettelijk: Komt op. De blinkende morgenster, opkomend uit het graf. Want de engel ‘wentelde den steen af......’ Immers: als die morgenster opkomt, dan gebeurt dat nog niet in volle schoonheid. Als een ster opkomt aan den hemel, dan is zij nog bedekt met nevelen en glanst wel, maar niet volkomen. Blinken doet de morgenster pas, als ze hoog aan de lucht staat. Niet bij het opkomen, maar pas als ze hoog gestegen is. Zo is het nu ook met Christus. Wanneer is Christus de blinkende morgenster? Aan het eind der dagen. Die naam draagt Hij pas aan het eind der dagen. Als Gods Raad is vervuld. Als alle geslachten der aarde voor Hem zullen verschijnen. | |||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||
Trouwens, houd het beeld maar vast. Wanneer blinkt de morgenster 't meest? Als de morgen aanbreekt. Zo is het ook met Christus. Straks, als de morgen aanbreekt, de eeuwige morgen, dan zal die morgenster waarlijk eerst blinkende morgenster zijn. Nu is dat nog niet zo.
Maar zie nu hier: nu is die morgenster opkomende. De verhoging begint. Pasen is Zijn opstanding. Zijn verrijzenis is 't begin der verhoging. Hier begint Hij. En nu zijn er nog nevelen. Hij is nog op aarde. Hij is nog onder zondige mensen. Maar: toch is Hij verhoogd. En 't zal verder gaan. Hoger zal die ster stijgen. Straks komt de hemelvaart! Dan komt Hij te zitten aan Gods rechterhand. En eindelijk breekt aan het laatste oordeel. Dan zal Hij volkomen blinken. Hier zien we dus de opkomst. Welnu: vergeet dan niet de machtige betekenis van het paasfeest. De verhogingsweg begint daar. Hier ligt een rechtstreekse band met den oordeelsdag. Beseft gij dat? Die morgenster gaat hier schitteren! Ze gaat de wereld beheersen. Verlicht ze ook u? Ziet ge haar glans? Sluit de ogen niet. Eens zal aller oog die blinkende morgenster moeten zien! Maar wie niet eerder zag, zal dan niet meer behouden kunnen worden. Ziet gij dan nu reeds! Als ge Hem nu reeds ziet blinken, nog niet in volle glorie, dan straks wel tot behoudenis. Het paasfeest bereide u voor op den jongsten dag! Inzonderheid in dezen tijd.
Het Paasfeest is het begin van den laatsten dag. Dat is even vast verbonden aan den laatsten dag als de opkomst van de ster en haar hoogtepunt aan den hemel. En nu moeten wij daarop letten. Het paasfeest is ook een ontzaglijke prediking: Christus komt! Die ster is al opgekomen bij den paasmorgen. Weet ge dit? Rekent gij daarmee? Oorlogen, geruchten van oorlogen enz. De tijd kan dichtbij zijn, dat we Hem plotseling blinkend zien verschijnen. Gelijk een schipper op zee, als zijn schip bij nacht op zee vaart, naar de sterren opziet en aan den stand der sterren weet, of 't al spoedig morgen is, zo moeten wij aan den stand van de blinkende morgenster weten, of de eeuwige morgen al spoedig dagen zal. | |||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||
Waakt en bidt. Die ster stond bij het paasfeest nog heel laag. Net boven de kim. Sindsdien is zij hoog gestegen. De morgen nadert. Zijt gij dan bereid? Want ge ontkomt hem niet! Die Christus heerst, zelfs als Hij in het graf ligt, heerst Hij. De bliksemende morgenster is in Zijn dienst om Hem als blinkende morgenster te doen opgaan. Die engel moet den steen afwerpen. Hij doet dat. Hij wentelt den steen af en gaat er op zitten! Kortom, de engel moet het graf openen! O zeker, Hij kan zelf wel den steen wegwentelen! Maar: de engelen dienen Hem. Ze nemen weg de belemmering. Nu kan Hij blinken. Straks zullen alle engelen Hem dienen, om Hem blinkend te maken. Jubelt gij ook, gemeente, in de verhoging van uw Koning? Het paasfeest is een jubelfeest. Goede Vrijdag was Zijn ondergang. Toen bleef er zo niets blinkends meer van Hem over! Hij is ondergegaan. Bij Zijn geboorte heette Hij de opgang uit de hoogte. Opgang, dat geldt van een ster. Maar bij Zijn dood was 't ondergang geweest. Die ster scheen niet meer. Maar: Godlof - nu wordt 't anders. Hij gaat weer op. De Joden hadden niets anders gedaan dan Zijn glans doven. Maar God laat dien Zoon uit het slijk halen, opdat Hij zou kunnen blinken. Hier ontvangt Hij loon op Zijn arbeid. Dat Hij de blinkende morgenster worden mag, is alleen, omdat Hij Zijn glans heeft laten verdoven door onze zonde. Hij heeft Zijn arbeid verricht. Die wordt hier beloond! Straks volkomen. | |||||||||||
IIIEn nu, gemeente - als de grote sterren blinken, verbleken de kleine. Als 't ware licht blinkt, verbleekt het valse licht. Dat zien we ook hier. We spreken ook, ten derde, van de blekende morgensterren, die schijnen uit de hel. In vier betekenissen komt het woord morgenster voor. De derde betekenis is: zondige wereldmacht! Lees Jesaja 14:12. Daar is sprake van een machthebber van Babel. De koning van Babel had een geweldige macht en grote eer. Maar hij stond antithetisch tegenover het volk van God, vijandig. Hij werd ook genoemd de morgenster. Hoe zijt ge gevallen, gij morgenster, dageraadszoon. | |||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||
Morgenster? Dat is de naam van de Babylonische wereldmacht. En sedert is Babel geworden de naam van alle macht, die vijandig staat tegenover Gods volk: de Kerk. Zo is het nog in Openbaring 18. Gevallen, gevallen is het grote Babylon. Dat Babylon, dat geestelijke rijk is er altijd geweest. Overal, waar de zonde optreedt met autoriteit. Ook in Jezus' dagen! Hier zijn ook vertegenwoordigers van het geestelijk Babylon, van de morgenster, die schijnt uit de hel. Dat zijn de wachters. Rechtstreeks zijn ze aangesteld door Babylon, de wereldmacht, die Jezus Christus gedood had. Zie, gemeente, - ook die Romeinse wereldmacht, ook dat Joodse Sanhedrin konden Babel genoemd worden. Samen hebben ze meegewerkt om Gods Zoon te doden. Babel was het inbegrip van de zonde en van de zondige macht. Welnu, nooit heeft de wereld meer zonde gedaan, dan toen Jezus door haar gegrepen, gedood werd. Nooit ook meer zondige kracht. Gods eigen Zoon heeft zij overmocht. Daarom wordt ook die geestelijke zondemacht morgenster genoemd. Dit blijkt hier wel uit:
Voelt ge wel: 't zijn hier dienaren van den schijn-engel, van het schijn-licht. 't Zijn hier de vertegenwoordigers van de glorie van de menselijke morgenster.
En wat wilden ze nu? Ze wilden zelf glorie. 't Licht, Jezus Christus, wilden ze doven. Satan wist het wel, dat daar iets gezegd was van opstanding. Dat wist Satan beter dan iemand anders. En nu wist Satan ook: dat Jezus Christus zou worden de blinkende morgenster! En dat mocht niet. Satan wil doven het licht van de morgenster Christus. Hij wil de lichten des hemels uitblussen - Hij wil zelf alleen schitteren. | |||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||
Zo gebruikt hij die wachters - o, 't is daar zo stil op dien morgen bij het graf. De wachters zelf vermoeden niets. Maar : wie de ogen open heeft ziet daar een geweldige worsteling van geesten. Het gaat om dat graf. Open zegt God. Dicht zegt Satan. Die ster moet ontdaan worden van de nevel. Opkomen moet die ster zegt God. Neen zegt Satan, zij moet blijven in 't donker. Daarom wordt gezegd: schijnen van de hel. Ontstoken van de hel (Jacobus). Hels licht. En wat zien we nu - daar schiet plotseling neer een bliksemende morgenster - de hemel scheurt, de aarde dreunt en bij dat grote licht beven de wachten. En zie, de morgensterren, die Christus' licht wilden doen bleken, worden zelf blekende morgensterren. Ze vlieden haastig. Hun licht houdt op te schijnen. Ja waarlijk - hun glans schijnt niet meer. De wereldmacht heeft haar glans verloren. Zij moet straks een leugentje bedenken om zich te handhaven. Bij het licht van den engel verbleekte het licht van den menselijken hoogmoedswaanzin. Ook het licht van Satan. Dit is weer een profetie van den laatsten dag. De paasmorgen is nog maar 't begin van het einde. Hier wordt de wereld geoordeeld. De morgenster van Babel verbleekt. De macht, die Christus nu ontvangt, is dan volkomen. Dan zullen alle morgensterren van menselijke glorie voor goed ter aarde vallen. O, wat een triumf. Hier komt maar één engel, één morgenster slechts. Dan vluchten de morgensterren der hel. Wat zal het dan zijn straks. STRAKS, op den jongsten dag, is er niet maar één engel, maar duizenden, tienduizenden. En dan bovenal: de blinkende morgenster! Christus is heerlijker, blinkender dan alle engelen saam. Dan zal men roepen: Bergen valt op ons. Heuvelen bedekt ons. Het paasfeest is ook hier profetie van den opstandingsdag. God laat ze verbleken. Hij roept ze niet terug. Geen: ‘vrees niet’ klinkt. Tot hen zegt hij niet: vrees niet. God wil ze juist doen verbleken. Al wat het licht van den Zoon wil doven, moet zelf verbleken! Zo zal het zijn in den jongsten dag! De ogen dienen daarom open te zijn! Vlied Gods toorn. Hoe staat gij tegenover het vraagstuk van den Christus? Laat gij Zijn licht wel schijnen? Het is weer als bij de geboorte - wij hebben Zijn ster gezien in het Oosten. Nu is het maar de vraag | |||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||
of gij gelooft en gehoorzaamt. De onbekeerden zijn gelijk aan Babel. Christus' licht erkennen ze niet. Hun eigen licht verheerlijken ze. Ontvlucht dan niet die morgenster. Verhard u niet, Uw glans zal toch doven. Uw ster zal ondergaan. Maar die star uit Jacob niet. Die is de zon des heils! En waar die zon zal opgaan, en gij u niet bekeert, daar zult ge met hen vergaan.
Bekeer u! De tijden zijn ernstig: Nog wil men de hemellichten doven. Neen meer: men zegt, dat men 't gedaan heeft. Een Frans minister sprak: Wij hebben de lichten aan den hemel gedoofd. Die wil van de morgenster-Babel werkt nu nog. Maar d' Opperheer, die Zijn geduchten stoel
Op starren sticht, en grondvest op de wolken,
Zal lachen met dat vruchteloos gewoel
En spotten met den waan der dwaze volken.
Ps. 2:2. | |||||||||||
IVWe hebben nu gehoord van de bliksemende, blinkende en blekende morgenster. Tenslotte spreken wij u van de blijdende morgenster. In vier betekenissen komt immers het woord morgenster voor in de Schrift. De vierde betekenis is: het licht in het hart der gelovigen. Dat is de vreugde in het hart van Gods kinderen. Het bewijs daarvoor vinden we in 2 Petr. 1:19: ‘En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, - gij doet wel, dat gij daarop acht hebt als op een licht, schijnend in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de morgenster opga in uw harten!’ De morgenster, in het hart van Gods kinderen ! Hoe is dat te verklaren? Aldus: Petrus spreekt van de prediking, die hij brengt. Hij èn de apostelen prediken Christus, de heerlijkheid van Christus. En nu is dat het profetische Woord. Niet maar het apostolische Woord; ook niet maar het woord van Petrus, maar - het profetische Woord. Dat wil zeggen: Petrus leert niet anders dan wat de profeten gezegd hebben. De aartsvaders, Jesaja, Jeremia, Daniel, Micha, Zacharia, Maleachi. Al die profeten hebben 't gezegd, dat Christus moest lijden | |||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||
en in de heerlijkheid ingaan. Die heerlijkheid predikt Petrus nog en hij is daarmee drager van het profetische Woord. En nu moeten de gelovigen daarop acht nemen. Dat profetische Woord is een licht, schijnende in een duistere plaats. Op 't gebied van het geestelijk leven is dat het licht, dat 't donker verdrijft. Wie zonder dat licht is, die is in donkerheid. Dan heerst ellende en is men troosteloos. Maar wie met dat licht is - die heeft vrede. Voor hem zal de dag aanlichten, 't wordt helder. De dag, dat is blijdschap. En de morgenster zal opgaan in het hart. Totdat de dag aanlichte en de morgenster opga in uw harten. Deze woorden zijn met tranen geschreven. Hier spreekt Petrus uit eigen ervaring. Zijn ervaring. Dat is ook de ervaring van de vrouwen. Wat hadden ze niet in 't donker gezeten, nietwaar. 't Was donker bij 't kruis. Donker bij het graf. Donker al die dagen, geen licht was er. Hoe kwam dat? Het was hun eigen schuld. Ze hadden 't profetische Woord, maar ze hadden 't nog niet. Ook die profetieën hadden ze kunnen lezen. De aartsvaders, Jesaja, Jeremia, Daniel, Micha, Zacharia, Maleachi. Nog meer. Zij hadden nog één profeet er bij gehoord: Jezus Zelf. Die had als profeet ze allen wel gezegd: dat Hij moest lijden; dat Hij moest opstaan. Hoe vaak had Hij daarvan gesproken. Denk aan 't beeld van Jona, den profeet - 't beeld van den tempel. Ook zonder beeld: rechtuit heeft Christus gesproken. Dat Hij gedood zou worden door de overpriesters en dan ten derden dage weder zou opstaan. Maar dat profetisch Woord verstonden ze niet. Daarom was er voor hen geen licht in een donkere plaats. In donkerheid waren ze. Verslagen waren ze.
Maar nu -! Op het paasfeest! Nu zien ze het: De Heer is waarlijk opgestaan. Nu komt een engel zeggen: Vreest gijlieden niet! Gijlieden, dat is in tegenstelling met de wachters. De wachters moesten wel vrezen. Hun morgenster moet ondergaan. Maar bij de vrouwen moet de morgenster opgaan in het hart. Vreest gijlieden niet. En dan gaat de engel verder: Uw Heer is hier niet, uw Heer is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Dat is een herinnering aan het profetische Woord van Jezus zelf. Dat doet Jezus later bij de Emmausgangers. Hij begint ze te onderwijzen uit de Schriften. | |||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||
Dus ook daar weer komt het profetisch Woord. En dan - dan wordt 't helder. De vrouwen zijn nog bedeesd en ontzet. Toch zal 't licht doorbreken. De morgenster komt op. Hij gaat op in uw harten. Dat woord van den engel: gelijk Hij gezegd heeft, is 't eerste begin van den dag der blijdschap. Straks is hij heengegaan. Maar dat licht schijnt al helderder. Eindelijk: de morgenster is aangebroken en daarmee blijdschap. Ja, nu begrepen ze alles. Ook was het profetisch Woord hun vast. Later zullen zij zelf het prediken : Hij is opgewekt naar de Schriften. Dat is: naar het profetisch Woord: Vrees gij niet, want 't licht zal Ik u schenken. Toen Petrus die woorden schreef, heeft hij aan deze ure teruggedacht.
Welnu, voor ons is de lering: Naar dat profetisch Woord terug! Zie, die vrouwen, die discipelen, waren gelovigen. Maar ze hebben te weinig acht gegeven op het profetisch Woord. Vandaar donkerheid! Het licht uit de Schrift schijnt zo nog. Wie bij eigen licht leeft, die heeft het wel donker. Ook wel gelovigen! Want alleen uit de Schrift krijgt men licht. Dit geldt ook inzake het paasevangelie. Hebt gij daar deel aan? Ja? Dan moet gij terug naar het profetisch Woord. Daar kunt ge 't lezen. Als ge met Christus opgewekt zijt, als ge de werken des lichts doet, als ge bedenkt de dingen, die boven zijn, dan hebt gij deel aan het paasevangelie. Anders nog niet. De Schrift zegt, wie de morgenster in het hart heeft en wie niet. Ga met dat profetisch Woord het leven in. De morgenster is nodig! Wij wandelen van nature in 't donker. Bovenal: straks komt het donkere graf. Daar schijnt geen enkele ster. Zult gij dan de morgenster hebben? We moeten terug naar de Schrift. De Schrift zegt: Christus overwon de dood. Hij verwierf het eeuwig leven. Het graf werd verbroken. Satan overwonnen. Die troost is blijvend en doet de morgenster opgaan. Maar dan moeten wij ook daaraan denken! Kunt gij de donkerheid van het graf ingaan? Met het licht van Christus' opstanding! Hij Zelf is de blinkende morgenster, het grote licht! O grote Christus, eeuwig licht,
Niets is bedekt voor Uw gezicht;
Die ons bestraalt, waar wij ook gaan,
Al schijnt geen zon, al licht geen maan.
| |||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||
Wij moeten allen, gelijk die vrouwen, naar het woord van den engel toe. ‘Gelijk Hij gezegd heeft’. Dat is ons genoeg. Dat vraagt geen bewijs meer. Is Zijn Woord u wel een bewijs? Draagt ook gij reeds de morgenster in uw hart? 't Kan alleen door 't profetisch Woord te geloven. Daarop moet gij acht nemen zegt Petrus. Meer niet. - Lydia gaf acht en kreeg de morgenster. Minder niet - het is een acht geven des geloofs. En dan moet ge altijd weer terug naar het profetisch Woord. Hebt ook gij die morgenster? Neen? Ga toch den Heiligen Geest vragen. Of is 't nog maar een smeulend vlaspitje? Ja? - Hij zal 't niet blussen. Die opgestane Christus leeft nog. Hij bidt nog voor Zijn volk. Ook voor de zwakken. Maar dan moet gij Hem ook laten werken. Gij moet u geven onder den invloed van het profetisch Woord. Die morgenster kan wel weer eens doven. Hier op aarde. Ook die vrouwen hebben nog wel donkere dagen gehad nadien. Daarom moet ieder naar dat profetisch Woord. Allen naar dien engel, die predikt. Ook de sterken. Met dat profetisch Woord gaat ook het paaswoord het leven door! Dan wordt eens de heerlijke belofte werkelijkheid. Dan zal Christus dat licht van de morgenster des geloofs doen overgaan in het licht des aanschouwens. De morgenster, die hier begint, is straks volmaakt. Het bewijs daarvoor is: Openbaring 2:28: ‘Die overwint en mijn werken doet, Ik zal hem de morgenster geven’. De morgenster! Alleen hij ontvangt ze straks, die ze hier al heeft. Anders niemand. Daarom moet ge hier, nu naar Christus. Dan gaat 't lichten. Paasmorgen is lichtmorgen. Die morgenster bleekt nooit meer. En zo zal 't eens zijn: vernieuwing van dezen paasdag. Hier zien we: de bliksemende morgenster, die komt. Dan zien we alle bliksemende morgensterren, alle engelen. Dan is daar de herhaling. De wachters vluchten. De wereldmacht vlucht weg. Alle helse morgensterren worden gedoofd. Ze bleken. Alle blijdende morgensterren worden verheerlijkt. Gods volk vertroost. Dan is daar bovenal Christus, de blinkende morgenster, die nooit weer ondergaat. En die zegge tot u en tot mij: Ik zal u de morgenster geven. De morgenster! De eeuwige ster! Want daar is het eeuwig morgen en daar is het eeuwig paasfeest.
Ps. 34:9. Amen. |
|