Preken. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |||||||||||||
De herders naar Bethlehem.Ga naar voetnoot1)Tekst: Lucas 2:15, 16. ‘En het geschiedde, als de engelen van hen weggegaan waren naar den hemel, dat de herders tot elkander zeiden: laat ons dan henengaan naar Bethlehem en laat ons zien het woord, dat geschied is, hetwelk de HEERE ons heeft verkondigd. En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef en het kindeke, liggende in de kribbe.’ Wanneer ge in oude en nieuwe reisbeschrijvingen leest den indruk dien een bezoek aan het heilige land den bezoeker schenkt, dan zal niet het minst u treffen de schildering van het bezoek aan Bethlehem. Bethlehem - de stad Davids. Die stad - dit thans vervallen stedeke - is nog steeds het doel van vele bedevaartgangers. Gelijk Joden hun bedevaart houden naar Jeruzalem - gelijk Muzelmannen hun tocht naar Mekka volbrengen - zo heeft menig Christen een bedevaart ondernomen naar Bethlehem. Denk aan de kruistochten. In die bedevaart ligt op zich zelf iets schoons en heerlijks. Mekka praalde in ongerepte glorie - toen duizenden Mohammedanen daarheen een bedevaart ondernamen - Jeruzalem zou weer de stad worden, de erestad, toen kruisvaarders hun banier daar gingen planten. En Bethlehem werd een vergeten, vervallen plaatsje. Toch treft 't de teerste snaar van de mensenziel. Een bewijs, dat het Christendom de onverschilligheid geestelijk heeft aangeraakt. Toch is daar bij al die bedevaarten ook veel verkeerds. Het menselijk onverstand bederft veel. De vleselijke aanleg gluurt | |||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||
door alles heen. Dat blijkt ook hier. Nog heden ten dage vertellen u de reizigers naar het heilige land, hoe in Bethlehem een kapel is en dat in die kapel, de zg. kapel der geboorte, een zilveren ster in den grond te zien is, en dat daar te lezen staat: Hier is uit de maagd Maria Jezus Christus geboren.
Aandoenlijk, nietwaar? Toch schuilt veel verkeerds daarin! Immers, waarop valt daar de nadruk? Niet op: Jezus Christus is geboren, maar hierop: Hier is Jezus Christus geboren. 't Wordt beschermd als iets dat interessant is. 't Komt dan op de plaats aan. Een historische plek. Maar de historie zelf wordt vergeten. Menigeen is er, die op dat hier den nadruk legt. Dat nu daar die wonderprofeet geboren is! Dat nu daar, waar nu de zilveren ster blinkt, de onooglijke krib gestaan heeft! Hoe interessant! Dat vindt menigeen, ook die voor de geestelijke betekenis geen oog heeft. Daarom moet het bij ons anders zijn. Al zou de plek van den aardbodem verdelgd zijn - al zou elke bedevaart naar Bethlehem onmogelijk zijn - al zouden de wateren van een tweede Dode Zee de plek onttrekken aan het oog - toch moet voor ons de geestelijke gang naar Bethlehem mogelijk blijken. Dat kan alleen, als wij het zwaartepunt leggen niet in de plaats, waar Jezus Christus geboren is, maar op den persoon, die geboren is. Gods Zoon! Dat is gedaan! Eens is daar een bedevaart naar Bethlehem ondernomen, waarbij niet de hoofdzaak was de plaats. De plaats moest nog beroemd worden. Maar 't was te doen om dat kindeke! De herders gingen naar Bethlehem. De gang der herders naar Bethlehem:
Of: Een gang naar Bethlehem:
Psalm 89:7, 15. | |||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||
I.De tijd van den gang der herders naar Bethlehem. Die tijd is aangegeven in de eerste tekstwoorden: als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel. Ze zijn dus gegaan òp het gepredikte woord. Immers: het verband is u bekend. De engelenboodschap werd gebracht eerst door één, toen door een menigte des hemelsen heirlegers, de Engelenzang. Eerst toen kon de bedevaart ondernomen worden. Eerst kwam het gepredikte woord. Die gedachte geldt nog steeds. Hoe zullen zij geloven zonder die hun predikt? Het geloof is uit het gehoor. God heeft Zelf voor de prediking gezorgd. Hij heeft het de gemeente niet zelf laten uitdenken. Dat kan ook trouwens niet, wat geen oog gezien, geen oor gehoord heeft en in geen mensenhart is opgeklommen, dat heeft God bereid dien, die Hem liefhebben. De herders zijn reeds daarin een voorbeeld. Ze volgen niet hun eigen gedachten, doch het gepredikte woord. Ze leggen niets bizonders daarin. Ze doen niets er af, ze voegen niets er bij. Ze nemen het gelijk 't gegeven is. Ze gehoorzamen dan en ze geloven en zijn zo ten voorbeeld.
Evenwel, daar is nog meer. Er is gezegd: ze gaan òp 't gepredikte woord. Dat geeft nog meer te denken, als we letten hierop: a) wie zijn de predikers en b) wie zijn de hoorders. De predikers zijn engelen (Nadat de engelen zijn weggegaan, staat er). De hoorders zijn mensen (herders). Hier is dus de tegenstelling: engelen - mensen. Die tegenstelling komt in onze vertaling niet uit. Want onze vertaling leest: het geschiedde, als de engelen heengegaan waren, dat de herders zeiden. Maar eigenlijk staat er: het geschiedde als de engelen heengegaan waren, dat de mensen, de herders zeiden. De Statenvertaling heeft mensen weggelaten. Men heeft zeker gedacht: mensen is hier ‘overbodig’. Maar het is niet overbodig. Want het gaat hier om een treffende tegenstelling. Als de engelen weggegaan waren zeiden de mensen, namelijk de herders, laat ons heengaan. De tegenstelling is dus: engelen, die prediken, mensen, die horen, geloven. Dat is een treffende tegenstelling. | |||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||
Want de herders zijn de vertegenwoordigers van de gemeente, de eerstelingen van de nieuwtestamentische gemeente, vertegenwoordigers van heel de Kerk. Daarom is de tegenstelling zò: de engelen prediken aan de gemeente. Nu moet de gemeente de engelen antwoorden.
Engelen en mensen, welk een verschil. De engelen zijn onzondige dienaren. De mensen zijn de schuldige, verloren zoon. De verloren zoon is minder geworden dan de getrouwe dienstknechten. Hoe nauwer de band geweest is, hoe scherper de scheiding. De engelen staan dus boven de mensen. Maar zo is het niet altijd geweest. Eigenlijk is de mens zoon, beelddrager van God. En nu wordt de verloren zoon weer teruggevonden zoon. God neemt Zijn zoon weer aan in Christus. Maar dat weet de zoon niet. Daarom moeten de dienaren hem dat vertellen gaan. De herders, de gemeente, konden niet gaan zonder prediking. De dienaren moesten dat eerst zeggen. De dienaren zijn bij den Vader. De zoon niet. Daarom wisten zij het wel, maar de zoon zelf niet, dat de Vader genadig was. Daarom: verootmoedigt u, gij herders, gij gemeente. Want verootmoediging is nodig. De engelenzang is voor ons heerlijk. Maar dat hij nodig was, is onze schande. De dienaren wisten meer van onzen Vader dan wij zonen zelf. Wij zijn vrijwillig weggelopen. Daarom zeggen zij 't ons aan.
Op het gepredikte woord zijn zij gegaan. Daarom danken wij Gods genade, maar ook hebben wij schuld te belijden. In die herders wordt aan de Kerk gepredikt. Wie zijn de eerste hoorders? Herders - tollenaren - zondaren. Troost u daarmee! Het Kerstfeest is het feest der armen! | |||||||||||||
II.Ze gaan dus òp het gepredikte woord! Elke prediking heeft echter een doel. Elke prediking wil treffen! Zo ook deze prediking. Waarom zingen de engelen? Om de herders zelf aan het zingen te brengen. Hun lied wil aan de herders het lied ontlokken. En die bedoeling is bereikt. | |||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||
Onze tweede gedachte is, dat de herders gaan in 't geloof. ‘Laat ons dan heen gaan naar Bethlehem en laat ons zien het woord dat de HEERE ons heeft kond gedaan’. Misschien zegt ge: ja, maar, dan hebben ze nog niet de vreugde. Ze moeten nog verblijd worden. Misschien zegt ge: ze zingen nu nog niet. Ze moeten straks nog leren zingen. Doch dat is verkeerd. Reeds thans jubelt het in hun hart. Immers ze zijn overtuigd: het is zo. De wijze van hun gang (tweede punt) is een gang in het geloof. Dat blijkt uit alles. Hun gaan naar Bethlehem is een zien van het woord, dat geschied is. Ze gaan niet om te zien òf het geschied is. Neen, maar om te zien het woord, het gesprokene, dat geschied is. Ze geloven 't vast en zeker. Bovendien zeggen zij: ‘'t welk de HEERE ons heeft kond gedaan’. Der engelen stem is hun Gods stem. Ze weten, dat God sprak.
We zien dus: ze bezitten historisch geloof. Evenwel: dat is nog niet genoeg. Het geloof is niet alleen: kennen, is niet slechts objectief. Neen, het is ook subjectief, de band aan Christus. Die band is ook bij hen aanwezig: niet slechts de kennis, maar ook het vertrouwen leeft in hun hart. ‘Met haast’ gaan zij. Daarin ligt het vertrouwen. ‘Die geloven haasten niet’, is er gezegd. In zékeren zin echter wel. Als 't er op aankomt te zien, haasten ze wel. Daar is een band aan Christus. Christus is als een magneet. Dat HAASTEN (de spanning der verwachting) kennen de engelen niet. Dit is bij de herders vreugde vòòr de vreugde. Kennis en liefde gaan bij hen samen - dus zij bezitten het zaligmakend geloof.
Nu moeten we even stil staan. Zijn beide elementen ook in u vertegenwoordigd? Kennis met liefde? Alleen 't eerste baat niet. De farizeeën kennen ook de profetie, bladzij voor bladzij. Maar ze geven Herodes advies. Alleen 't tweede baat ook niet. Beide dienen tezamen te zijn. Bovendien: is uw geloven gehoorzamen? De farizeeën zijn wegwijzers, maar de herders wandelen op dien weg. | |||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||
De herders geloofden, omdat Gods stem sprak. De engelenstem was Gods stem. Dat geldt ook voor u. Het engelenlied is verstomd. Toch spreekt God nog door het Woord en door Zijn dienaren. Ook u is vandaag van Godswege het Woord gebracht. Gij moet geloven aan Gods wil.
't Komt er maar op aan, hoe gij 't Woord ontvangt. 't Zelfde Woord heeft in onderscheiden personen een verschillende uitwerking. Herodes gaat moorden. De wijzen gaan aanbidden. Velen verwonderden zich (vs 18) slechts tijdelijk. Maar de herders loven en prijzen God. En Maria is stil eronder. Zo kan 't zijn. 't Ene Woord brengt veel, onderscheiden, toestanden teweeg. De vraag is maar, of wij 't gelovig aannemen.
Volg dan hun geloof na. Wie tot Christus komt, moet geloven, dat Hij is. Wie ongelovig komt heeft geen ware, redelijke, verzekerde religie. 't Moet geen zoeken zijn, maar geloven. Geen bedevaart naar Bethlehem òf 't wel zo is. Geen bedevaart van zoekenden, maar van gelovenden. Als ge niet gelooft, vindt ge ook niet. Een toren is wel te vinden, zonder dat ge 't weet, maar God niet. Bovendien: om der engelen wil past een bedevaart naar Bethlehem in het geloof. Want geloof gerust: de engelen zijn jaloers. Eerst waren de herders jaloers op de engelen. Thans zijn de engelen jaloers op de herders.Ga naar voetnoot2) Hoe, zegt ge. Is dat mogelijk? Zeker. Denk eens even door: Wie heeft meer, het engelenheer òf de herders? Ogenschijnlijk de engelen. Maar in waarheid de herders. Thans zijn zij weer zonen. In genade aangenomen. Nu komt de ervaring. Ze gaan tot de kribbe. Daar ervaren ze de goedheid Gods. Daar ervaren ze de genade. Dat is het. De engelen konden wel prediken, maar niet ervaren. Want zij hebben niet gezondigd. Dat is hun voorrecht. Maar: nu kennen ze ook niet de genade. Ze kennen wel, wat Adam kende vòòr den val: de liefde Gods. Maar de genade kennen zij niet. En toch is dat de hoogste trap van liefde. En nietwaar: ge weet, God brengt den mens door Christus nog | |||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||
dichter bij Zich dan eerst. De zonde is een grote aanklacht. Toch gebruikt God de zonde om nog meer Zich te verheerlijken in genade. Wel, een mens gaat verder. De zoon keert terug. De engelen blijven daarvoor staan. 't Woord genade doet ze duizelen. Ze zijn begerig om in te zien. Daarom zijn de herders, gemeente, RIJKER dan de engelen. Dat spreekt vanzelf. De dienaar, die aan den verloren zoon de boodschap brengt van vader is op dat ogenblik meer dan de zoon. Maar als de zoon den vader in de armen valt, dan staat de dienaar op een afstand. Bij den koning, die bedelaars nodigt, zijn op dat ogenblik de deftige lakeien meer dan de bedelaars. Maar de bedelaars mochten aanzitten, de dienaren moesten helpen. Zo is 't hier ook. De herders, de zonen, genieten Gods genade, ze ervaren die, ze gaan tot Zijn Vaderarmen. De dienaren, de engelen, zijn daarop jaloers. Maar toch is dit geen verterende jaloersheid, neen, ze verblijden zich. Echte dienaars verheugen zich ook in het geluk van des heren zoon.
Dat was een machtig ogenblik. De gemeente gaat tot den Koning, de bondelingen tot hun bondshoofd. Daarom: verwondert u, heilige engelen. Jezus Christus is niet den engelen gelijk geworden, maar Hij is den mensen gelijk geworden. Met de mensen is de gemeenschap inniger, dan met de engelen. Begrijpt ge het nu? De engelen hebben eerst den herders gepredikt. Nu prediken de herders den engelen. De engelen zijn aandachtig, ze bespieden alles vanuit den hemel. Als de herders aanbidden, verheerlijken zij God. De verloren zoon keert terug! De engelen geven het thema van de preek. De herders en de gemeente de uitwerking.
Die uitwerking dient nog steeds te geschieden door alle gelovigen. Alle uitverkorenen hebben nog steeds de herders gevolgd. Werkt gij die preek ook verder uit? Hebt gij ook den engelen wat te antwoorden? Ja? Dan moogt gij God daarvoor danken. En toenemen in kennis. Een leermeester van de engelen wezen. Niet in sleur, maar ge moet anderen ook leren de engelen te preken. | |||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||
Gij moet hen onderwijzen door uw wandel. Herauten weten alles niet. De generaal zegt ze niet alles. De engelen willen daarom van de gemeente verder leren, hoe God verder Zijn plannen afwikkelt. Hebt gij den engelen wat te antwoorden? Neen? Laten de engelen dan eerst u nog onderwijzen. Dan moet ge eerst leerling wezen. Hoor dan het Evangelie der engelen en wees gelovig.
En wees niet wanhopig. Als de zonen Christus aanbidden dan zwijgen de engelen. Openbaring 8:1 leert ons, dat de engelen zwijgen als de gemeente bidt. Daar was ook een heilige stilte in den hemel, toen de herders het kind aanbaden. Een stilte, die jubel inleidde. Zo is het nog. Ook voor u heeft een engel respect, als ge maar gelooft. Zeg niet: ik ben te onaanzienlijk. De herders waren ook gering. God wil juist geringen groot maken. Komt, weest dan niet ongelovig, maar gelovig. De herders geloofden vast en zeker, ze waren heilig overtuigd. Wat zullen ze gezongen hebben! Zingen wij dan mee 't lied van Gods trouw: 't Is trouw al wat Hij ooit beval;
Het staat op recht en waarheid pal,
Als op onwrikb're steunpilaren.
Hij is het, Die verlossing zond
Aan al zijn volk; Hij zal 't verbond
Met hen in eeuwigheid bewaren.
Ps. 111:5. | |||||||||||||
IIITenslotte zien wij dan de vrucht van hun opgang. Zij aanschouwen het kind! Ze vonden Maria en Jozef en het kindeke, liggend in de kribbe. Wat een heerlijkheid om dat te aanschouwen! Welk een volgorde ook: Maria - Jozef - het kindeke. Wij zouden zeggen: die volgorde moest precies andersom zijn. Maar: 't moest nog zo! Maria en Jozef waren nog hoofdpersoon. Zo is het bij de geboorte vernedering, want Jozef en Maria zijn hoofdpersoon, terwijl Jezus nog bijfiguur blijft. | |||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||
Maar 't wordt anders. Bij Golgotha reeds. Dáár is Jezus de hoofdpersoon en Maria een bijpersoon. Bij Bethlehem zorgt Maria voor Jezus. Bij Golgotha zorgt Jezus voor Maria. Eens wordt het zo: het kindeke - èn Jozef en Maria. Dan is Hij geheel hoofdpersoon. En zij zijn bijfiguren. Zij schitteren om Hem, ze zijn glorieus om Hem.
Welnu - zien wij dan ook als de herders Jezus als hoofdpersoon. Ga ook ter bedevaart. Zegt niet: hadden wij 't ook maar gezien! Gij kunt 't geloven. Wie een bedevaart naar Bethlehem doet, die onderneemt straks ook een bedevaart naar Golgotha. De wereld wil wel naar Bethlehem, maar niet naar Golgotha. Zij wil wel Kerstfeest, maar geen Goeden Vrijdag. Dan zijn beide mislukt. Wij gaan naar beide. Naar Bethlehem om Golgotha. De herders gingen nog naar Golgotha om Bethlehem. Wij doen het andersom. Want we moeten Golgotha begrijpen om Kerstfeest te vieren.
Straks zijn de herders in den hemel bij de grote schare, die niemand tellen kan. De mens is met het gelaat naar boven gekeerd. Maar dat is door de zonde verdwenen. Nu wordt God, Die naar beneden zag, mens. Nu kan Hij weer ons mensen maken. Tenslotte. De herders ondernamen een bedevaart naar Bethlehem voor 't eerst. Jaren aaneen, eeuwen aaneen heeft men hen gevolgd. Reeds heel wat bedevaarten werden ondernomen. Maar eens zal dat onmogelijk zijn. Bethlehem zal straks van de aarde verdwijnen. De nieuwe aarde komt. De elementen, ook van Bethlehems grond, zullen vergaan. Dat moet ook. Het laatste spoor van 's Heeren vernedering moet weg. Maar dan geen nood! Dan komt een hoger Bethlehem, het hemels Bethlehem. Daarheen zijn we op weg! Geen bedevaarten zijn meer nodig. Ons bidden wordt verhoord. Doch wij komen daar wel om te aanschouwen. Daar wordt méér gezien dan de herders zagen! De herders zagen het kind in de kribbe. Daar zien wij den koning in Zijn schoonheid! Amen. |
|